Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2002, 325 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2002, 325 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 januari 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5140648/01/6;
Gelet op artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 maart 2002, nr. W03.02.0051/I/K);
Gezien het nader rapport van de Minister van Justitie van 10 juni 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5160434/02/6;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie van het Koninkrijk;
b. optie: verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in hoofdstuk 3 en artikel 28 van de Rijkswet op het Nederlanderschap en in artikel V, eerste lid, van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618);
c. naturalisatie: verlening van het Nederlanderschap als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
1. Voor de behandeling van een verklaring van optie is in Nederland een bedrag van 110 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 185 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 185 Arubaanse florin.
2. In geval van gelijktijdige verklaringen van optie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag verhoogd in Nederland met een bedrag van 91 euro, in de Nederlandse Antillen met een bedrag van 153 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba met een bedrag van 153 Arubaanse florin.
1. Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in Nederland een bedrag van 272 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 457 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 457 Arubaanse florin.
2. Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in geval van min- en onvermogen van de aanvrager in Nederland een bedrag van 159 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 267 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 267 Arubaanse florin. Onze Minister regelt voor elk der landen van het Koninkrijk de gevallen waarin sprake is van min- en onvermogen en de wijze waarop deze toestand kan worden bewezen.
3. In geval van gelijktijdige verzoeken tot naturalisatie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, wordt het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag in Nederland verhoogd met een bedrag van 91 euro, in de Nederlandse Antillen met een bedrag van 153 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba met een bedrag van 153 Arubaanse florin.
1. Geen betaling is verschuldigd indien het betreft de verklaring van optie of het verzoek tot naturalisatie:
a. van een minderjarige, mits het betreft een verklaring of een verzoek als bedoeld in artikel 6, zevende lid, of 11, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
b. van een persoon die ingevolge de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld.
2. Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting tot betaling van het verschuldigde bedrag, indien het betreft het verzoek tot naturalisatie:
a. van een minderjarige die zelfstandig een verzoek indient;
b. van een persoon die ingevolge een administratieve vergissing reeds meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;
c. van een persoon die op grond van het staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.
3. Het tweede lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing op de behandeling van een verklaring van optie.
4. Geen ontheffing wordt verleend indien de vergissing, bedoeld in het tweede lid, onder b, het gevolg is van frauduleus of onzorgvuldig handelen van de verzoeker.
5. Onze Minister kan de bevoegdheid, bedoeld in het tweede en derde lid, mandateren aan degene bij wie de verklaring van optie moet worden afgelegd of het verzoek tot naturalisatie moet worden ingediend. Met betrekking tot buiten het Koninkrijk afgelegde verklaringen van optie en ingediende verzoeken tot naturalisatie, kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken de bevoegdheid, bedoeld in het tweede en derde lid, mandateren aan de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten.
1. Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in Nederland, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene zijn verklaring van optie aflegt of verzoek tot naturalisatie indient.
2. Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in de Nederlandse Antillen, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de regering van de Nederlandse Antillen.
3. Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in Aruba, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de Gouverneur van Aruba.
4. Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend buiten het Koninkrijk, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan bij het daartoe door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen hoofd van de diplomatieke of consulaire post.
5. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan.
Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen een periode van zes weken na de ontvangst van de verklaring van optie of het verzoek tot naturalisatie, dan wordt de verklaring of het verzoek buiten behandeling gesteld. Indien wordt verzocht om ontheffing van de verplichting tot betaling als bedoeld in artikel 4, tweede of derde lid, wordt deze termijn opgeschort tot de dag waarop op deze verklaring of dit verzoek is beslist.
1. De burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen en de Gouverneur van Aruba, behouden de wegens de verklaring van optie ontvangen gelden ter vergoeding van de gemaakte kosten. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de gelden, bedoeld in de eerste zin, af aan de Minister van Buitenlandse Zaken op de door deze daartoe bepaalde wijze en tijdstippen.
2. Met betrekking tot de verklaringen van optie, bedoeld in artikel 4, derde lid, kan Onze Minister de burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen, de Gouverneur van Aruba of het hoofd van de diplomatieke of consulaire post op hun verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient het verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
1. De burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen en de Gouverneur van Aruba, dragen de wegens de verzoeken tot naturalisatie ontvangen gelden onder aftrek van het bedrag, genoemd in het tweede lid, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen aan Onze Minister af. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de gelden, bedoeld in de eerste zin, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen af aan Onze Minister door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
2. De afdrachtplichtige ontvangt voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, een vergoeding van 110 euro, 185 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 185 Arubaanse florin. Voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, ontvangt de afdrachtplichtige een vergoeding van 201 euro, 338 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 338 Arubaanse florin. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt geen vergoeding plaats. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan Onze Minister de afdrachtplichtige op zijn verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient een verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
3. De afdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder overlegging van een lijst met de namen van de personen, die een verzoek tot naturalisatie hebben ingediend.
4. Onze Minister regelt bij ministeriële regeling de wijze waarop de juistheid van de afgedragen bedragen wordt vastgesteld.
1. De bedragen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 8, worden jaarlijks per 1 januari gewijzigd met een door Onze Minister vast te stellen percentage, dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen het indexcijfer van de cao-lonen per maand, inclusief bijzondere uitkeringen, van volwassenen, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op 30 september van enig jaar en voor de eerste maal, al dan niet voorlopig, wordt bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het overeenkomstige indexcijfer in het voorafgaande jaar.
2. Het wijzigingspercentage wordt afgerond op tienden van een procent. Daarbij vindt, indien van het in het eerste lid bedoelde procentuele verschil het tweede of een volgend cijfer achter de komma vijf of hoger bedraagt, voor wat betreft die cijfers afronding naar boven plaats.
3. De overeenkomstig het eerste lid gewijzigde bedragen worden afgerond op hele euro's, Nederlands-Antilliaanse guldens dan wel Arubaanse florin, waarbij bedragen eindigend op 50 cent of meer naar boven worden afgerond.
4. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, en de bedragen, bedoeld in het derde lid, worden door Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Aruba.
1. Het Besluit naturalisatiegelden 19971 wordt ingetrokken.
2. Op naturalisatieverzoeken die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijft het in het eerste lid genoemde besluit van toepassing.
Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2002
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Dit besluit vervangt het Besluit naturalisatiegelden 1997. Vervanging was nodig, omdat bij Rijkswet van 21 december 2000 (Stb. 618) de procedure met betrekking tot opties is gewijzigd en in verband daarmee ook – anders dan voorheen – voor het afleggen van optieverklaringen leges zijn verschuldigd. Dit besluit geeft, evenals het Besluit naturalisatiegelden 1997, voor de drie delen van het Koninkrijk een regeling voor de heffing van alle aan het Rijk verschuldigde optie- en naturalisatiegelden.
De optie- en naturalisatiegelden worden geheven ter vergoeding van de kosten gemaakt ter beoordeling van de optieverklaring en het naturalisatieverzoek. Zij hangen direct samen met de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap dan wel het bij koninklijk besluit te nemen naturalisatiebesluit. De gelden kennen daarom een voor het gehele Koninkrijk gelijkluidende tariefstructuur. De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd alvorens een verklaring van optie of verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in behandeling wordt genomen. De betaling zal in Nederland plaatshebben bij de autoriteit die die verklaring of dat verzoek in ontvangst neemt, namelijk de burgemeester, in de Nederlandse Antillen bij de regering en in Aruba bij de Gouverneur. De ontvangende autoriteit kan zelf de wijze van betaling vaststellen. Indien een optieverklaring of naturalisatieverzoek buiten het Koninkrijk wordt afgelegd c.q. ingediend, geschiedt de betaling bij een daartoe door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen hoofd van de diplomatieke of consulaire post.
De ontvanger mag van de ontvangen gelden in het kader van een naturalisatieverzoek een in dit besluit genoemd bedrag inhouden dat ter dekking dient van de door hem gemaakte kosten. Het resterende bedrag verzendt de ontvanger aan het ministerie van Justitie ter dekking van de kosten van de verdere afdoening. De in het kader van het afleggen van een verklaring van optie ontvangen gelden, behoeven niet te worden afgedragen. De behandeling en de beslissing op de verklaring van optie ligt immers geheel in handen van de ontvangende instantie.
Het gewone tarief van optie is vastgesteld op 110 euro dan wel, indien de verklaring in de Nederlandse Antillen of Aruba wordt afgelegd, 185 Nederlands-Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. Het tarief voor een gemeenschappelijk verzoek bedraagt 201 euro dan wel, indien de verklaring in de Nederlandse Antillen of Aruba wordt afgelegd, 338 Nederlands-Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin.
Het gewone tarief van naturalisatie is vastgesteld op 272 euro dan wel in de Nederlandse Antillen en Aruba 457 Nederlands-Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. Het verminderd tarief bedraagt 159 euro dan wel, indien het verzoek in de Nederlandse Antillen of Aruba wordt ingediend, 267 Nederlands-Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. Het tarief voor een gemeenschappelijk verzoek (verzoek van van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven) bedraagt 363 euro, en in de Nederlandse Antillen en Aruba 610 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel Arubaanse florin. Het tarief voor een gemeenschappelijk verzoek van een min- of onvermogend paar is 250 euro, en in de Nederlandse Antillen en Aruba 420 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel Arubaanse florin.
Voor elke behandeling van een enkelvoudig naturalisatieverzoek ontvangt de instantie die het verzoek in ontvangst neemt, een bedrag van 110 euro en in de Nederlandse Antillen en Aruba 185 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel Arubaanse florin; het restant wordt afgedragen aan het ministerie van Justitie. Voor de behandeling van een gemeenschappelijk naturalisatieverzoek ontvangt de instantie die het verzoek in ontvangst neemt, een bedrag van 201 euro en in de Nederlandse Antillen en Aruba 338 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel Arubaanse florin. Deze bedragen worden kostendekkend geacht voor zowel de bemoeienissen van de ontvangende instantie als die van het ministerie van Justitie. Ook het tarief voor een gemeenschappelijk verzoek wordt kostendekkend geacht. Een gemeenschappelijk verzoek vereist voor de ontvangende instantie vrijwel eenzelfde inspanning als een geval waarbij er twee enkelvoudige verzoeken worden ontvangen, terwijl het gemeenschappelijk verzoek van het ministerie van Justitie een behandeling vereist die vrijwel gelijk is aan die van een enkelvoudig verzoek.
In de gevallen genoemd in artikel 4, eerste lid, is de behandeling van de verklaring van optie dan wel het verzoek tot naturalisatie kosteloos. In andere bijzondere gevallen, genoemd in artikel 4, tweede lid, kan de Minister van Justitie bepalen dat aan de behandeling van het naturalisatieverzoek voor de verzoeker geen kosten verbonden zullen zijn. Deze mogelijkheid bestaat ook in geval van de behandeling van een verklaring van optie (artikel 4, derde lid). Het geringe aantal kosteloze opties en naturalisaties maken een bijzondere afdrachtregeling tussen de instantie die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt en het Rijk overbodig; in voorkomende gevallen treden deze twee partijen in overleg over de vergoeding van de gemaakte kosten.
Opgemerkt wordt dat in het Besluit naturalisatiegelden 1997 alleen bedragen in guldens werden vermeld. Indien een verzoek in de Nederlandse Antillen of Aruba werd ingediend, behoorde de tegenwaarde van het guldenbedrag in Nederlands-Antilliaanse gulden of Arubaanse florin te worden voldaan. In dit besluit worden, net zoals bijvoorbeeld in het Besluit paspoortgelden, ten behoeve van de duidelijkheid de bedragen in Nederlands-Antilliaanse gulden en Arubaanse florin expliciet genoemd. Dit brengt mee dat bij een substantiële wijziging van de thans gehanteerde waardeverhouding tussen de euro en de Nederlands-Antilliaanse gulden respectievelijk Arubaanse florijn de bedragen aangepassing kunnen behoeven.
De vastgestelde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met een door de Minister van Justitie vast te stellen percentage (artikel 9). Richtsnoer is daarbij de ontwikkeling van de lonen.
Voor het afleggen van een verklaring van optie zijn leges verschuldigd. Hetgeen hieronder bij artikel 3 wordt opgemerkt over naturalisatieverzoeken, geldt in gelijke mate voor de verklaringen van optie.
Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot naturalisatie zijn naturalisatiegelden verschuldigd. De hoogte van het verschuldigde recht staat op dat tijdstip in het algemeen vast. De hoogte van het gewone tarief en van het tarief voor gemeenschappelijk verzoek, de vrijstelling voor kinderen en voor als Nederlander behandelde Molukkers is eenvoudig vast te stellen. Indien de verzoeker meent voor verminderd tarief in aanmerking te komen, zal hij de daarvoor vereiste documenten moeten tonen. Kan hij dat niet, ook niet nadat hij in de gelegenheid is gesteld alsnog de ontbrekende documenten te verschaffen, dan zal hij het gewone tarief dienen te voldoen.
Indien bij het indienen van het verzoek tot naturalisatie reeds blijkt dat de betrokkene niet voldoet aan vereisten van objectieve aard, zoals aan de vereisten van leeftijd of van de rechtsgeldigheid of duur van het verblijf, zal de verzoeker worden ontraden zijn verzoek in te dienen. Dient hij op dat moment zijn verzoek niet in, dan zullen er vanzelfsprekend geen rechten in rekening worden gebracht. Wenst hij zijn verzoek wel in te dienen, dan zijn rechten verschuldigd, ongeacht de uitkomst van het verzoek.
Eerst na ontvangst van de betaling wordt het ingediende verzoek in behandeling genomen (zie artikel 6). Ongeacht het verdere verloop van de procedure – toewijzing, afwijzing of intrekking van het verzoek nadat de behandeling is begonnen – zijn de rechten verschuldigd betaald.
Een verminderd tarief van 159 euro dan wel 267 Nederlands-Antilliaanse gulden of Arubaanse florin, is verschuldigd in geval van min- en onvermogen van de verzoeker. Elk van de drie Koninkrijksdelen heeft eigen criteria ontwikkeld om die vermogensstatus vast te stellen. In de ministeriële regeling die aangeeft op welke wijze die status moet worden bewezen, zal worden aangesloten bij de in de drie landen bestaande wijzen van vaststelling. Voor Nederland zal die status worden vastgesteld aan de hand van de verklaring omtrent het inkomen en vermogen. Voor wat de Nederlandse Antillen en Aruba betreft zal worden aangesloten bij de in die landen geldende regelingen ter zake van de verlening van kosteloze rechtskundige bijstand welke regelingen op dit punt aanhaken aan de in die landen geldende bepalingen omtrent het minimumloon.
Uit de praktijk van de vorige regeling is reeds gebleken dat er gevallen voorkomen waarin het in de rede ligt algehele vrijstelling van de optie- en naturalisatiegelden te verlenen. Deze gevallen worden in hun algemeenheid in artikel 4 vermeld. In het eerste lid zijn de gevallen genoemd waarin altijd vrijstelling wordt verleend en in het tweede en derde lid de gevallen waarin ontheffing kan worden verleend.
Zo delen minderjarigen doorgaans in de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap van hun ouder of ouders. Teneinde ongeacht het aantal kinderen de kosten van optie of naturalisatie voor deze ouder of ouders op een redelijk peil te houden, behoeven voor deze kinderen geen leges te worden betaald.
Op grond van artikel 6 van de gewijzigde Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 2000, 618) kunnen kinderen zelfstandig door optie het Nederlanderschap verkrijgen. Ook kunnen op grond van artikel 11 van de gewijzigde Rijkswet minderjarigen in bepaalde gevallen zelfstandig worden genaturaliseerd, doorgaans om hun de nationaliteit te verlenen die hun ouders reeds bezitten. Ook is in bijzondere gevallen naturalisatie op grond van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap mogelijk. In geval van een verklaring van een zelfstandige optie of een verzoek om een zelfstandige naturalisatie van minderjarigen – op grond van deze bepalingen van de Rijkswet – is er geen reden om met betrekking tot de optie- en naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van de zelfstandige optie of naturalisatie van een meerderjarige. Wel zal in dit geval de Minister van Justitie de mogelijkheid hebben in bijzondere gevallen een ontheffing van de betaling van de optie- en naturalisatiegelden te geven teneinde te voorkomen dat binnen eenzelfde gezin om financiële redenen verschillen in nationaliteit bestaan.
Ook personen die ingevolge de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld, dienen voor kosteloze optie of naturalisatie in aanmerking te komen. In geval van naturalisatie van Molukkers brengt het uitgangspunt van de Wet van 9 september 1976 (Stb. 1976, 468) betreffende de positie van Molukkers mee dat deze personen bij een naturalisatieverzoek of optieverklaring geen recht verschuldigd zijn.
Verder zal van personen die ingevolge een administratieve vergissing reeds geruime tijd als Nederlander zijn aangemerkt, niet steeds betaling van optie- of naturalisatiegelden gevorderd kunnen worden. In het bijzonder betreft dat de gevallen waarin die vergissing aan de administratie zelf te wijten is. Is de administratieve vergissing het gevolg van een frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokken persoon, dan zal er geen reden zijn om deze persoon kosteloos voor optie in aanmerking te laten komen of kosteloos te naturaliseren, zo hij al voor naturalisatie of optie in aanmerking komt.
Minder voorkomende gevallen waarin de verschuldigdheid van naturalisatiegelden niet vanzelfsprekend is, zijn de naturalisatie om redenen van staatsbelang en de naturalisatie wegens verdiensten voor de staat, zoals bijvoorbeeld die van personen die tijdens de tweede wereldoorlog belangrijk verzetswerk hebben verricht of aan geallieerde kant hebben gediend. Ook in deze gevallen kan de Minister van Justitie ontheffing van betaling verlenen.
De in artikel 4, tweede en derde lid, toegekende bevoegdheden kan de Minister op grond van het vijfde lid van dit artikel mandateren aan de uitvoerende instanties onder aanwijzing van de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin die vrijstelling gegeven kan worden. In de gevallen waarin de optieverklaring of het naturalisatieverzoek buiten het Koninkrijk wordt afgelegd c.q. ingediend, geschiedt de mandatering in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken. De bevoegdheid tot mandatering vloeit voor zover Nederland betreft voort uit de Algemene wet bestuursrecht. Zij is hier in het bijzonder met het oog op de rechtsbedeling in de Nederlandse Antillen en Aruba vermeld.
De verklaring van optie en het verzoek tot naturalisatie worden afgelegd c.q. ingediend bij de burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen, Gouverneur van Aruba of het hoofd van de diplomatieke of consulaire post. Zij zullen namens de Minister van Justitie de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden innen, eventueel door aan te geven op welke rekening deze gelden gestort moeten worden. Ten behoeve van een efficiënte en snelle behandeling van de optieverklaring dan wel het naturalisatieverzoek is betaling in termijnen niet mogelijk.
Met betrekking tot de ontvangen optiegelden vindt geen afdracht plaats aan de Minister van Justitie. De behandeling en de beslissing op de verklaring van optie ligt immers geheel in handen van de ontvangende instantie. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de ontvangen optiegelden af aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
In geval van naturalisatie moeten na aftrek van de in artikel 8, tweede lid, genoemde bedragen, de ontvangen naturalisatiegelden aan de Minister van Justitie worden overgemaakt. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de genoemde bedragen af aan de Minister van Justitie door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken. De Minister van Justitie zal in een nadere regeling aangeven op welke wijze die overboeking plaats moet vinden, en met welke frequentie.
Zoals uit het Besluit verkrijging en verlies volgt, wordt vóór de aanvang van de behandeling van een optieverklaring of naturalisatieverzoek beoordeeld of en, zo ja, welk bedrag betrokkene aan optie- of naturalisatierecht is verschuldigd. Vanaf het tijdstip van indiening heeft de betrokkene een termijn van zes weken om tot betaling over te gaan. In geval van niet-betaling van het verschuldigde recht wordt na verloop van deze termijn van zes weken de verklaring of het verzoek buiten behandeling gesteld. Stelt de betrokkene alsnog prijs op verkrijging of verlening van het Nederlanderschap, dan zal hij een nieuwe verklaring of nieuw verzoek moeten indienen.
De termijn van zes weken vangt aan op het tijdstip, waarop de verklaring of het verzoek in ontvangst wordt genomen; op dat moment wordt doorgaans ook de hoogte van het te betalen recht bepaald. Voor personen, die van mening zijn in aanmerking te komen voor verminderd tarief, maar de daarvoor benodigde bescheiden niet kunnen overleggen bij de indiening van het naturalisatieverzoek, zal het tarief op 272 euro dan wel 457 Nederlands-Antilliaanse gulden of Arubaanse florin respectievelijk 363 euro dan wel 610 Nederlands-Antilliaanse gulden of Arubaanse florin worden gesteld. Zij kunnen om die reden alsnog afzien van indiening van het verzoek, in het bijzonder in het geval dat de aanvulling van het ontbrekende document niet eenvoudig is te herstellen. Hen kan een korte termijn worden toegestaan om het gebrek te herstellen, indien dat herstel eenvoudig is.
Betreft het verzoek een persoon die in aanmerking wil komen voor een gehele ontheffing van de betaling als bedoeld in artikel 4, tweede of derde lid, dan wordt de termijn van zes weken opgeschort tot de dag waarop op dit verzoek is beslist.
Naar aanleiding van een gehouden evaluatie-onderzoek is de behoefte gebleken aan een jaarlijkse indexering van de vastgestelde bedragen. Dit teneinde te bewerkstelligen dat de leges kostendekkend blijven. Jaarlijks wordt het indexeringspercentage en de op basis van dit percentage geïndexeerde bedragen door de Minister van Justitie gepubliceerd in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Aruba.
De kosten van de behandeling van een optieverklaring en naturalisatieverzoek zijn voor het grootste gedeelte afhankelijk van de loonkosten van de ambtenaren die met de behandeling zijn belast. Onder ogen is gezien dat het daarbij wenselijk is bij de indexering tevens rekening te houden met de inkomensontwikkeling van de optanten en naturalisandi, teneinde optie en naturalisatie betaalbaar te houden. Daarom is als maatstaf genomen het indexcijfer van cao-lonen per maand (inclusief bijzondere beloningen) van volwassenen, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op de laatste werkdag van elke kalendermaand en voor de eerste maal, al dan niet voorlopig, wordt bekend gemaakt door dit Bureau. Bij de samenstelling van dit indexcijfer wordt behalve met de ontwikkeling van de salarissen bij de overheid, ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de salarissen in het bedrijfsleven en met de ontwikkeling van de salarissen in andere sectoren. Het wijzigingspercentage wordt afgerond op één decimaal achter de komma. Als een tweede of volgend cijfer achter de komma een vijf of hoger is, wordt afgerond naar boven. De aan de hand van het vastgestelde percentage gewijzigde bedragen worden ten behoeve van een efficiënte en snelle betaling afgerond op hele euro's danwel Nederlands-Antilliaanse guldens of Arubaanse florin. Indien het op grond van het wijzigingspercentage vastgestelde bedrag eindigt op 50 cent of meer, wordt naar boven afgerond.
Deze regeling is slechts van toepassing op verzoeken tot naturalisatie die zijn ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Ten aanzien van opties is een dergelijke bepaling niet nodig, omdat het Besluit naturalisatiegelden 1997 alleen van toepassing is op verzoeken tot naturalisatie.
Omdat de mogelijkheid van het indienen van een naturalisatieverzoek om organisatorische redenen door de overheid kan worden uitgesteld, kan onder omstandigheden als tijdstip van het indienen van een verzoek worden genomen het tijdstip waarop de betrokken persoon zich bij de administratie meldt teneinde het naturalisatieverzoek te doen. Op deze wijze wordt het in sommige gemeenten gebruikelijke afsprakensysteem, dat de datum van de inontvangstneming van het verzoek afhankelijk van de toevallige werklast enige weken kan vertragen, niet ten laste van de betrokken persoon gebracht.
De invoering van dit besluit houdt mede verband met de inwerkingtreding van de gewijzigde Rijkswet op het Nederlanderschap in elk van de drie landen van het Koninkrijk. Deze landen lopen daarbij mogelijk niet in gelijke tred. De invoering van dit besluit zal daarom in elk van de drie landen op een ander tijdstip moeten kunnen plaatshebben.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-325.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.