2019D32604

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 augustus 2019

Uw Kamer heeft mij verzocht u te informeren over de reactie op het schriftelijke verzoek van dhr. O. In zijn brief vraagt dhr. O. specifiek aandacht voor de groep veteranen die tijdens de missie gewond is geraakt. Hierbij uit dhr. O. kritiek op Defensie vanwege het door hem ervaren gebrek aan interesse vanuit Defensie voor «zieke» veteranen. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

Met het veteranenbeleid wil Defensie onder meer de erkenning van de verdiensten van veteranen als dhr. O. bevorderen. Gelijktijdig wil Defensie de bijzondere zorg waarborgen voor veteranen en hun relaties. In de Veteranennota bericht ik uw Kamer jaarlijks over de behaalde resultaten en werkzaamheden op het gebied van het veteranenbeleid (Kamerstuk 30 139, nr. 218).

Op 1 mei jl. heeft een vertegenwoordiger van de Hoofddirectie Personeel, in aanwezigheid van een begeleidster van de gemeente, een gesprek gevoerd met dhr. O. In het gesprek zijn onder meer de diverse mogelijkheden besproken die Defensie biedt aan veteranen om in contact te komen met andere veteranen en specifiek de reeds bestaande contactmomenten voor veteranen en Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers. Dhr. O. heeft daarbij aangegeven dat hij gezien zijn persoonlijke problematiek en omstandigheden er niet voor kiest gebruik te maken van deze gelegenheden.

Aanvullend is gesproken over de behoefte van dhr. O. aan een meer ervaren zorgcoördinator. Hier wordt binnen een afzienbare termijn invulling aan gegeven. Tijdens het gesprek zijn tevens afspraken gemaakt voor het vervolgcontact die tot wederzijdse tevredenheid hebben geleid. Defensie blijft de afspraken die zijn gemaakt met dhr. O. bewaken.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven