34 775 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Nr. 33 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 23 november 2017

De vaste commissie voor Defensie heeft op 13 november 2017 overleg gevoerd met mevrouw Visser, Staatssecretaris van Defensie, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 (Kamerstuk 34 775 X);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 34 775 X, nr. 15);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 19 september 2017 ter aanbieding van het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2017 (Kamerstuk 27 830, nr. 206);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2017 (Kamerstuk 27 830, nr. 207);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 19 september 2017 inzake de inzetbaarheidsrapportage 2017 (Kamerstuk 33 763, nr. 133);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over de inzetbaarheidsrapportage 2017 (Kamerstuk 33 763, nr. 135);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 29 augustus 2017 inzake samenwerking met Duitsland op het gebied van grondgebonden lucht- en raketverdediging (Kamerstuk 33 279, nr. 22);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 5 juli 2017 inzake de stand van zaken baliewerkplekken van de Koninklijke Marechaussee op Eindhoven Airport (Kamerstuk 30 176, nr. 35);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 29 juni 2017 inzake het MRTT-samenwerkingsprogramma (Kamerstuk 27 830, nr. 204);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 20 september 2017 inzake opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting vorming Defensie Helikopter Commando (Kamerstuk 31 516, nr. 21);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 19 september 2017 met de reactie op de motie-Knops/Van den Bosch over het verruimen van uitzonderingsgronden op het verplicht internationaal aanbesteden (Kamerstuk 31 125, nr. 78);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 5 oktober 2017 met aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2018 van het Ministerie van Defensie (Kamerstuk 34 775 X, nr. 11);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 9 november 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2018 van het Ministerie van Defensie (Kamerstuk 34 775 X, nr. 18);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 26 oktober 2017 inzake het project Chinook Vervanging en Modernisering (Kamerstuk 27 830, nr. 208);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 26 oktober 2017 inzake de jaarrapportage helikopters (Kamerstuk 25 928, nr. 75).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, De Lange

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Mittendorff

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Belhaj, Van den Bosch, Ten Broeke, Bruins Slot, Diks, Ploumen en Popken,

en mevrouw Visser, Staatssecretaris van Defensie.

Aanvang 14.31 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag, ik open dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Defensie. Dit is onze tweede ontmoeting vandaag met de Staatssecretaris van Defensie, die wij wederom van harte welkom heten, samen met haar ambtenaren. Daar zitten wel een paar andere gezichten bij, maar dat is ook logisch want vanmiddag gaan wij het hebben over materieel en vanochtend hadden wij het over personeel. De aanwezige Kamerleden van de verschillende partijen zijn wel dezelfden als hedenochtend. Zij weten al wat ik u nu nog even ga toelichten, namelijk dat er bij een wetgevingsoverleg een wat andere volgorde wordt gehanteerd dan u wellicht gewend bent bij een algemeen overleg, namelijk de zogenaamde begrotingsvolgorde. Dat betekent dat wij eerst de grootste oppositiepartij aan bod laten komen, de PVV, en daarna de grootste coalitiepartij, de VVD, om vervolgens weer de daarna grootste oppositiepartij te laten spreken, GroenLinks, en zo werken we het schema af. Ook zijn er indicatieve spreektijden, die ik van tevoren zal meedelen. De Kamerleden weten dat. Die spreektijden zijn voor hun eerste en tweede termijn gezamenlijk. Er kunnen ook moties ingediend worden. Dat ziet u doorgaans niet in deze zaal. Dat kan vandaag wel, en dat doen wij doorgaans in een tweede termijn.

Daarmee heb ik alle huishoudelijke mededelingen gedaan, en zou ik graag zonder verdere vertraging het woord willen geven aan mevrouw Popken van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Zij heeft volgens onze telling negen minuten spreektijd voor haar eerste en tweede termijn. Zij geeft aan dat zij geen waarschuwing hoeft als haar spreektijd bijna afgelopen is. Dan geef ik haar without further ado het woord.

Mevrouw Popken (PVV):

Dank, voorzitter. Met de aankopen van het materieel voor de komende jaren zal duidelijk worden welke kant Defensie op zal gaan. In de ogen van mijn fractie staan we dan ook op een belangrijk keerpunt in onze militaire geschiedenis. Nadat ons leger in 1940 vernederd werd bij het beschermen van onze eigen grenzen, investeerde Nederland fors in de Koude Oorlog. Na het vallen van de Muur dachten de eurofielen dat verregaande EU-samenwerking altijd vrede en veiligheid zou brengen, en werd stapje voor stapje Defensie afgeschaald. Maar nu leven we in andere tijden. De bevolking schreeuwt om meer veiligheid en Nederland en zijn buurlanden staan onder grote veiligheidsdruk, niet zozeer door een vijand die je kunt aanwijzen op een kaart maar door terroristen met een verderfelijke ideologie. Hierdoor, en door spanningen wereldwijd, moet Defensie klaar zijn voor een nieuw tijdperk. Daar praten we vandaag over in dit WGO Materieel.

Voorzitter. Allereerst het regeerakkoord: daarin staat een mooi streven van 1,5 miljard op termijn méér voor Defensie. Maar op welke manier zal dit indalen in de verschillende krijgsmachtonderdelen? Dat is voor mijn fractie nog niet duidelijk, laat staan hoe het staat met de aankopen van de komende jaren. Kan de Staatssecretaris daar meer duidelijkheid over geven?

Voorzitter. Is dit het moment dat de krijgsmachtonderdelen hun verlanglijstje op tafel kunnen leggen? Of komt de regering zelf met een to-dolijst? Natuurlijk heb ik ook kennisgenomen van het materieelprojectenoverzicht, maar dat ging uit van de huidige begrotingsrichtlijnen en niet van structureel meer geld. Mijn vraag is dan ook op welke manier in de komende jaren deze materieel-WGO's vorm gaan krijgen. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik ga verder waar uw voorganger is blijven steken: de mortieren. Dan spreek ik de Staatssecretaris aan en niet de voorzitter. Want de mortieren in Mali bleken op een verkeerde manier aangeschaft, opgeslagen en gebruikt te zijn. Ook andere mortieren bleken op een bepaald moment verkeerd te zijn opgeslagen. We hebben hier uitgebreid bij stilgestaan in het plenaire debat, maar we bevinden ons nu in de nasleep. Hoe staat het ermee? Welke acties zijn er genomen en welke zijn aanstaande? We hebben een brief ontvangen over de 60mm-mortieren, maar is het onderzoek naar het opslaan van munitie alleen bij mortieren gedaan of was dit een munitiebreed onderzoek bij alle krijgsmachtonderdelen?

Voorzitter. Ik ga niet het hele debat overdoen over het vreselijke incident in Mali, waarbij twee jonge militairen om het leven kwamen en er eentje zwaar gewond raakte. Feit is wel dat werken bij onze krijgsmacht gevaarlijk kan zijn. De reden dat ik dit nu weer noem, is dat onze manschappen op elkaar en op het materiaal moeten kunnen vertrouwen.

Voorzitter. Ik ga verder met de brief over de beveiliging van onze grenzen. Deze commissie heeft onlangs, inmiddels alweer een maand of twee geleden, een werkbezoek gebracht aan de marechaussee op de luchthaven van Eindhoven. We kregen daar te horen dat beveiligingssystemen kampten met storingen. Op vragen van de PVV heeft de voorvorige Minister actie ondernomen, maar ik ben nog niet helemaal tevreden met de antwoorden. De voorganger van deze Staatssecretaris schrijft dat het aantal storingen is afgenomen en dat die minder lang zullen duren. Een optimist zou daar tevreden mee zijn, maar in een tijd van terugkerende jihadisten en terroristen die gebruikmaken van onze open grenzen vind ik dit toch verontrustend. Storingen in het systeem van de marechaussee kunnen ervoor zorgen dat onze douane niet kan controleren wie er ons land binnenkomen. Ze kunnen louter controleren of het paspoort echt is. Er is dus geen sprake van een achtergrondcheck. Deelt de Staatssecretaris de mening dat hierin een groot gevaar schuilt of kan schuilen? Zo ja, wat gaat zij er dan aan doen? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat onze grensbewaking werkt en dat onze grenzen dus veilig zijn? De grenzen moeten namelijk goed beveiligd worden en niet bijna helemaal goed. Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat iemand ook bijna niet zwanger kan zijn. Je bent het of je bent het niet. Voor onze grenzen geldt dan ook hetzelfde.

Ik ga verder met de kleding van de militairen, want daar is ook veel om te doen. Zo is bekend dat Defensie in een traject zit om deze te vervangen. Tegelijkertijd komen er bij ons signalen binnen dat het aanbod van Defensie niet altijd goed is afgestemd op de vraag van onze militairen. Daardoor kopen veel militairen toch hun eigen spullen, kleding en schoenen. De PVV zet grote vraagtekens bij deze gang van zaken. Die lijkt ons gewoon niet wenselijk. Wij willen voorkomen dat in dit traject uiteindelijk weer dezelfde fouten worden gemaakt als in het verleden. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier dit traject nu verloopt en hoe de militairen die deze kledij, spullen en schoenen uiteindelijk moeten dragen en gebruiken, bij dit proces betrokken worden? Ik krijg daar graag een reactie op.

Tot slot nog enkele korten vragen. Hoe staat het met de plannen voor een nieuw bevoorradingsschip voor de marine? Ik las onlangs in het Dagblad van het Noorden dat de lobby nog steeds groot is. Ik vroeg me af wanneer dit ter tafel komt.

Welke concrete plannen heeft de regering met de onderzeebotenbestrijding? Ik las dat we ons in NAVO-verband hier sterk voor maken, maar zijn er concrete materiële plannen op dit vlak? Daar krijg ik graag een reactie op.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Popken. U heeft vijf minuten van uw spreektijd gebruikt en u houdt dus nog vier minuten spreektijd over. We gaan nu luisteren naar de heer Van den Bosch. Hij spreekt namens de fractie van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Hij heeft elf minuten voor zijn eerste en tweede termijn.

De heer Van den Bosch (VVD):

Voorzitter. Voor de VVD is het belangrijk dat de komende jaren de operationele gereedheid van onze krijgsmacht weer op orde komt. Dat vergt aan de ene kant goed getraind en voldoende personeel – daar hebben we het vanmorgen ook over gehad – en aan de andere kant natuurlijk ook hoogwaardig en modern materieel. Nu er meer geld beschikbaar komt en er na jaren weer echt geïnvesteerd kan worden in onze krijgsmacht, is het wel zaak dat dit op een ordentelijke manier gebeurt. Het is belangrijk dat er zichtbaar concrete verbeteringen tot stand komen en dat we de komende jaren onze operationele gereedheid weer helemaal op orde krijgen. Ik ben blij met zowel de toezegging van de Minister tijdens het AO vorige week als met die van de Staatssecretaris tijdens het WGO vanmorgen dat we de Defensienota in het eerste kwartaal van volgend jaar kunnen verwachten. De VVD-fractie vindt dat er ook op materieel gebied zaken moeten worden gedaan in deze kabinetsperiode. Dat is hard nodig.

Daarnaast zal het kabinet een nieuwe veiligheidsstrategie formuleren. De VVD is benieuwd wat deze strategie zal betekenen voor de aankoop van nieuw materieel. Wanneer zal deze veiligheidsstrategie klaar zijn? Moet die ook afgewacht worden alvorens we groter materieel kunnen kopen? De VVD begrijpt goed dat we met name grote aankopen niet zomaar lukraak moeten doen en dat die in een grotere strategie moeten passen. Maar wij waken er ook voor dat het proces om onze krijgsmacht weer op peil te krijgen al te veel wordt vertraagd door bureaucratie. Klopt het dat er op het ministerie een groot aantal A-brieven klaarligt die nu nog niet aan de Kamer verzonden kunnen worden omdat er gewacht moet worden op deze strategieën? Zoals ik al eerder vandaag aangaf, is de wereld er de afgelopen jaren niet stabieler op geworden en zullen we zelf meer verantwoordelijkheid moeten nemen bij het beschermen van onze veiligheid. Het is dus zaak dat we ook niet te lang wachten.

Daarnaast is de VVD benieuwd of het ministerie over voldoende capaciteit beschikt om nu meerdere grote aanschafprocedures tegelijk in te zetten. Zoals gezegd begrijpt de VVD dat aankopen in een grotere strategie moeten passen, maar het is al wel duidelijk dat er de komende jaren aankopen moeten worden gedaan, zoals de onderzeeboten of de nieuwe M-fregatten. Om deze processen efficiënt, tijdig en ordentelijk te laten verlopen is het daarom belangrijk dat de Defensie Materieel Organisatie over genoeg capaciteit beschikt, meer dan die de afgelopen jaren nodig heeft gehad. Hoe oordeelt de Staatssecretaris over de huidige capaciteit van de DMO? Acht zij die in staat om meerdere grote projecten gelijktijdig aan te schaffen of heeft de DMO meer capaciteit nodig? Indien dit laatste het geval is, zijn er dan al plannen om de DMO uit te breiden? De VVD wil voorkomen dat de vervanging van materieel straks onnodig vertraging oploopt omdat er niet genoeg personeel zou zijn.

Op kortere termijn kunnen we echter al genoeg doen om de operationele gereedheid van de krijgsmacht te herstellen. De vorige Minister heeft hiervoor al verschillende processen in werking gezet. Ik verwacht dat deze lijn onder dit kabinet voortgezet zal worden. Kan de Staatssecretaris al concreet maken welke investeringen zij dankzij de verhoging van de Defensiebegroting komend jaar kan doen om de operationele gereedheid van onze krijgsmacht te verbeteren? Zijn er bepaalde processen die nu versneld kunnen worden?

De kwaliteit van het materieel is een belangrijke factor bij de tevredenheid van het personeel. Het werkt nu eenmaal fijner als je uniform niet versleten is, je auto gewoon start en er reserveonderdelen beschikbaar zijn als je iets moet repareren. De VVD ziet hier dus een kans om twee vliegen in één klap te slaan.

In het regeerakkoord staat voorts dat het kabinet met voorstellen zal komen om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de Defensiematerieelbegroting te vergroten. Daar zijn wij altijd een groot voorstander van geweest. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer zij met voorstellen hierover komt?

Voorzitter. We hebben vandaag de dag niet alleen te maken met een toename in het aantal bedreigingen van onze vrijheid, maar ook in het type bedreigingen. Cyberdreigingen zijn aan de orde van de dag. In tegenstelling tot bij confessionele oorlogsvoering hoeven tegenstanders hiervoor niet fysiek in Nederland te zijn. Deze dreigingen kunnen vanuit de hele wereld komen. Binnen de NAVO is «cyber» vorig jaar al erkend als nieuw operationeel domein. Het doet mijn partij goed om in het regeerakkoord te lezen dat dit kabinet serieus werk maakt van de Nederlandse cybercapaciteit. Het kabinet staat voor een veelzijdige krijgsmacht die in staat is zijn grondwettelijke taken uit te voeren. Daar hoort voor de VVD de verdediging tegen cyberaanvallen bij. Is de Staatssecretaris dit met ons eens? Wanneer zal zij met voorstellen komen voor de forse uitbreiding van de Nederlandse cybercapaciteit?

Voorzitter. De VVD verwacht daarnaast dat dit kabinet zich de komende jaren in zal zetten voor de Nederlandse defensie-industrie en haar belangen. Eerder dit jaar heeft de Kamer een motie aangenomen van de heer Knops – wie kent hem niet, zou ik bijna zeggen – en mijzelf, aangaande artikel 346 van het Verdrag van de Europese Unie. Het doet de VVD goed in het regeerakkoord te lezen dat dit kabinet de komende jaren dit artikel ruimhartig zal interpreteren. Zeker nu we weer meer te besteden hebben, is het belangrijk dat dit niet allemaal wegvloeit naar het buitenland.

We hebben geweldige innovatieve industrie in Nederland. Denk aan Thales, wiens SMART-L-systeem tijdens de recente NAVO-oefening Formidable Shield in Schotland – sorry voor het Engels – andermaal aantoonde de beste beveiliging tegen ballistische raketten te zijn. Geen enkel ander land kon tippen aan deze capaciteiten, terwijl de dreiging van zulke raketten actueler is dan ooit. Los van de economische motieven maken dit soort technologieën naar onze mening de wereld simpelweg veiliger, maar dergelijke innovatie vergt veel geld. Daarom wil de VVD dat we dit soort uitmuntend materieel uit eigen land ook aanschaffen voor de Nederlandse krijgsmacht. Kan de Staatssecretaris bijvoorbeeld aangeven of dit kabinet de antiballistische rakettencapaciteit van onze LCF-fregatten zal completeren? Het beste materieel voor de beste prijs. Meer dan eens wordt het beste materieel hier in Nederland gebouwd. Als primaire klant van de Nederlandse defensie-industrie vindt de VVD het niet meer dan logisch dat de Nederlandse krijgsmacht zo veel mogelijk Nederlandse producten aanschaft. Je moet alleen buiten eigen land kopen als daar kwalitatief betere producten worden aangeboden, zoals de JSF.

De VVD vindt het niet alleen belangrijk dat we meer Nederlands defensiematerieel aanschaffen. Het is ook van belang dat deze regering zich de komende jaren inzet voor de export van defensiematerieel. Uiteraard moet daarbij rekening worden gehouden met de nationale en internationale criteria van het wapenexportbeleid, maar door meer kapitaal op te halen, kan de Nederlandse defensie-industrie voorop blijven lopen. De export van materieel is nodig voor de financiering van innovatie. Innovatie is weer nodig om onze eigen krijgsmacht op het hoogste niveau te houden, zodat we iedere tegenstander aan blijven kunnen op het moderne slagveld. Het is voor de VVD daarom van belang dat Defensie ook helpt om de export van Nederlands materieel te bevorderen. Onderschrijft de Staatssecretaris dit? De VVD hoort graag van haar hoe zij zich de komende jaren zal inzetten voor deze Nederlandse belangen.

Voorzitter. Ten slotte kom ik op de gevolgen van missies voor ons materieel. In het rapport van de Algemene Rekenkamer werd aangegeven dat de intensieve inzet in missies een grotere negatieve invloed heeft op het gereedstellingsproces van de krijgsmacht dan het ministerie zelf incalculeert. Kan de Staatssecretaris dat beamen? Zo ja, zijn de calculaties in dat geval geüpdatet? Wat betekent dat voor toekomstige missies? Wat zullen we de komende jaren wel en niet kunnen? Kan de Staatssecretaris de Kamer al iets melden over de uitkomsten van de operationele pauzes? Ik heb begrepen dat er meer problemen met de opslag van materieel zijn geconstateerd. De VVD hoort graag van de Staatssecretaris hoe die zijn opgepakt, welke verbeteringen zijn doorgevoerd en welke gevolgen dit eventueel heeft voor onze lopende missies. Is alles nu volledig in orde?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van de Bosch. U sprak zevenenhalve minuut. Ook voor u geldt dat u nog vierenhalve minuut over hebt. We gaan naar mevrouw Diks, die zeven minuten spreektijd heeft voor beide termijnen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Anderen zeiden net ook al dat we natuurlijk niet het hele debat over het OVV-rapport gaan overdoen. Maar het is wel helder dat uit dat rapport bleek dat de staat van het materieel niet in alle gevallen gegarandeerd kan worden, in een aantal gevallen met de dood tot gevolg. Onze militairen moeten er wat GroenLinks betreft op kunnen vertrouwen dat het materieel waar zij mee werken zo veilig mogelijk is, zo veilig mogelijk wordt opgeslagen en zo veilig mogelijk in de praktijk kan worden gebruikt. We zien dat de missies een zware wissel trekken op de organisatie, personeel en materieel. Juist een goede voorbereiding van missies, in training, in materieel en in materiaal, is nodig om missies zo veilig mogelijk te maken.

Er komt extra geld beschikbaar voor investeringen in defensiematerieel van 475 miljoen in 2018 tot 825 miljoen vanaf 2021. Dat geld moet natuurlijk goed en zorgvuldig worden besteed. Heeft de Staatssecretaris een plan dan wel tijdpad voor wanneer Defensie aan de slag gaat met dit geld en op basis van welke visie dit zal gebeuren? Want het is natuurlijk helder dat we uit een langjarige periode van bezuinigingen komen en dat de organisatie gewoon weer moet wennen aan het uitgeven van geld. Dat zal ons inziens nog helemaal niet zo eenvoudig zijn. Er wordt aangegeven dat er een doelmatig bestedingsplan zal komen, waarin wordt gezegd hoe en wanneer er wordt geëvalueerd. Dat plan is er nog niet. Wij hebben begrepen dat dat geld daarom voor de komende periode in ieder geval in de portefeuille bij Financiën blijft hangen, om het maar even zo te omschrijven, totdat helder is waaraan het zal worden besteed.

Wat dat betreft is het ook van belang dat we zorgvuldig maar ook spoedig aan de slag gaan met het repareren van de basisgereedheid. De Rekenkamer heeft al eerder gewaarschuwd voor de gebrekkige beheersing van de investeringsportefeuille en voor het feit dat het extra budget dat nu beschikbaar zal komen voor investeringen in het materieel verder onder druk komt te staan. Wij zaten erover na te denken of het niet verstandig zou zijn als de Kamer ook actief gaat meekijken op het repareren van die basisgereedheid. Ik heb in het debat over het OVV-rapport ook aangegeven dat ik vind dat de Kamer moet ingrijpen. Het verleden heeft uitgewezen dat het simpelweg geven van geld niet per definitie de gewenste uitkomst heeft. Daarom vroeg ik me af of het niet verstandig zou zijn als de Kamer het herstel van de basisgereedheid zou gaan zien als een groot project in het kader van de regeling Grote Projecten. Daarmee zou de Kamer verscherpt toezicht houden op de wijze waarop de basisgereedheid verder vorm krijgt, op de uitgaven die worden gedaan en op het langjarige plan, en zou ze veel dichter op dit proces komen te zitten. Ik merk na acht maanden in deze commissie ook wel dat we op regelmatige basis op de hoogte worden gehouden, maar nog steeds op grote afstand staan. Ik ben benieuwd wat de andere leden van de commissie van dit idee vinden. Ik ben ook heel benieuwd hoe de stadssecretaris, pardon, de Staatssecretaris dit zou zien. De stadssecretaris, dat is ook wel chic!

Voorzitter. Ik kom op de veiligheid van de munitie. We wachten nog altijd op vervolginformatie over de geconstateerde gebreken bij de opslag van de antitankgranaten en rookbommen bij MINUSMA. Bij de vragenronde over het materieelprojectenoverzicht hebben we gevraagd om de resultaten van het onderzoek naar de Excaliburgranaten door de Amerikaanse overheid, waarbij scheuren in de springstof zijn ontdekt. Dat onderzoek zou vorige maand al zijn afgerond. We hebben nog geen informatie gekregen. Weten we al meer? Wij denken dat het belangrijk is dat we geen nieuwe dubieuze munitie aanschaffen voor de pantserhouwitsers.

Dan het verbeteringsprogramma voor de Walrusklasse van onderzeeboten met de Mk-48-torpedo's. De verbetering van de huidige onderzeeboten met deze torpedo's is inmiddels zeven jaar vertraagd, omdat er meer tijd nodig was voor de modificatie en naar eigen zeggen van Defensie ook om de verbetering goed samen te laten lopen met het instandhoudingsprogramma voor de onderzeeboten totdat de nieuwe er zijn. Vraag is echter of de nieuwe Mk-48-torpedo's door de vertraging nog wel de moeite waard zijn, aangezien de onderzeeboten over tien jaar worden afgeschreven en de nieuwe torpedo's daarmee ook. Volgens de huidige planning loopt het project tot 2023. Het zou dus mogelijk zijn dat we de nieuwe torpedo's slechts drie of vier jaar gebruiken. Zou dat wel redelijk zijn? De kosten zijn immers ruim 150 miljoen. Daarvan is 63 miljoen reeds uitgegeven. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: welke juridische verplichtingen bent u hier al op aangegaan? En zou ervan afzien dan wel een andere optie nog een mogelijke variant zijn?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diks. U heeft vijf minuten gebruikt en dus nog twee minuten over.

Dan gaan we naar mevrouw Bruins Slot. Zij heeft negen minuten voor beide termijnen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Na het personeel spreken we nu over het materieel bij Defensie. Laten we een voorbeeld nemen. Ondanks alle beperkingen die we kennen, levert de krijgsmacht de afgelopen tijd een enorm grote bijdrage aan het oplossen en bestendigen van de crisis op Sint-Maarten en zorgt hij ervoor dat bewoners na orkaan Irma weer een nieuwe start kunnen maken. Het CDA is echt trots op Defensie en op alle militairen, maar ook op het materieel dat ze daarbij gebruiken. Wij zijn trots dat ze dit doen en dat we dit ook echt op de vloer kunnen leggen. Het toont des te meer aan hoezeer Defensie altijd weer klaarstaat, in welke omstandigheden dan ook.

Voorzitter. Ook is het positief dat onze luchtmacht de beschikking krijgt over een hypermodern jachtvliegtuig, de F-35, en dat Nederland als een van de weinige partners betrokken is bij de internationale testfase. De Koninklijke Marine is nog steeds een triple A-navy met moderne fregatten en nichecapaciteiten als onderzeeboten en geavanceerde radar tegen raketten, al moeten we er wel voor zorgen dat we op een gegeven moment toch niet op achterstand raken. De ontwikkelingen in andere landen op het gebied van marinecapaciteiten gaan namelijk ontzettend snel.

Tegelijkertijd zijn er grote problemen. Jarenlange bezuinigingen hebben er fors ingehakt. Nederland beschikt, als je kijkt naar het inwoneraantal, eigenlijk over de kleinste krijgsmacht van Europa. Die krijgsmacht is bovendien sterk verminderd inzetbaar, en dat in een tijdperk van toenemende instabiliteit en de terugkeer van de geopolitiek. Dan is het fijn dat er een nieuw regeerakkoord ligt, dat de defensie-uitgaven structureel met 1,5 miljard vergroot. Daar is het CDA ook erg blij mee. Maar de Minister en de Staatssecretaris staan nu wel voor de grote uitdaging om te repareren, om gaten te dichten en om knelpunten aan te pakken, en om daarna te investeren in de modernisering en de gerichte versterking van de krijgsmacht.

Laat ik beginnen met de inzetbaarheid. In de inzetbaarheidsrapportage stelt de Staatssecretaris dat er in vergelijking met de rapportage in het jaarverslag van 2016 geen wijzigingen zijn opgetreden in de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Dan pak je natuurlijk het jaarverslag van 2016 erbij, waarin je leest dat er geen wijzigingen waren ten opzichte van de inzetbaarheid in 2015. Dat betekent eigenlijk dat de inzetbaarheid van de krijgsmacht per saldo in de afgelopen twee jaar niet verbeterd is. Sterker nog, van enkele wapensystemen is de materiële gereedheid gedaald, bijvoorbeeld doordat de benodigde vervangingsinvesteringen vertraagd zijn. De geoefendheid van het Commando Landstrijdkrachten is gedaald. Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris op dit punt. Natuurlijk kost het tijd voordat investeringen effect sorteren. Reservedelen en munitie liggen niet voor het oprapen in de schappen van een bouwmarkt. Maar toch. Wat is de verwachting voor de komende tijd? Is het dieptepunt bereikt of wordt het nog erger?

Over de inzetbaarheid lezen we op de website Defensie-Platform dat er grote problemen zijn bij de landmacht. Bij sommige bataljons zou er bijna geen groepscommandant meer zijn en gereedschapsuitrustingen voor de Bushmasters zouden niet geleverd worden. Op deze website kan je ook lezen dat de vulling van de CIS-eenheden enorm terugloopt en nog verder kan teruglopen. Ook lezen we dat er een nijpend tekort is aan enablers, waardoor missies niet of nauwelijks meer ondersteund kunnen worden. Dat weten we natuurlijk breed. Wat betekent dit voor de missies en voor de bijdragen aan de NAVO en de EU?

Aan de andere kant hebben missies ook weer gevolgen voor de inzetbaarheid van materieel in Nederland en voor de mogelijkheden om te oefenen. Collega's hadden het daar al over. Defensie gaat op aandringen van de Kamer in het kader van artikel 100-brieven in op de gevolgen van de voorgenomen inzet op de gereedstelling. Dat is echt een goede zaak. Maar uit het interdepartementaal beleidsonderzoek Zicht op gereedheid blijkt dat de invloed van een inzet op het gereedstellingsproces groter is dan men tot nu toe had ingeschat. Mijn fractie is benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris op dit punt. Hoe kunnen we hierin verbetering aanbrengen?

Er staan ook nog steeds fonkelnieuwe pantserhouwitsers in de verkoop, alsmede een aantal mijnenjagers. Dat is echt kapitaalvernietiging. Het CDA pleit al jaren voor het behoud van in ieder geval een belangrijk deel van die pantserhouwitsers. Er is een groot tekort aan vuursteun. De mijnenjagers staan ook in de verkoop. Die zijn al ouder. Maar we zien ook dat het evenwicht op zee weer aan het veranderen is. De vorige Minister, Hennis, heeft meerdere keren gezegd dat zij de Kamer zou informeren voordat zij tot verkoop van deze mijnenjagers en pantserhouwitsers zou overgaan. Met het zicht op een nieuwe Defensienota en de komst van structureel meer geld is mijn vraag of de Staatssecretaris in ieder geval voor dit moment bereid is om toe te zeggen dat zij tot aan het verschijnen en behandelen van de Defensienota geen onomkeerbare stappen zet in de verkoop van de pantserhouwitsers en de mijnenjagers. De verkoop van beide moet even in de ijskast totdat we de Defensienota ook hier behandeld hebben en we zicht hebben op de stappen die we hierna gaan nemen. Het zou toch heel jammer zijn als we oude schoenen gaan weggooien voordat we nieuwe hebben, terwijl die schoenen eigenlijk nog helemaal niet gebruikt zijn. Ze zijn nog hartstikke nieuw.

Er is sprake van dat de Cougars in 2023 worden afgestoten, maar zij bewijzen nog dagelijks hun nut. In de brief die wij hebben gehad, wordt eigenlijk over alle helikopters het nodige gezegd. Ik noem de Chinook, de NH90 en dergelijke. Tegelijkertijd is de behoefte aan helikoptercapaciteit groot. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of wordt overwogen om langer door te vliegen met de Cougars. Zou dat mogelijk of nuttig zijn?

De komende jaren is een enorme hoeveelheid aan extra investeringen nodig. De VVD had het er al over. De Defensieorganisatie moet hierop zijn ingericht en dat begint met de verwervingsketen. Deze is versterkt, maar de vraag is of het genoeg is, zeker als het investeringsniveau omhooggaat. De Rekenkamer stelt dat er al jaren sprake is van een onderinvestering. Ik hoor het meer collega's zeggen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat die keten sterk genoeg is? In het bijzonder zie je dit terug bij de marine. Voor het ontwerpen en het bouwen van nieuwe schepen zijn kennis en deskundigheid bij Defensie nodig. Het CDA heeft hier al eerder zorgen geuit over de gouden driehoek: Defensie, het bedrijfsleven en kennisinstituten. Die staat onder druk. Klopt het dat in het jaar 2000 bij diverse kennisorganisaties van Defensie, zoals DMO en TNO, een actieve borging van specifieke kennis bij drie personen optimaal werd geacht? Klopt het dat dit vijf jaar later op diverse plaatsen was teruggebracht tot twee personen? Klopt het dat de situatie nu zo is dat we bij bepaalde onderdelen van de marine eigenlijk nog maar één persoon en soms niemand meer hebben die daar kennis van heeft? Kan de gouden driehoek dan straks weer goed aan de slag gaan? Klopt dit en wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen?

Ik zie dat mijn tijd doortikt, voorzitter, dus ik ga nog op twee punten kort in.

Het munitiebeheer. Bij het samenvoegen van de munitiebedrijven schijnt veel kennis en kunde verloren te gaan, waardoor het risico op fouten in de hele keten van de behoeftestelling toeneemt. Graag een reactie hierop.

Ik kom tot een afronding. Jarenlange bezuinigingen hebben fors ingehakt op de krijgsmacht, die mede hierdoor verminderd inzetbaar is. De Minister en de Staatssecretaris staan nu samen voor de uitdaging om te repareren, gaten te dichten en knelpunten aan te pakken en te investeren in de modernisering en gerichte versterking van de krijgsmacht.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bruins Slot. U hebt acht minuten gebruikt van de negen minuten die u heeft. U hebt dus nog ruimschoots de tijd voor een tweede termijn.

Dan is het woord aan mevrouw Karabulut, die zeven minuten spreektijd heeft. Zij was er net wel, maar mij blijkt dat zij er nu niet is. Dan is het woord aan mevrouw Belhaj. Zij heeft negen minuten.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter, dank. In een dynamische en onvoorspelbare wereld waarin de aard en omvang van dreigingen continu aan verandering onderhevig zijn, moet de krijgsmacht kunnen rekenen op uitstekend materieel. Dagelijks zetten de mannen en vrouwen van Defensie letterlijk hun leven op het spel. Het mag dus nooit zo zijn dat er iets aan het materieel schort. De beschikking hebben over uitstekend materieel bepaalt dan ook in grote mate de inzetbaarheid van onze krijgsmacht.

Voorzitter. Wat mij een beetje verraste, was het volgende. Ik had hier vandaag de woordvoerder van Forum voor Democratie verwacht. We hebben een heel intens debat gevoerd over Mali. Sommige fracties zijn wat groter, zodat zij overal aanwezig kunnen zijn. Sommige fracties zijn wat kleiner. Het staat natuurlijk iedere collega vrij om aandacht te vragen voor een onderwerp, maar gezien het gepassioneerde betoog van de heer Baudet en de behoefte die hij voelde om zijn informatie en kennis in te zetten en vorm te geven, had ik toch wel verwacht dat hij hier vandaag aanwezig zou zijn. Op dit moment had hij zich immers parlementair kunnen uitlaten of had hij invloed kunnen uitoefenen. Maar hij is er niet en dat vind ik heel jammer, want hij ontneemt zich daarmee het recht om invloed uit te oefenen op de staat van onze krijgsmacht. Gelukkig zal ik zelf aan het eind nog even iets vragen over de kogelvrije vesten.

Voorzitter. De problematiek met het materieel is al jaren bekend. Evenals de tekorten aan onderhoudspersoneel, verdienen tekorten aan reserveonderdelen en munitie een absolute prioriteit. Het doet D66 dan ook deugd om te lezen dat het op orde brengen van de basisgereedheid, het vergroten van de operationele inzetbaarheid en de noodzakelijke investeringen in vervanging en vernieuwing van materieel opgenomen zijn in het regeerakkoord.

Als het erop aankomt, dan moet de krijgsmacht er staan. De strategische opgaven van Defensie maken dat er gelijktijdig een beroep kan worden gedaan op onze krijgsmacht zowel in nationaal als in internationaal verband. Echter, een eenheid kan maar een keer worden ingezet. Knelpunten in de materiële gereedheid dienen dan ook zo snel mogelijk weggenomen te worden. De krijgsmacht moet kunnen beschikken over voldoende reserveonderdelen en op langere termijn zijn toekomstbestendige financiering en vernieuwings- en vervangingsinvesteringen cruciaal. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook of zij het ermee eens is dat de leverbetrouwbaarheid en voorraadbeschikbaarheid van reserveonderdelen cruciaal zijn voor de materiële gereedheid en daarmee de inzetbaarheid van onze krijgsmacht. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat onze krijgsmacht te allen tijde alleen moet kunnen beschikken over deugdelijk materieel? Ik koppel hier meteen de vraag aan vast wat er nu wel of niet waar van is dat onze mannen en vrouwen verkeerde hesjes zouden krijgen als ze op missie moeten en dat als ze die nodig hebben, ze die blijkbaar dan zelf moeten aanschaffen. Het lijkt mij belangrijk om er volstrekte helderheid over te krijgen, vooral gezien het feit dat nota bene de vrijdag voor het debat de commissie zonder overigens Forum voor Democratie op bezoek was bij DMO om ons ook specifiek te laten informeren over alles wat onze militairen krijgen. De belangrijke vraag is natuurlijk of de Staatssecretaris hier een verdere toelichting wil geven waar het gaat om de beschikbaarheid die afdoende moet zijn om de krijgsmacht zijn werk te laten doen.

Voorzitter. Wat betreft de financiering van vernieuwings- en vervangingsinvesteringen hecht D66 veel waarde aan zorgvuldigheid, zicht en voorspelbaarheid. Dat geldt met name voor de meerjarencijfers zoals die achterin de begroting zijn opgenomen. De Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de navolgbaarheid van de financiële meerjarencijfers in opeenvolgende financiële en begrotingsstukken en komt tot de conclusie dat onduidelijk is op welke gegevens de financiële meerjarencijfers nu precies gebaseerd zijn. Bovendien kon de Rekenkamer geen aansluiting maken tussen de verschillende financiële begrotingsstukken. Ik refereer aan de bijlagen die we formeel niet vaststellen maar waarbij iedereen die een optelsom maakt, tot de conclusie kan komen: je hebt het er wel meerjarig in gezet. We hebben geen meerjarige begroting maar in welke mate stel je nu precies prioriteiten in de aanschaf? De reden waarom ik dat belangrijk vind, is dat ik merk – daar ken ik de Staatssecretaris dan weer van als collega en voormalig woordvoerder van infrastructuur – dat er heel veel behoefte is om eventueel de mogelijkheid te bezien of je meer betrouwbaarheid voor de Kamer maar ook voor de industrie en voor Defensie kunt betrachten over welk materieel je nu precies wanneer gaat aanschaffen, zodat als je bijvoorbeeld door welke reden dan ook een factuur die soms over miljoenen kan gaan, niet binnen hebt gekregen en niet kan betalen in het ene jaar, je die het jaar erop kan betalen, waardoor je veel meer financiële ruimte creëert voor specifiek de aanschaf van materieel. Daar bedoel ik niet de overige begroting mee, want wij zijn geen voorstander van meerjarenbegrotingen waar het gaat om de reguliere Defensiebegroting. Dus ik hoop dat de Staatssecretaris hierover iets kan zeggen dan wel dat zij wellicht later nog met een brief kan komen over wat daarin de mogelijkheden zijn zodat we er in de Kamer een debat over kunnen voeren. Ik denk dat heel veel mensen het fijn zouden vinden als we het een keer aandurven als Kamer om, wellicht in gesprek met de financiële woordvoerders, daar eens iets goeds mee te gaan doen.

Zoals de Staatssecretaris weet, kunnen bij het Infrastructuurfonds de saldi negatief of positief meegenomen worden naar het volgende jaar, in tegenstelling tot de reguliere begroting. Zoals ik net geformuleerd heb, ben ik erg benieuwd hoe de Staatssecretaris hier tegenover staat. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen en constateringen die betrekking hebben op de zorgen over onze eigen innovatie- en kennisagenda, specifiek gerelateerd aan Defensie. Als we willen dat we niet alleen genoodzaakt zijn van de plank af te kopen dan moeten we ook willen dat je iets expliciet zegt over in welke mate je je structurele innovatiebudget wil verhogen. Alleen zeggen dat de industrie en de kennisinstellingen samen moeten werken met Defensie, is heel goed en dat gaan ze ook allemaal doen, maar dat zal niet afdoende zijn. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het aspect dat als er geen financiële middelen worden toegekend aan het kennisinstituut dat in 2017 bij Defensie is opgericht, het dan geen zin heeft. Je hebt gewoon echt slimme mensen nodig om werkelijk als gelijkwaardige gesprekspartner te kunnen optreden. Kan de Staatssecretaris hier iets over zeggen of is zij eventueel bereid om juist met die andere twee in gesprek te gaan over de manier waarop we tot een soort masterplan kunnen komen, zodat we onze kennis en expertise versneld en goed kunnen inzetten en ook de bereidheid hebben om onze portemonnee daarvoor te trekken?

Voorzitter. Ik laat het hierbij voor de eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Belhaj. U heeft zeven minuten gebruikt. We gaan naar mevrouw Ploumen. Zij heeft vijf minuten.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Vanochtend spraken we over de sociale veiligheid binnen Defensie. Nogmaals, het is goed om te zeggen dat de Staatssecretaris een aantal belangrijke toezeggingen heeft gedaan, maar dat we hier en daar ook nog wel verschil van inzicht hebben. Maar we kijken uit naar de uitvoering van die toezeggingen.

Vandaag gaat het over materieel. Een van de belangrijkste elementen van het materieel is nu juist ook de veiligheid. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het personeel van de krijgsmacht over veilig materieel kan beschikken, maar ook in staat is, door trainingen en de opleiding die daarvoor nodig zijn, om het materieel veilig toe te passen? We hebben de laatste maanden en jaren met enige regelmaat berichten gezien over problemen met materieel. De vorige Minister, Minister Hennis, heeft zich ervoor ingezet om die problemen op te lossen, maar in het OVV-rapport wordt duidelijk gemaakt dat er in de hele keten rondom materieel problemen waren. Nogmaals, we gaan het debat niet overdoen, maar het is goed om dat te constateren. Die problemen waren er in ieder geval bij de aanschaf van de mortieren, zowel bij de besluitvorming over de aanschaf als bij het voorraadbeheer en bij de besluitvorming over de plek waar het materieel wel of niet ingezet kon worden. Ik weet dat we nog een beleidsreactie op dat rapport krijgen, maar ik vind het toch wel belangrijk om in het kader van dit wetgevingsoverleg te horen hoe de Staatssecretaris het plan van aanpak om dat type problemen op te lossen voor zich ziet. Het zou heel goed zo kunnen zijn dat die problemen zich niet alleen voordoen in de keten die tot aanschaf en beheer van mortieren leidt, maar ook bij ander materieel en bij andere onderdelen. Ik krijg daar toch heel graag een eerste inkijk in van de Staatssecretaris. Hoe gaat zij de veiligheid van de mensen die bij de krijgsmacht werken, vanuit dit perspectief verder versterken?

Mijn tweede punt haakt aan bij het punt dat mevrouw Diks maakte over de investeringen die wij de komende jaren tegemoetzien. Ik doe overigens van mijn kant een oproep aan de Staatssecretaris en straks ook aan de Minister om de modernisering van de krijgsmacht niet alleen maar te vertalen in modernisering van materieel, maar ook in termen van modernisering van organisatiestructuur en organisatiecultuur. Maar ik meen vanochtend te hebben begrepen dat de Staatssecretaris dat in ieder geval ook zo ziet.

Ik ga toch nog even door over dat materieel. Er komen dus investeringen aan. Het is een interessante gedachte om, ook gegeven de problemen die mevrouw Belhaj aanroerde, de controle van de Kamer daarop anders vorm te geven dan tot nu toe. De controle die wordt gehanteerd bij een groot project, zou een van de vormen kunnen zijn. Voordat ik me daar een definitief oordeel over aanmatig, hoor ik graag van de Staatssecretaris hoe je het inricht op zo'n manier dat de controle maximaal is, de papiermolen minimaal en de transparantie in het hele proces ook weer maximaal. Dat zijn volgens mij de kaders. Ik denk dat het erg afhangt van de samenwerking tussen het Ministerie van Defensie en de Kamer en van de mate van inzicht die Defensie wil en kan geven of wij onze toezichthoudende functie op die investeringen ook echt waar kunnen maken. Mij lijkt dat in het belang van zowel de Defensieorganisatie als de Kamer.

Voorzitter. Dat waren mijn twee punten. Ik hoor graag de visie van de Staatssecretaris daarop.

De voorzitter:

Die gaan wij heel snel vernemen, vermoed ik. Hiermee is namelijk een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer, onder dankzegging aan u allen. Mevrouw Ploumen, ik was nog vergeten u te melden dat u vier minuten hebt gebruikt en dat u straks dus nog ruim een minuut over hebt voor uw tweede termijn. Kan de Staatssecretaris mij aangeven of zij terstond dan wel met enige vertraging wil antwoorden? Ik denk dat we even wat tijd moeten nemen. Ik schors tot 15.35 uur. Dan zie ik u hier graag weer terug.

De vergadering wordt van 15.12 uur tot 15.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen het wetgevingsoverleg. We hebben de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad. Het is tijd om naar de regering te luisteren. Dat doen wij in de persoon van de Staatssecretaris van Defensie.

Staatssecretaris Visser:

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan alle leden voor hun bijdrage. Het is goed om te constateren en te horen dat de versterking van Defensie de komende jaren door eenieder wordt ondersteund. Dat bleek ook wel uit het debat bij de regeringsverklaring van vorige week. Dat is alleen maar goed, want na tientallen jaren van bezuiniging zijn de investeringen in de krijgsmacht keihard nodig. Zoals het regeerakkoord al aangeeft, gaan we dat doen door de basisgereedheid op orde te brengen, de operationele inzetbaarheid te vergroten en de noodzakelijke investeringen voor vernieuwing en vervanging van materieel toekomstbestendig te kunnen financieren. Het is goed om te horen dat vele fracties in de Kamer dit onderschrijven, want het Defensiebudget gaat de komende periode gelukkig flink omhoog: 1,5 miljard extra in 2021. Vanochtend hebben we een WGO Personeel gehad. Daar is duidelijk uitgekomen dat materieel nodig en noodzakelijk is, maar dat je het zonder voldoende personeel niet redt. In beide zullen we de komende maanden dus moeten investeren.

Dat zal duidelijk wat werk gaan kosten. Ik weet niet wie het zei in eerste termijn, maar de switch van bezuinigen naar investeren leidt tot een heel andere gedachtegang binnen Defensie. Men is altijd gewend om te kijken wat er minder kan, terwijl de vraag nu vooral is hoe we ervoor gaan zorgen dat we gereed zijn voor de toekomst en op een goede manier kunnen investeren. Daar wordt ook aan gewerkt. Een aantal mensen die hier aan tafel zitten zijn daar dagelijks mee bezig. Dat is goed, want een aantal problemen zullen we met spoed moeten oppakken, juist ook in het kader van het herstellen van vertrouwen, zowel binnen de organisatie als daarbuiten.

In dat kader sta ik stil bij de inzetgereedheid, die door een aantal leden aan de orde is gesteld. We beginnen gelukkig niet vanaf nul, want in de vorige kabinetsperiode heeft Minister Hennis nadrukkelijk een plan van aanpak daarvoor ingezet. Er is ook geld beschikbaar gesteld waarmee de inzetgereedheid is vergroot. De komende periode gaan we ook fors investeren in de basisgereedheid. Dat loopt op van zo'n 300 miljoen dit jaar tot 470 miljoen in 2021. Dat is dan nog zonder de investeringen uit het regeerakkoord die we daarvoor beschikbaar hebben gesteld. Zoals ik al zei is geld belangrijk maar niet zaligmakend, want de inzetbaarheid is afhankelijk van meerdere factoren. Het gaat er dan over of er voldoende ondersteunende eenheden zijn en er voldoende personeel is, maar ook bijvoorbeeld of er voldoende reserveonderdelen aanwezig zijn.

Op dat laatste punt is er de afgelopen periode volgens mij flink wat vooruitgang geboekt. De heer Van den Bosch gaf al aan dat de beschikbaarheid van voldoende reserveonderdelen gewoon nodig is om je werk op een goede manier te doen. In dat kader is er flink wat vooruitgang geboekt. De Algemene Rekenkamer is in 2015 zeer kritisch geweest. Naar aanleiding daarvan is een plan van aanpak opgesteld om dat op orde te brengen. We zijn ook begonnen met de beschikbaarheid van goedkope reserveonderdelen. Qua voorraadbeschikbaarheid van alle reserveonderdelen zitten we nu gemiddeld op 80%. We komen, geloof ik, van 35%. In twee jaar tijd is daar ontzettend op ingezet en u ziet dat dit dus ook tot concrete resultaten heeft geleid. Maar dat zijn de goedkope reserveonderdelen; we gaan nu de slag maken van de goedkope reserveonderdelen naar de duurdere reserveonderdelen. Daar hebben we eigenlijk hetzelfde ambitieniveau: om ervoor te zorgen dat we ook dat op die manier omhoog weten te krijgen, zodat we ook daar zo snel mogelijk aan de slag kunnen zonder allerlei administratief gedoe.

In dat kader zijn wij bezig om per wapensysteem te analyseren wat de knelpunten zijn in het onderhoudsproces. Wij kijken dan naar de kwaliteit van de gegevens in het systeem dat wij hebben, SAP, naar de onderhoudsplannen, naar de beschikbaarheid van reserveonderdelen en naar de levertijden. Aan de hand van die analyse wordt vervolgens concreet per knelpunt een aanpak voorgesteld. Dat hebben wij vorig jaar al gedaan voor een aantal wapensystemen, zoals de operationele patrouillevaartuigen, de Chinook, de F-16, de CV90 en nog een aantal systemen die daarin zijn meegenomen. Dit jaar kijken wij onder andere naar de Bushmaster, de M-fregatten, de onderzeeboten en de C-130-vliegtuigen. Volgend jaar worden de laatste grote wapensystemen doorgelicht. Daarmee hebben wij het totale pakket aan knelpunten rond als het gaat om onderhoud en reserveonderdelen. Dan kunnen wij ook de noodzakelijke maatregelen gaan treffen om het onderhoudsproces te verbeteren. Het is nog te vroeg om nu al conclusies te trekken, maar wij merken al wel dat, als het gaat om de CV90, de F-16 en de helikopters, waaronder de Chinooks, heel concreet verbeteringen merkbaar zijn. Nu is het vooral zaak om dit vol te houden en over twee jaar het plan van aanpak voor de materieelgereedheid te voltooien, zodat wij in 2021 op orde zijn.

Een aantal leden heeft gesproken over de investeringen. Wat is daarvoor nodig en wat gaat er concreet gebeuren in de komende periode? Ik denk dat een heel belangrijke stap, waar ook aan wordt gewerkt, is om ervoor te zorgen dat wij naast vervanging en modernisering vooral ook gaan zitten op het op orde brengen van de gevechtsondersteuning en de logistieke ondersteuning. Wij hebben het afgelopen jaar gemerkt dat daar vooral de knelpunten zitten, niet alleen bij ons, maar ook internationaal. Dat is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de inzetbaarheid omhooggaat. Dan gaat het niet zozeer om het een-op-een vervangen van bijvoorbeeld een schip, maar gaat het er ook om dat het nieuwe materieel direct betere en meer capaciteiten krijgt, zodat het nog beter wordt.

Het is nu nog te vroeg om gedetailleerd in te gaan op alle noodzakelijke investeringen. Daarover hebt u eerder al met de Minister gesproken. Zij heeft toegezegd met een Defensienota te komen, om te bezien wat er nodig is voor de toekomst en hoe wij dat gaan doen. Maar het is denk ik wel goed om in te gaan op een aantal vragen die u hebt gesteld. Op een aantal concrete projecten zal ik straks nog terugkomen. In dat kader zal ik ook ingaan op de specifieke vragen die gesteld zijn over vertrouwen in veiligheid. Dat hebt u vanochtend allemaal aan de orde gesteld in een andere context. Nu gebeurt dat naar aanleiding van de fysieke veiligheid. Ik deel de mening van alle leden dat onze militairen er gewoon op moeten kunnen vertrouwen dat het materieel beschikbaar en betrouwbaar is en dat het ook veilig is. Wij hebben met elkaar net het debat achter de rug over Mali. Wij hebben moeten constateren dat het niet veilig genoeg was en tragisch genoeg heeft geleid tot de dood van twee militairen. Dat debat is gevoerd en wij zullen het de komende periode ook weer gaan voeren, ook naar aanleiding van de beleidsreactie op de commissie-Van der Veer, die onderzoek doet naar verbetering van de veiligheidscultuur. Er zijn maatregelen getroffen en u hebt een brief ontvangen van de heer Dijkhoff over de maatregelen die concreet zijn genomen. Ik zal zo nog ingaan op de vragen die zijn gesteld over munitiebeheer.

Er is ook nadrukkelijk gesproken over aandacht voor de Nederlandse industrie. In het regeerakkoord zijn daarover duidelijke afspraken gemaakt, namelijk dat de Nederlandse industrie betere toegang gaat krijgen tot de Europese defensiemarkt, zodat er een level playing field ontstaat, zoals dat zo mooi in het Nederlands heet: een gelijk speelveld. Als daar aanleiding toe is, zal het kabinet uiteraard artikel 346 ruimhartig gaan interpreteren. Ik denk dat iedereen die hier in de zaal aanwezig is, weet waar dat over gaat. Voor degene die het niet weet: dit artikel houdt in dat de overheid geen aanbesteding hoeft uit te voeren bij een overheidsopdracht als er belangen van nationale veiligheid in het geding zijn. U hebt daarover een brief ontvangen, naar aanleiding van de motie van de heer Knops en de heer Van den Bosch.

Door Defensie en Economische Zaken zijn de belangen van de nationale veiligheid al opgenomen in de Defensie Industrie Strategie van 2013, de zogenoemde DIS. Defensie kent vele afkortingen; dit is er ook weer een. Er zijn al een aantal prioritaire technologiegebieden aangewezen, waarvan is onderkend dat er een veiligheidsbelang aan de orde is. Wij zijn van plan om de DIS opnieuw te gaan bezien en te updaten. Er ligt een goede basis, maar inmiddels zijn wij een paar jaar verder en is het ook goed om aan de hand van wat er nu ligt, te bezien op welke punten dit aanpassing zou behoeven, ook met het regeerakkoord in ons achterhoofd.

Zoals u weet zijn er nogal wat investeringen in voorbereiding. Wij zullen per investeringsproject een verwervingsstrategie gaan vaststellen en dan kan de toepassing van artikel 346 ook een plek krijgen. Ik zal nu niet op de specifieke projecten ingaan, maar laat wel helder zijn: wij zullen daarbij niet roomser dan de paus zijn. Maar we moeten wel zoeken naar een evenwicht, want als wij alle Defensieopdrachten gaan reserveren voor de Nederlandse defensie-industrie, weet ik niet wat dat betekent voor de Nederlandse defensie-industrie in Europa. Want als ieder Europees land dat gaan doen, dan hebben we volgens mij ook een probleem. Dat is niet zoals ik u heb beluisterd, maar ik zie het nadrukkelijk als een oproep: kijk naar wat we hier hebben en benut dat ook.

Voorzitter. Ik wil ingaan op de specifieke vragen die zijn gesteld. Een aantal vragen gingen vooral in op: hoe gaat u nu de komende periode om met al die investeringen, het extra geld dat beschikbaar is gesteld? De VVD had de specifieke vraag of we moeten wachten op de nieuwe veiligheidsstrategie en of er niet al een aantal A-brieven klaarliggen. We gaan in die zin niet wachten op de nieuwe veiligheidsstrategie. Die zal er wel komen en gaan over wat er allemaal nodig is in een bredere context, maar we hebben al aangekondigd met een nieuwe Defensienota te gaan komen, ook vooruitlopend op de punten die ik net noemde: de gevechtsondersteuning, de logistieke ondersteuning en de basisgereedheid. Daar zullen we in ieder geval zo snel mogelijk in de Defensienota invulling aan gaan geven, maar ook aan het langetermijnperspectief, ook binnen de veiligheidsstrategie. In de Defensienota zullen we ook rekening houden met het planningsproces van de NAVO en de EU en de strategische keuzes van onze bondgenoten daarin, juist om ervoor te zorgen dat we het geld op een juiste manier besteden. De Defensienota zal ook leidend zijn voor de langetermijnbesluitvorming over de aanschaf en de noodzaak van verschillende grote wapensystemen.

U weet, een aantal van u heeft dat ook aan de orde gesteld, dat van een aantal grote wapensystemen de levensduur ten einde loopt. Daar zullen we ook een besluit over moeten nemen. De daarvoor nodige A-brieven zijn inderdaad in voorbereiding en u zal die ontvangen in aanloop naar de Defensienota, om dat ook wel met elkaar in samenhang te kunnen gaan bezien. Ik denk namelijk dat het goed is om het totaalpakket met elkaar hier te kunnen afwegen zodat u daar op een goede manier een besluit over kunt gaan nemen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Wij vinden het heel fijn dat het allemaal goed met elkaar gaat matchen, maar ik had her en der begrepen dat het bij de aanschaf van een mogelijk marineonderdeel in samenwerking met België in een bepaalde mate te lang gaat duren voordat we klaar zijn. Wellicht kunt u daar nog wat over aangeven.

Staatssecretaris Visser:

Ja, dat weten we. We zullen daar op een slimme manier mee omgaan. We gaan uiteraard niet wachten om het wachten, want we realiseren ons dat een aantal dingen gewoon wel urgent zijn. Die zullen we dan dus ook op die manier aan de Kamer voorleggen. U doelt volgens mij op de mijnenvegers en dergelijke met de Belgische overheid. Die heeft daar ook een bepaalde prioriteit aan toegekend en aangegeven dat ze er haast mee wil maken. Wij onderkennen dat en we zullen er ook absoluut aan gaan meewerken om te kijken of we dat kunnen gaan realiseren. Wij kunnen het ons namelijk niet veroorloven om met bepaalde besluiten te wachten. Maar ik denk dat het wel goed is om ook het totaal te kunnen zien en dat de Kamer die afweging kan gaan maken. Maar als wapensystemen operationeel aan het einde van hun levensduur zijn gekomen, moeten we gewoon een besluit kunnen gaan nemen.

Misschien is het goed om op te merken dat we volgende week de begrotingsbehandeling hebben. Er wordt nu ook hard gewerkt aan een nota van wijziging. Wij hopen dat die voor de begrotingsbehandeling bij u is. Daarin zullen we een aantal concrete voorstellen gaan doen in het kader van de verbetering van de gevechtsondersteuning, het zogenoemde pakket van 400 miljoen, zodat u dat beeld heeft en dat ook kunt betrekken bij de begrotingsbehandeling zelf.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Allereerst: heel goed dat er een nota van wijziging komt. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: we hopen het voor de begrotingsbehandeling binnen te hebben. Maar het zou wel een heel vreemde figuur zijn als we een begrotingsbehandeling gaan doen zonder dat er een heel substantiële nota van wijziging ligt. Daarom zou ik eigenlijk graag van de Staatssecretaris op tijd willen weten of ze het wel of niet redt, want anders moeten we toch gaan nadenken hoe we die begrotingsbehandeling gaan doen.

Staatssecretaris Visser:

Er is en er wordt hard gewerkt aan die nota van wijziging. Het hangt ook van de besluitvorming af. Wij doen er alles aan om het voor de begrotingsbehandeling te doen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Betekent dat ook dat de Staatssecretaris ons op tijd informeert als zij dat niet haalt?

Staatssecretaris Visser:

Ja. U geeft terecht aan dat u deze informatie over het 400 miljoenpakket – zeer belangrijk – wilt betrekken bij een goede voorbereiding op een begrotingsbehandeling. Dat realiseer ik mij, dus dat zullen wij doen.

De voorzitter:

Voor de begroting ontvangen wij dat. De Staatssecretaris vervolgt haar beantwoording.

Staatssecretaris Visser:

Voorzitter. Mevrouw Popken vroeg in dat kader hoe wij de komende periode omgaan met de materieelbegroting. Welke investeringen zie ik voor mij? Wij gaan uiteraard op basis van de Defensienota kijken voor welke concrete projecten wij zullen kiezen. Zoals eerder al gemeld aan de Kamer zijn de opties investeringen om voorraden van munitie, reserveonderdelen en geneeskundige goederen weer op niveau te krijgen, om de twee M-fregatten en de zes mijnenjagers te vervangen – daar hebben wij het net ook al over gehad – en om de onderzeebootcapaciteit te vervangen. Wij zullen dat uiteindelijk bij de Defensienota gaan betrekken, maar dat is een aantal opties die daarin zullen voorliggen.

Daarbij kwam de vraag van de VVD of DMO wel over voldoende inkoopcapaciteit beschikt voor al die nieuwe projecten. De inkoopcapaciteit van DMO wordt vergroot, omdat we ook zien dat er meer capaciteit noodzakelijk is. Er loopt al een aantal grote investeringsprojecten. Nu er extra geld komt voor investeringen, weten we ook dat de huidige capaciteit niet voldoende is om dat allemaal op te pakken. Afgelopen zomer zijn er al de nodige voorbereidingen getroffen om de capaciteit uit te breiden. Als eerste stap hebben wij voor de inkoop ruim 200 tijdelijke functieplaatsen gecreëerd. Voor 30% van deze functies zijn nu mensen geworven. Er worden voorbereidingen getroffen in de aanloop naar. 30% is een eerste stap, maar zoals u hoort zijn er flink veel meer functies beschikbaar. Nu het regeerakkoord dit mogelijk heeft gemaakt, kunnen we dit soort functies ook vast gaan maken. In de aanloop hiernaartoe wisten wij dat niet zeker, vandaar dat voor tijdelijkheid is gekozen. Wij zijn helaas niet de enigen die dit soort inkoopcapaciteit nodig hebben. Dat vereist specifieke kennis, dus we zoeken ook verder. Het zal een hele uitdaging blijven om de juiste capaciteit op tijd binnen te krijgen met de kennis en knowhow die daarbij hoort. Maar er wordt aan gewerkt en er wordt geïnvesteerd in DMO om de inkoop op orde te hebben.

In dat kader is zowel door VVD, CDA als PVV gevraagd welke extra investeringen er worden gedaan voor de operationele gereedheid nu er meer geld is voor Defensie en welke processen worden versneld. Defensie bereidt zich voor om vanaf begin 2018 direct investeringen te kunnen doen voor een betere balans tussen de gevechtsondersteuning en de gevechtseenheden zelf. Ik gaf net al aan dat daar 400 miljoen voor beschikbaar is gesteld in het regeerakkoord. Wij werken dus aan de nota van wijziging om dat zo snel mogelijk rond te krijgen zodat wij in 2018 direct van start kunnen gaan. De bedoeling daarvan is dat wij de operationele gereedheid en het voortzettingsvermogen van de gevechtseenheden weten te verbeteren.

Daarnaast is er in het regeerakkoord een bedrag van 825 miljoen beschikbaar gesteld om de wapensystemen te kunnen vernieuwen en vervangen. Er is een beeld van wat daar de komende 30 jaar voor nodig is. De komende periode zullen wij bij de Defensienota daarin een afweging maken. Dat zullen wij u ook voorleggen. Dat zal vast niet alleen deze kabinetsperiode maar vooral daarna ook nog onderwerp van discussie zijn. Zoals ik net al zei, is daar bij DMO extra capaciteit beschikbaar voor gesteld.

In dat kader vroeg mevrouw Popken hoe het staat met de plannen voor een nieuw combat support ship voor de marine. Dat combat support ship is bedoeld voor de gevechtsondersteuning van de marine. Dat zit in de discussie over het 400 miljoenpakket. Wij hopen u zo snel mogelijk te informeren over hoe dat eruit zou kunnen zien, maar hij staat op het lijstje, om het zo maar te noemen.

De VVD vroeg: wanneer komt u met voorstellen rondom de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de Defensiematerieelbegroting? Ik hoef u dat denk ik niet te vertellen, maar u heeft deze discussie regelmatig gevoerd bij verschillende projecten. Onder het kabinet-Rutte II is een bedrag van 40 miljoen gereserveerd voor valutaschommelingen. Daarmee kun je relatief kleine schommelingen opvangen. In lijn met het regeerakkoord bekijken we wat de mogelijkheden zijn om die schokbestendigheid op te vangen en of de huidige materieelbegroting voldoende schokbestendig is. Dat doen we onder andere door te kijken of de fluctuaties in wisselkoersen kunnen worden omgezet in een onzekerheidsreservering. Wellicht kan dat ook op een andere manier. Dit zal de nodige afstemming vergen met een aantal andere departementen, waaronder Financiën. Ik reken op uw steun in dezen.

In dat kader bekijk ik ook de vraag van mevrouw Belhaj over het Infrastructuurfonds en de discussie die daarover heeft plaatsgevonden. Binnen de Defensiebegroting kunnen we nu gelukkig werken met de eindejaarsmarge. Er is dus al wat ruimte gekomen om dingen mee te kunnen nemen, maar ik herken de oproep van mevrouw Belhaj. Hoe kunnen we investeringen nog beter plannen en daar duidelijkheid over geven? En hoe kunnen we aan de voorkant inzichtelijk maken waar we voor kiezen om dat vervolgens in de jaren weg te zetten? Ik moet constateren dat het niet in het regeerakkoord staat, maar ik herken de oproep om te bekijken of we die discussie hierbij kunnen betrekken, mede in relatie tot de vraag van de heer Van den Bosch over schokbestendigheid en valutaschommelingen.

De heer Van den Bosch (VVD):

Dank, Staatssecretaris. Over steun gesproken: u heeft de beste steun die u kunt hebben als u naar uw andere collega's gaat, namelijk het regeerakkoord. Dat lijkt me het mooiste wat je kunt hebben als Staatssecretaris van Defensie.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van den Bosch.

Staatssecretaris Visser:

Dan is dat helemaal goed.

De heer Van den Bosch (VVD):

Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dat een prachtige steun is?

Staatssecretaris Visser:

Dat ben ik met u eens. Mijn ervaring is dat dit soort zaken uiteindelijk vaak bij een andere commissie worden afgehandeld, namelijk Financiën. Dan reken ik op dezelfde steun met verwijzing naar het regeerakkoord, maar u zult mij daar vast aan helpen herinneren, al dan niet bij uw collega's van Financiën. Het is helder wat er staat en het is ook helder dat we daarmee aan de slag moeten gaan, omdat we daarmee een belangrijke stap kunnen zetten in de discussie over vertrouwen in de organisatie en het materieel.

In dat kader vroeg mevrouw Diks of de Kamer actief zou kunnen meekijken naar het herstel van de basisgereedheid en wat daarvoor nodig is. Ze noemde daarbij volgens mij ook de term «groot project». U gaat er uiteindelijk zelf over of u al dan niet een groot project wilt. Ik heb zelf als Kamerlid bij een andere commissie de nodige ervaring opgedaan met grote projecten. Ik kan u vertellen dat we daar ook heel veel hebben afgeschaft, omdat het niet opleverde wat wij wilden. Ik zou mevrouw Diks willen meegeven om inzichtelijk te maken waar de informatiebehoefte zit, want volgens mij is dat de politieke vraag. Waar heeft u meer behoefte aan om tot een politieke afweging te kunnen komen? Wij hebben een ibo-rapport dat ziet op de gereedheid en wat daarin nog beter kan. Daarover moet nog een beleidsreactie komen. We zullen die richting de Defensienota meesturen. Ik denk dat u dan ook zicht heeft op wat er in de Defensienota staat en welke kant het op gaat, inclusief een reactie op de vraag hoe we de gereedheid daarin een plek hebben gegeven. Dan kunt u bepalen of u uiteindelijk wel of niet een groot project wilt; dat is helemaal aan u. Maar volgens mij gaat het er vooral om welke informatie u nodig heeft om uw politieke vraag te kunnen beantwoorden.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik snap de opmerking van de Staatssecretaris natuurlijk heel goed. Waar het mij om gaat, is dat we merken dat de afstand van de Kamer tot de Defensieorganisatie toch groter is dan we hadden verwacht. Als je kijkt naar alle zaken die zich in de afgelopen periode hebben afgespeeld, naar de rapporten die er liggen en naar het inzicht dat we momenteel als Kamercommissie hebben in het wel en wee van de organisatie, dan is die afstand zo groot dat wij pas te laat kunnen bijsturen. Om u te ondersteunen en om voor onszelf een beter inzicht te krijgen, zou ik het verstandig vinden als de Kamer veel dichter op het proces gaat zitten, zeker op het punt van de basisgereedheid. Ik heb geopperd of het misschien een idee zou zijn om het via de regeling Grote Projecten te doen. Misschien zijn er nog andere varianten. Het gaat mij erom dat we er dichter op zitten. Misschien zou je ook een andersoortige commissie kunnen inrichten of iets dergelijks. De gedachtegang die erachter zit, is niet om u dwars te zitten. Ik hecht eraan om aan te geven dat ik geen wantrouwen jegens de organisatie, jegens u of jegens de Minister heb. Dat is op geen enkele manier zo; daar gaat dit niet om. Maar wat ik wel zie is dat we zo veel afstand hebben dat we te traag worden geïnformeerd. Om dichter op het proces te zitten, zou ik denken dat er een of andere vorm van commissie ingericht zou kunnen worden. Daarbij heb ik gedacht aan deze variant.

Staatssecretaris Visser:

Ik heb dat ook niet zo ervaren; laat dat helder zijn. Wat ik geprobeerd heb te achterhalen – en u geeft zelf al een deel van het antwoord – is welke informatiebehoefte u heeft. Defensie levert ontzettend veel op qua rapportages, brieven en dat soort dingen. De informatie is dus beschikbaar, maar de vraag is blijkbaar wat u ermee kunt. In aanloop naar de Defensienota zou ik meer willen bekijken waar de informatiebehoefte zit en daarover meer de dialoog aan willen gaan. Dat wil ik de Kamer aanbieden. Wat heeft de Kamer nodig en wat kunnen we wellicht – laten we dat dan ook met elkaar vaststellen – schrappen om specifieker op haar informatiebehoefte in te spelen? Ik heb er ook geen behoefte aan om informatie te sturen waarvan de Kamer zegt: daar heb ik uiteindelijk niks aan. Het gaat erom helder te krijgen waar nog aanvullende behoeften zitten. Die toezegging doe ik dus graag. Ik denk dat we even een model moeten vinden hoe we dat kunnen doen, maar de bereidheid om te bekijken hoe aan de informatiebehoefte op een andere manier, specifieker, kan worden tegemoetgekomen, is er absoluut. Dat aanbod doe ik, maar op welke wijze weet ik nog even niet.

De voorzitter:

Heel goed. Kunt u daar een termijn bij noemen? Terwijl u daarover nadenkt, volgt het tweede deel van de interruptie van mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank uiteraard aan de Staatssecretaris voor de toezegging om daar met ons over na te denken. Wij zullen dat als Kamercommissie natuurlijk ook doen, zeker op weg naar de begrotingsbehandeling. De Staatssecretaris geeft aan dat er op – laat ik het als volgt omschrijven – redelijke termijn een Defensienota aankomt. Ik kan me ook voorstellen dat die twee sporen parallel lopen en dat de structuur, waarbinnen de Kamer beter toezicht kan houden op de uitgaven en de bestedingen, al klaarligt op het moment dat die Defensienota er is. Maar goed, daar zullen wij aan onze kant ook over nadenken.

Staatssecretaris Visser:

Laten we met elkaar afspreken dat we er voor de Defensienota in ieder geval met elkaar over hebben gesproken waar die behoefte zit en wat daarvoor nodig is. U hebt als voorbeeld een regeling Grote Projecten genoemd, maar ik bedoel het meer vanuit de insteek dat de Kamer bepaalde informatiebehoeften heeft. Ik zou willen voorstellen om voor de Defensienota in ieder geval met elkaar te hebben afgesproken hoe de informatiebehoefte wordt ingevuld.

De voorzitter:

Ik vind dat een wat lastige toezegging, want voor de Defensienota komen we nog een aantal keren met elkaar te spreken. Dus óf wij zullen bij procedurevergadering moeten besluiten hoe we dat gaan doen, al dan niet naar aanleiding van een brief van uw kant. Óf we geven de toezegging in die zin vorm dat de Kamer er bij een eerstkomende logische gelegenheid zelf haar opvattingen over geeft. Maar ik stel voor dat u misschien een voorzet daarvoor zou kunnen geven. Want alleen maar zeggen «we komen er nog over te spreken», kan ik niet als een toezegging noteren.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dat kan ik mij heel goed voorstellen, want stel dat wij een soort commissie of regeling of iets dergelijks treffen, dan is het natuurlijk aan deze commissie om die in te richten. Daarvoor is het meest geëigende moment natuurlijk de procedurevergadering.

De voorzitter:

Zeker, en dan is nog de vraag of wij dat doen op eigen initiatief – dat kan ik mij nu voorstellen omdat dit hier ligt – of dat wij dat doen naar aanleiding van iets wat de Staatssecretaris ons toezendt. Wat heeft de Staatssecretaris het liefst?

Staatssecretaris Visser:

Voorzitter, ik wil met alle liefde brieven sturen, maar het gaat hierbij om de informatiebehoefte van de Kamer zelf. Volgens mij moet de Kamer zelf haar informatiebehoefte formuleren. Dan kan ik daarop reageren in de zin van wat er wel en wat er niet kan. Want anders ga ik nu voor iedereen denken en zaken invullen. Ik zou het initiatief bij de Kamer willen laten en op basis van de eerste ideeën die daar leven naar aanleiding van de procedurevergadering willen bekijken wat er mogelijk is op welke termijn.

De voorzitter:

Prima. Dan pakken wij het in de procedurevergadering op. Dan kunnen wij zien welke ideeën daarover bij de Kamer leven.

Staatssecretaris Visser:

In dat kader denk ik ook dat de vraag van mevrouw Popken hoe wij het WGO Materieel de komende jaren gaan vormgeven, ook een aspect hiervan is. Op welke wijze kunnen wij de Kamer informeren, de voortgang monitoren en de afwegingen bezien die daarin zijn gemaakt? Ik stel voor dat u eerst met elkaar spreekt over wat de informatiebehoefte is en een voorstel doet. Dan kijken wij hoe we daar invulling aan kunnen geven.

Voorzitter. Ik denk dat het goed is om op een aantal specifieke punten in te gaan. Mevrouw Bruins Slot had bijvoorbeeld gevraagd: wat betekent de gereedstelling voor de missies en hoe kan het een en ander daarin worden verbeterd? Het is duidelijk dat de inzet voor missies voor een lange of voor een korte duur personeel en materieel aan hun eenheden onttrekt, zoals ook blijkt uit het ibo. Dat is uiteraard ook van invloed op de gereedheid. In de artikel 100-brieven, die de Kamer ontvangt, wordt daarover en over de gevolgen voor die eenheden gerapporteerd. Dat gebeurt via de artikel 100-brieven inclusief de vertrouwelijke bijlagen die de Kamer ontvangt bij de inzetbaarheidsrapportage over de gevolgen voor die operationele gereedheid.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het antwoord dat de Staatssecretaris geeft is eigenlijk een herhaling van de vraag die ik heb gesteld. We hebben natuurlijk met elkaar de stap gezet om duidelijker aan te geven welke invloed de missie heeft op de gereedstelling van de eenheden die in Nederland achterblijven. Daarna kwam het ibo-rapport Zicht op gereedheid, waaruit bleek dat de impact die het heeft groter was dan wij aanvankelijk nog dachten. De vraag is dus welk effect dat inzicht, het inzicht dat het effect eigenlijk groter is dan gedacht, zal hebben nu de Staatssecretaris en de Minister met nieuwe brieven naar aanleiding van de missies moeten komen.

Staatssecretaris Visser:

In het ibo heeft men het over de zogenoemde tweede en derde orde-effecten. Dat punt nemen we mee in de beleidsreactie. We zullen daarin bekijken hoe we dat voor de toekomst gaan verwerken. Ik heb inderdaad beschreven hoe het nu gaat. Dat is voor hoe we het nu doen. Naar aanleiding van het ibo zullen we bekijken wat daar nog beter in kan worden gedaan, maar die beleidsreactie moet dus nog komen. Ik kan niet vooruitlopen op de wijze waarop dit verder vertaald wordt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dit is wel een heel essentieel punt om tot een goede balans tussen missies, het aangaan van missies en het voortzetten van missies te komen en om de gereedheid van de instellingen op orde te krijgen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: wanneer kunnen we dat standpunt met betrekking tot het ibo-rapport verwachten?

Staatssecretaris Visser:

Ik heb naast mij gecheckt wanneer dat kan en dat is voor de Defensienota.

De voorzitter:

Oké. Dat staat ook genoteerd.

Staatssecretaris Visser:

Het wordt druk met de Defensienota, zoals we merken.

De voorzitter:

Het lijkt een klein stuwmeer te worden. Dat is een formulering die we ook wel kennen van de materiële begroting.

Staatssecretaris Visser:

Daarom! Dan wil ik overgaan naar een vraag die in verschillende hoedanigheden is gesteld, in ieder geval door mevrouw Popken en de heer Van den Bosch. Die vraag gaat over de uitkomst van de operationele pauzes. Hoe is dat opgepakt? Welke verbeteringen zijn er doorgevoerd? Welke gevolgen heeft dat voor de lopende missies?

De Kamer heeft daar al eerder een brief over gehad. De operationele pauze voor alle Nederlandse militaire missies duurde van 29 september tot 2 oktober. Het doel was om nogmaals vast te stellen of de munitieveiligheid en de medische keten op orde zijn voor alle missies en of de procedures zijn of worden nageleefd. Zoals gemeld in de Kamerbrief van 20 oktober zijn er een aantal tekortkomingen geconstateerd op het gebied van opslag en registratie van de munitie, maar deze tekortkomingen leverden in 21 van de 22 missies geen veiligheidsrisico's op.

Om die tekortkomingen op te lossen is er direct actie ondernomen. Daardoor konden de activiteiten in de 21 missiegebieden per 5 oktober ook worden hervat. Per 21 oktober zijn ook de Nederlandse activiteiten in Mali hervat, behalve in het noorden waar moet worden teruggevallen op de militaire basis in Kidal. Wij zijn momenteel met de VN in gesprek over het garanderen van de medische evacuatie. Zodra die garantie rond is, kunnen ook de operaties vanuit en rondom de militaire basis in Kidal weer worden hervat. De Kamer zal daar uiteraard direct over worden geïnformeerd.

Er waren tekortkomingen in Irak. Daar waren onvoldoende maatregelen getroffen en liep de temperatuur in de opslagcontainer te hoog op. Direct na de safetycheck zijn er maatregelen getroffen. Munitie die mogelijk te warm is geworden is apart gehouden en wordt specifiek gecontroleerd. Dit heeft echter geen effect gehad op de missie zelf. In Afghanistan was sprake van een administratieve achterstand in het registratiesysteem voor het beheer van munitie van klein kaliber. Dat heeft ook geen effect gehad op de missie zelf. Er is ook direct begonnen met het bijwerken van het registratiesysteem. De voorraden van de afgekeurde munitie zullen worden vervangen en worden in afwachting van vervanging niet gebruikt. Ze zullen in twee ladingen, in november en in december 2017, worden vervangen.

We hebben gezien dat de veiligheidscontroles in operationele pauzes heel duidelijk hebben gemaakt dat het belang van procedures en controles niet genoeg kan worden onderstreept. Defensie zal deze inspecties dan ook blijven uitvoeren om erop toe te zien dat de getroffen maatregelen ook worden nageleefd. Absolute veiligheid bestaat niet en het werk is nooit zonder risico's, maar het is wel aan ons om de risico's die er zijn zo goed mogelijk te beheersen. Zowel met de aanbevelingen van het OVV-rapport als met de resultaten van het onderzoek van de commissie-Van der Veer – die resultaten verwachten wij volgend jaar – zullen we er alles aan doen om herhaling te voorkomen.

Voorzitter. Er is door mevrouw Ploumen gevraagd hoe we problemen op het gebied van de veiligheid van het materieel kunnen voorkomen. Ik heb een aantal heel concrete acties genoemd, die zijn genomen naar aanleiding van een operationele stop. Er is ook al eerder gewerkt aan het verbeteren van de veiligheid. Dat is gedaan door de Veiligheidsraad Defensie, die onder leiding staat van de secretaris-generaal, de hoogste ambtenaar van Defensie. Die Veiligheidsraad heeft namelijk in april 2017 het actieplan Veiligheid vastgesteld, waarbij er naar de volgende thema's is gekeken: schieten en omgaan met munitie, gevaarlijke stoffen, de vastgoedketen en de veiligheid van arbeidsmiddelen en installaties. Er is gekeken naar hoe we op die punten op korte termijn verbeteringen kunnen doorvoeren.

Dit actieplan loopt en zal de komende periode ook blijven lopen. In dat kader is er bijvoorbeeld gestart met het actualiseren van de Defensiebrede risico-inventarisatie en -evaluatie. Naar aanleiding daarvan zijn er ook direct maatregelen getroffen. Er wordt ook aandacht aan de veiligheid besteed in de opleidingen voor commandanten en andere leidinggevenden, maar we zullen in reactie op het OVV-rapport en de resultaten van de commissie-Van der Veer ook nader ingaan op de invloed van andere gedrags-, veiligheids- en cultuuraspecten.

De voorzitter:

Dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Belhaj en daarna aan mevrouw Ploumen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Goed om te horen dat er na dat pittige debat op zo veel vlakken extra checks worden gedaan. Ik vraag me wel wat af. Het is een iets ander onderwerp natuurlijk, maar het is wel in het verlengde van wat we vanochtend hebben besproken. Soms spreek je mensen die zeggen: ik heb al twee keer iets aangegeven, maar ze doen er niks mee. Ik weet dat het even heel gemeen is om het zo te zeggen, maar hoe voorkomen we nou dat je dingen controleert waarvan je denkt «nou, dit moeten we in ieder geval controleren», terwijl er misschien mensen op de vloer zijn die weten dat er iets niet klopt of dat ze het een keer druk hebben gehad.

Je kunt dat onmogelijk zelf doen. Dat is namelijk een hooi uit een berg met spelden vinden, maar dan andersom. Dat is iets makkelijker namelijk. Nou, hoewel...

Mensen komen soms naar je toe. In welke mate is het een uitnodiging aan mensen die dingen weten van «dat hebben we ooit niet goed gecontroleerd» of «toen hadden we het te druk»? Weten die mensen ook hun weg naar de commissie te vinden als het gaat om die fysieke veiligheid?

Staatssecretaris Visser:

Er lopen twee trajecten. Het eerste traject is de Veiligheidsraad zelf, met een aantal heel concrete actiepunten gericht op de risico-inventarisatie en om daar ook in de opleidingen extra aandacht aan te geven. Daar zullen ook meldingen uitkomen. De commissie-Van der Veer is nu ook bezig om dat aan de orde te stellen. Volgens mij geeft u ook aan dit breder is dan alleen dit specifieke geval. Dit gaat erom hoe je met elkaar een cultuur creëert waarin je dingen aan de orde kunt stellen en waarin die dingen ook worden opgepakt. Die urgentie is er. Die zaken worden ook gemeld en daarom is die Veiligheidsraad ook bij de sg belegd. Dat toont aan dat het op het hoogste niveau van belang wordt geacht om dit te adresseren en op te pakken. Ikzelf heb de afgelopen dagen met verschillende mensen hierover gesproken om te kijken hoe we dit nog beter kunnen oppakken. Daarvoor geldt wel dat er op een aantal terreinen capaciteit bij moet komen. Dat is ook de reden waarom we werken aan zowel de nota van wijziging als in de komende periode aan de Defensienota. We kijken waar er juist op het gebied van veiligheid nog extra capaciteit nodig is en hoe we dat kunnen waarborgen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Het is het allerbeste om dat op het hoogste niveau te beleggen, maar daar ligt ook de belemmering. Stel dat je verantwoordelijk bent om iets te controleren en je meldt dat drie keer bij je meerdere, waarna je van diegene te horen krijgt: ja, daar hebben we nu geen tijd voor, want we moeten door en we moeten nog zus en zo. Je meldt dat dan bij die meerdere, maar het is diezelfde meerdere die zegt: joh, nu even niet, want we hebben andere dingen aan ons hoofd. Het is altijd het dilemma hoe je ervoor zorgt dat de tussenlaag niet belemmerend werkt. Het mag niet, maar het is wel menselijk dat mensen denken: ik moet gaan uitleggen aan mijn baas dat ik al vijf jaar lang weet dat er iets niet klopt. Hoe voorkom je dat mensen uit angst toch ervoor kiezen om iets niet te melden? Nu is het wel het moment om dat te doen. Het moet ook gewoon duidelijk naar voren komen dat de soldaat bij wijze van spreken nog een andere weg kan bewandelen, zodat hij niet denkt «laat maar» en wij over een jaar weer een debat moeten voeren omdat we erachter komen dat er iets mis is gegaan.

Staatssecretaris Visser:

Ik snap het. Het begint ermee dat vanuit de top wordt aangegeven dat dit moet en kan. Volgens mij is dit niet alleen gezegd door de sg, maar juist ook door de CDS. De CDS heeft bij zijn aanvaarding letterlijk gezegd dat «nee» ook een antwoord is. Hij heeft ertoe opgeroepen om dingen te melden. Het begint dus ook bij de militaire top om dit uit te gaan spreken, want ik herken wat mevrouw Belhaj aangeeft. Dit is de can-domentaliteit, zoals volgens mij ook vaker is gewisseld, die inhoudt dat er toch wordt gekeken wat er wél kan als iets niet blijkt te kunnen. Daar is Defensie hartstikke goed in. Dat is een kracht, maar het heeft ook tot dit soort dingen geleid. De urgentie is dat dit een keerzijde heeft. Juist door wat er in Mali is gebeurd, is dat besef geland. Dat kost alleen wel tijd. Voor mij is het belangrijkste dat juist vanuit de militaire top heel nadrukkelijk is aangegeven dat ook «nee» een antwoord is en dat die zaken aan de orde stelt die niet kunnen of die niet in de haak zijn. Dat wordt verwelkomd. Ik sluit niet uit dat er nog een tussenlaag is waarbij dit weerstand kan oproepen, maar dat is precies de reden waarom dit traject is ingezet, ook met de commissie-Van der Veer, om aan te geven dat we dit ontzettend belangrijk vinden en dat dit gewoon moet veranderen. Alleen, ik schat zo in dat dit wel iets is wat van de lange adem zal zijn.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank aan de Staatssecretaris en ook dank voor alle maatregelen die genomen zijn. In het OVV-rapport werd duidelijk dat de besluitvorming rondom de aanschaf niet op orde was. In heel veel voetnoten in dat rapport valt terug te lezen dat delen van dat proces moeilijk te reconstrueren waren, omdat mensen het zich niet konden herinneren. Ik moet zeggen: dat begrijp ik heel goed, want het is best lang geleden. Maar er stond ook in dat er geen documenten meer voorhanden waren waaruit een reconstructie gemaakt kon worden. Nou lijkt dat onbelangrijk, want ja, wat moet je met al dat papier? Maar in het kader van borging van kwaliteit, accountability en het afleggen van verantwoording, in de organisatie maar ook richting de Tweede Kamer en het personeel, is dat heel erg belangrijk. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: ziet zij dat ook zo? En zou zij iets kunnen zeggen over maatregelen die zij wellicht voornemens is te nemen om te zorgen dat op die manier processen goed in kaart worden gebracht? En nogmaals, ik pleit niet voor hele boekenkasten vol, maar het kan toch ook echt niet waar zijn dat uit zoveel voetnoten blijkt dat reconstructie niet mogelijk is omdat er niks bewaard is gebleven of niks is opgeschreven?

Staatssecretaris Visser:

Ja. In het actieplan, waar ik het net over had in het kader van de Veiligheidsraad, zitten al een aantal van dit soort onderdelen, om bestaande processen weer eens te checken en te kijken wat we daar nu hebben opgeschreven, welke procedures er zijn, wat we daarvan vastleggen en hoe we toezien op naleving. Dat soort elementen zijn dus al in gang gezet en worden al doorlopen. Het voorbeeld dat ik net gaf rondom de reserveonderdelen is eigenlijk ook zo'n onderdeel waarbij je weer gaat registreren wat je nou hebt en al je wapensystemen doorloopt om te kijken waar de knelpunten zitten, welke informatie beschikbaar is, wat er nog nodig is en hoe het wordt bijgehouden. Dat past allemaal in die analyse en het vastleggen van wat je van mensen verwacht, wat er nodig is en hoe je daarop gaat toezien. Bovendien bekijkt de commissie-Van der Veer, niet zozeer op het niveau van personen, maar op het niveau van de organisatie, wat er is misgegaan en welke volgende stap nodig is om dat anders aan te gaan pakken. Er lopen dus een aantal heel concrete dingen die volgens mij al in gang hebben gezet wat u bepleit. Van der Veer onderzoekt of dat voldoende is, maar kijkt ook heel specifiek naar wat er op organisatieniveau is gebeurd en hoe je dat zou kunnen aanpakken. Het antwoord is dus ja.

De voorzitter:

Oké. Dan vervolgt u uw beantwoording.

Staatssecretaris Visser:

Dan ga ik in op een aantal specifieke vragen. Volgens mij stelde de heer Van den Bosch een vraag over cyberverdediging, maar ik geloof dat een aantal andere leden dat ook aan de orde hebben gesteld, in de zin dat de ontwikkelingen binnen de krijgsmacht ook vragen om investeringen daarin. Dat is absoluut zo. We hebben ons binnen de NAVO niet voor niets hard gemaakt voor de erkenning van cyber als een van de domeinen voor operaties. Dit moet ertoe leiden dat we niet alleen in de huidige domeinen, maar ook in het cyberdomein beter kunnen optreden. In het regeerakkoord is ook de afspraak gemaakt dat er meer geld komt voor versterking van de cyberaanpak, ook voor Defensie. Het gaat om 20 miljoen. Dat maakt onderdeel uit van een totaalpakket van 95 miljoen voor alle departementen. Dit komt boven op het bedrag dat al door het vorige kabinet was uitgetrokken. Daarvan is ook een deel, 8 miljoen, uitgetrokken om de capaciteit van de MIVD te versterken. Er wordt ook 13 miljoen uitgetrokken voor een nationaal detectienetwerk, waar ook de MIVD in zit. In de MIVD wordt dus ook geïnvesteerd. Een deel van de 20 miljoen uit het regeerakkoord zal vooral gaan naar offensieve capaciteiten, maar ook naar inspanningen op het gebied van cyberverdediging en toch weer de inlichtingen. We zullen daar in de defensienota een concrete uitwerking van geven.

Dan vroeg mevrouw Popken hoe Defensie de vervanging van de onderzeebootcapaciteit gaat vormgeven. De Kamer heeft de A-brief al ontvangen, waarin het functionele is gespecificeerd voor de vervangingsbehoefte. Dat is ook afgerond. We zijn nu eigenlijk bezig met de onderzoeksfase, fase B. Daarin kijken we hoe we aan die functionele specificaties kunnen voldoen. Naar verwachting ronden we die B-fase eind 2018 af. Uiteraard zal ik u daarover met een zogenoemde B-brief informeren.

Ik kom op de vraag van de VVD over de Nederlandse luchtverdedigings- en commandofregatten. Wanneer komt er een shootercapaciteit voor deze fregatten? De heer Van den Bosch liet zich daar in lovende bewoordingen over uit. Inderdaad beschikken de Nederlandse fregatten op dit moment niet over die zogenaamde shootercapaciteit, maar de SMART-L-radar kan wel de doelgegevens van een raket doorgeven aan andere eenheden, zoals Amerikaanse schepen of Nederlandse Patrioteenheden. Indien de ballistische raket binnen hun bereik ligt, kunnen deze eenheden hem ook uitschakelen. De SMART-L-radar is dus bijzonder nuttig voor het NAVO-netwerk van capaciteiten tegen ballistische raketten. Of Defensie de shootercapaciteit zal gaan aanschaffen, kan ik u nog niet zeggen. Ik verval een beetje in herhaling; sorry, voorzitter. Ook hiervoor geldt dat we het gaan bekijken in het kader van de nieuwe Defensienota, waar u nu met nog meer smart op gaat wachten. Het worden allerlei keuzes.

Mevrouw Popken en mevrouw Belhaj vroegen naar de problematiek rond de persoonlijke uitrusting van Defensie. Die herken ik. Er wordt gewerkt met meerdere projecten om onze militairen te kunnen voorzien van betere kleding en uitrusting. Ik zal een aantal van die projecten noemen, zodat u een beeld krijgt van wat er concreet gebeurt. Er wordt 100 miljoen uitgetrokken voor gevechtskleding. Het gaat hierbij om nieuwe kleding voor 48.000 militairen, beschikbaar vanaf 2020. Voor het Korps Commandotroepen is onlangs wel nieuwe kleding aangeschaft, omdat daar de urgentie absoluut aanwezig was. Militairen die de komende jaren op uitzending gaan, krijgen interim-gevechtskleding totdat het nieuwe systeem is ingevoerd. We gaan dus over tot een grote vervanging, maar in missiegebieden gaan we nu al over tot vervanging, zodat we adequate kleding kunnen verschaffen. We gaan 50 miljoen investeren in bescherming door nieuwe helmen en kogelwerende platen en vesten. Ook worden er duizenden nachtkijkers aangeschaft. Daarnaast wordt er 150 miljoen geïnvesteerd in gevechtsvesten, ook wel OPS-vesten genoemd. Die worden ingevoerd vanaf 2019. Dat vest heeft opbouwtassen, rugzakken en een drinksysteem, zodat we die zaken in één vest kunnen integreren. Daarnaast komt er voor de troepen in gevecht een speciaal geïntegreerd vest inclusief ballistische bescherming en communicatiemiddelen, zodat ze genetwerkt en geïntegreerd kunnen optreden. Dit is het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem, dat wordt ingevoerd vanaf 2019. Voor schoenen, vesten, helmen en alles wat heel praktisch is voor de kleding, worden in de komende periode draagproeven uitgevoerd om te kijken wat het personeel prettig vindt en om het personeel zo veel mogelijk te betrekken bij de aanschaf van de persoonlijke uitrusting. Door een aantal leden werd aangegeven dat mensen nu hun eigen kleding kopen. Wij willen in de toekomst een aantal zaken kunnen aanbieden, zodat militairen zelf kunnen kiezen uit een assortiment en meerdere keuzemogelijkheden hebben. Uiteindelijk zal het altijd beperkt blijven tot een paar opties en zullen mensen wellicht een eigen afweging blijven maken om aanvullend materieel aan te kopen. Maar we willen voor militairen meer naar maatwerk toe bij praktische zaken als kleding en schoenen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dat is goed om te horen. Ik ben er niet zo van om op werkbezoeken in tanks te springen of actief deel te nemen, maar toevallig heb ik deze mogelijke nieuwe kogelvrije vesten toch even aangetrokken, om eens te voelen hoe zwaar ze zijn. Dat was op de vrijdag voor het Malidebat. Het is goed om te horen dat er meer flexibiliteit komt, zodat mensen kunnen kiezen wat ze prettig vinden. Als iemand de ene schoen niet fijn vindt, kan hij de andere kiezen. Even voor de helderheid: er zijn dus op dit moment geen mensen die hun werk moeten doen met niet-kogelvrije hesjes met een soort kliksysteem, zoals de heer Baudet suggereerde in het debat. Het is belangrijk om vandaag vast te stellen dat het niet aan de orde is dat we onze mensen zonder bescherming op pad sturen.

Staatssecretaris Visser:

Dat klopt.

Voorzitter. Dan ga ik verder met de specifieke vraag van mevrouw Belhaj over de leveringsbetrouwbaarheid van reserveonderdelen. Die heb ik in mijn inleiding volgens mij ook aan de orde gesteld. Daarbij ben ik ook ingegaan op de vragen over het personeel. Volgens mij heeft mevrouw Belhaj daarover net een vraag ter verduidelijking gesteld. We gaan kijken hoe we dat beter kunnen doen. Er is in ieder geval geld voor beschikbaar. Het is nu een kwestie van uitvoeren. Dat zal niet in één korte klap gaan. We zullen dit al fasegewijs gaan uitrollen. Als moet worden bepaald welke kleding en schoenen prettig dragen, zullen we de militairen erbij betrekken.

Er zijn verder vragen gesteld over de gevolgen van de missies voor de gereedstelling. Dit is al deels aan de orde gekomen. Zowel het CDA als de VVD hebben daar al naar gevraagd. Die gevolgen zijn er. We gaan daarom in het kader van het ibo bekijken of we dat nog specifieker inzichtelijk moeten maken en wat daarvoor nodig is.

Er zijn een aantal vragen gesteld over artikel 346. Volgens mij heb ik daar in mijn inleiding al antwoord op gegeven. We zullen daarnaar gaan kijken. We zullen niet roomser zijn dan de paus, maar we zullen wel bekijken of we binnen Europa daarmee de eigen Nederlandse defensie-industrie niet in een ongemakkelijk parket brengen. Want dan hebben we met elkaar het doel uiteindelijk niet bereikt.

Er waren nog vragen van mevrouw Popken over de baliewerkplekken in Eindhoven. Zij vroeg of er nog steeds een gevaar is op het vlak van de grensbewakingssystemen en breder. De storing waar sprake van was en die mevrouw Popken ook aan de orde heeft gesteld, heeft niet geleid tot veiligheidsrisico's of tot een verlaging van de kwaliteit van de grensbewaking in het algemeen. Wel hebben reizigers daar last van ondervonden. Zij hebben namelijk wat langer in de rij moeten staan omdat we juist vanwege die veiligheid geen concessies wilden doen.

Mevrouw Popken (PVV):

Op welke manier werden de personen gecheckt als het systeem het niet deed? Of werd gewoon gewacht totdat het systeem het deed? Uw voorganger, mevrouw Hennis, gaf aan dat het wel een serieus probleem was en dat het onwenselijk was.

Staatssecretaris Visser:

De KMar kon terugvallen op een alternatief systeem. Dat is de «grenscontrolemodule». Ik heb de naam niet verzonnen, vandaar dat ik hem ook voorlees. Ook in dit systeem kun je namelijk openstaande signaleringen inzien, maar de naam en de paspoortgegevens moet je wel zelf met de hand invullen. Vandaar dat het meer tijd heeft gekost, maar er was dus een alternatief systeem voorhanden waarmee de grensbewaking kon worden uitgevoerd.

Dan de vraag van mevrouw Bruins Slot over de toezegging van voormalig Minister Hennis uit 2015: ja. Het gaat erom geen groot materieel te verkopen voordat de Kamer is geïnformeerd. Dus: alstublieft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Mijn vraag was nog iets specifieker: tot en met de Defensienota sowieso niks doen. We moeten ze gewoon even laten staan. Hopelijk kunnen ze uit de schuur worden gehaald en weer ingezet worden, maar goed, het is aan de Defensieorganisatie om dat eerst te gaan beslissen. In ieder geval zou het materieel nu niet meer in de verkoop gezet moeten worden, maar gewoon even uit de verkoop moeten worden gehaald.

Staatssecretaris Visser:

Ja, voorzitter. Bij dezen de toezegging aan mevrouw Bruins Slot.

Hetzelfde geldt voor het afstoten van de Cougars richting 2023, waarover gesproken wordt. Wij zullen ook daarbij niet vooruitlopen op de Defensienota, zoals u dat heeft gevraagd.

Mevrouw Diks vroeg wanneer de resultaten van het onderzoek naar de scheuren in de springstof van de excaliburgranaten worden verwacht en op welke wijze de Kamer daarover wordt geïnformeerd. Het onderzoek door de Amerikaanse overheid is nog niet voltooid. Zij verwacht dat binnenkort te voltooien. Ik zal de Kamer daarover schriftelijk informeren. Overigens zijn de granaten van dit type nog niet aan Defensie geleverd. Wij zullen uitsluitend goedgekeurde granaten in gebruik nemen.

Mevrouw Diks vroeg ook of de aanschaf van torpedo's nog wel de moeite waard is, mede gezien de vertraging die is opgetreden. U bent in 2015 geïnformeerd over de noodzaak tot verhoging van het aantal te bestellen modificatiepakketten voor de MK48-torpedo's. Omdat door Defensie meer pakketten worden aangeschaft, is er ook meer tijd nodig voor de modificatie en neemt dus ook het project meer tijd in beslag. De Kamer is daarover geïnformeerd. De planning is ook vertraagd omdat verbetering van de Mk-48-torpedo wordt gesynchroniseerd met het lopende instandhoudingsprogramma van de Walrusklasse-onderzeeboten. De modificatiepakketten zijn al besteld en deze zijn ook nodig om de onderzeeboten operationeel te houden. Dus we hebben ze gewoon ook nodig. Ook voor de eventuele nieuwe onderzeeboot kunnen ze worden toegepast.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Die laatste zin maakt mijn interruptie overbodig. Ik vroeg mij namelijk heel even af: het is toch niet zo dat we dit voor heel veel geld aan het aanschaffen zijn voor drie of vier jaar? Maar als ik de Staatssecretaris goed begrijp, kunnen ze ook in de eventuele nieuwe onderzeeboot worden ingezet.

Staatssecretaris Visser:

Ja, dat klopt. Daarmee is wellicht een zorg bij u hierover weggenomen.

Mevrouw Belhaj heeft gevraagd of er niet gekeken zou moeten worden naar een soort investeringsfonds à la het Infrastructuurfonds. In het kader van de schokbestendigheid en de valutaschommelingen ga ik kijken wat er nog nodig is. Ik zie ook dat het niet in het regeerakkoord is opgenomen. Dat wil ik dus ook wel vaststellen met elkaar, maar we gaan wel kijken hoe we tot een betere materieelbegroting kunnen komen en wat daarvoor nodig is. Uiteraard zullen we suggesties die bij andere departementen hebben gewerkt, daarbij betrekken. Ik zie ook steun van mevrouw Belhaj om te gaan kijken wat we daarmee kunnen gaan doen.

Verder heeft mevrouw Belhaj gevraagd of er voldoende capaciteit is voor kennis en innovatie. Die capaciteit is erg dun. Dus haar zorg daarover snap en deel ik. Ik durf het bijna niet meer te zeggen, voorzitter, maar daar komt die weer...

De voorzitter:

... de Defensienota.

Staatssecretaris Visser:

Precies, de Defensienota en ook in de Strategisch Kennis en Innovatie Agenda zal die geadresseerd worden om te kijken wat we op dat punt nog kunnen doen.

De voorzitter:

Dat wordt in ieder geval een bloemrijk stukje werk, vermoed ik zomaar.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is goed dat de Staatssecretaris heel duidelijk zegt dat die kennis inmiddels heel dun is. Het gaat erom de driehoek in evenwicht te hebben omdat je dan ook gezamenlijk op basis van de juiste informatie snel stappen kan zetten. In de Defensienota komt zij daarop terug. Gaat zij dan ook kijken naar gedachten om bijvoorbeeld kennis vanuit kennisinstituten de Defensieorganisatie binnen te halen en om op dat soort oplossingen in te steken?

Staatssecretaris Visser:

Dat staat in de Strategische Kennis en Innovatie Agenda die er al ligt. Ik zie nu geen reden om van die lijn af te wijken. Dus ik zie niet ineens dat we er in de Defensienota compleet van gaan afwijken. Dat wat goed is, moet je volgens mij behouden. Vanochtend hadden we het in het kader van het WGO Personeel al gehad over de adaptieve krijgsmacht en dat die juist bedoeld is om naar buiten te treden en met andere partijen samen te kijken hoe je elkaar kunt versterken. Ik denk dat je dat juist met elkaar moet gaan doen op het punt van kennis en innovatie en de onderzoeksinstituten teneinde tot een goede agenda te komen voor wat nodig is. Ook hiervoor geldt: bij de Defensienota. Ik durf het woord bijna niet meer te noemen in dit overleg.

De voorzitter:

Nee hoor, wij zijn een liefhebber van de Defensienota.

Staatssecretaris Visser:

De verwachtingen zijn volgens mij hooggespannen in dat kader.

Mevrouw Bruins Slot vroeg of er op dit gebied voldoende kennis bij DMO aanwezig was. Voor de maritieme nieuwbouw is nog voldoende kennis aanwezig, samen met de gouden driehoek die zij al benoemde, maar we gaan natuurlijk wel kijken waar we extra in moeten investeren als het gaat om kennis. Er wordt dus al naar gekeken en we zullen het ook verder gaan uitwerken.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik word nu al blij van die nota. Dus dat is op zich positief. Ik kan mij voorstellen dat dit op strategisch niveau nog eens herbevestigd moet worden, maar in de tussentijd heb je natuurlijk wel gewoon een probleem, want die werving gaat niet op korte termijn lukken. Het aanschaffen van materieel wil je dan op een gegeven moment gaan versnellen. Als je werkelijk een keus wil hebben om gebruik te maken van artikel 3.46 moet je ook de juiste expertise daarvoor hebben. Het is strategisch gezien goed dat nog eens vastgelegd wordt dat op korte termijn met de industrie en de innovatie-instellingen om de tafel gezeten wordt om na te gaan wat er tussen nu en een halfjaar kan worden gedaan, welke expertise wie heeft en hoe je een en ander goed kunt uitwisselen. Op het moment dat het spannend wordt en er een piekmoment is wat betreft de afweging of je wel of niet over wil gaan tot de aanschaf van materieel, is het belangrijk dat je die kennis hebt. Dat hoeft, wat mij betreft, niet alleen in de nota. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan?

Staatssecretaris Visser:

Laat ik helder zijn. Wij zijn hier niet alleen om papier met elkaar te produceren, het gaat volgens mij om de uitwerking daarvan. Er is niet voor niets door DMO al geanticipeerd op het regeerakkoord door 200 functies tijdelijk ter beschikking te stellen. Dat kunnen nu ook vaste functies worden. De werving is een absoluut aandachtspunt. We zouden wel gek zijn om niet samen met andere partijen te gaan kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven en hoe we van die kennis en kunde gebruik kunnen gaan maken. Die gesprekken vinden dus plaats. Dat zullen we ook doen. We gaan niet wachten tot de Defensienota om hier invulling aan te geven, want daar hebben we echt de tijd niet voor. De noodzaak daartoe bestaat ook niet.

Voorzitter. Er zijn nog twee laatste vragen van mevrouw Bruins Slot. Wellicht ben ik nog iets vergeten, maar dat hoor ik dan wel. De eerste vraag ging over het munitiebeheer. Heeft het samenvoegen van het munitiebedrijf kennis en kunde gekost? Het is gebundeld met het doel dat er juist sprake is van meer kennis en kunde en dat die ook beter geborgd is. We zien wel dat door personele reducties, die ook het munitiebedrijf hebben geraakt, de kennis en kunde die er is, belegd is bij een beperkt aantal mensen. Het is absoluut een aandachtspunt om hier invulling aan te geven. Dat gaf ik net ook al aan in het kader van veiligheid en de vraag waar nog investeringen nodig zijn. Ik ben het daar dus mee eens.

Dan de vraag van mevrouw Bruins Slot naar aanleiding van de inzetbaarheid. Ze heeft de informatie uit de jaarverslagen van 2016 en 2017 op een rijtje gezet. Wanneer worden de verbeteringen zichtbaar? Het klopt inderdaad dat als het gaat om de inzetbaarheidsdoelstellingen, er nog steeds knelpunten zijn. Ik zie dat mevrouw Bruins Slot begint te lachen. Zij herkent dat. Maar door een aantal bouwstenen die ik net al aangaf – ik noem de reserveonderdelen, de risico-inventarisatie en nog een aantal zaken – zien we wel concreet een aantal positieve stappen. Die kunnen deels worden teruggevonden in de vertrouwelijke bijlage, maar het zal wel enige tijd duren voordat we daadwerkelijk die stappen vooruit kunnen gaan zien en de investeringen en intensiveringen uit 2016 en 2017 daadwerkelijk zichtbaar zijn. Dat zullen we dus ook moeten laten zien. Het is nu nog niet zo zichtbaar als wij zouden willen. Maar de basis wordt nu gelegd. Hiervoor geldt dat die 400 miljoen voor het ondersteuningspakket natuurlijk ook van belang is. Vandaar dat we aan de nota van wijziging werken om ervoor te zorgen dat we dat direct in 2018 kunnen investeren en we dat ook zichtbaar kunnen maken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb nog een kleine procedurele opmerking. De Staatssecretaris zei dat zij een glimlach bij mij zag. Dat was vanwege haar omfloerste formulering. Dat was niet zozeer omdat ik daar blij van word. Het is gewoon het grootste zorgpunt van het CDA dat we die inzetbaarheid op orde krijgen. We moeten ervoor zorgen dat we de krijgsmacht weer aan het werk krijgen. Maar ik zie ook dat de Defensieorganisatie en beide bewindspersonen er hard aan gaan werken en dat ook al doen nadat hun voorgangers er ook al hard aan gewerkt hebben.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de beantwoording van de regering in eerste termijn. Wij gaan nu over naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zal kort aangeven wat de resterende spreektijd is. Mevrouw Popken, u hebt nog vier minuten. Dat is dus inclusief het indienen van mogelijke moties.

Mevrouw Popken (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik bedank de Staatssecretaris voor haar antwoorden in eerste termijn. Ik geef nog even een korte correctie naar aanleiding van een antwoord van de Staatssecretaris. Ik had het niet over onze eigen onderzeebootvervanging, maar over de onderzeebootbestrijding. Dat had Minister Bijleveld vorige week of de week daarvoor aangehaald. Zij had het erover dat daar ook prioriteit aan gegeven werd. Mijn vraag was meer: op wat voor manier denkt de Staatssecretaris daar toekomst in te zien voor Nederland? Hoe wil zij daar materieel in investeren?

Ik bedank de Staatssecretaris voor het antwoord op mijn andere vraag. Dat was ook duidelijk.

Het moge duidelijk zijn dat een heleboel gaat afhangen van de Defensienota die we volgend jaar ontvangen. Er werd net al gesuggereerd dat we bijna een paar maanden op vakantie kunnen en dan terug moeten komen. Mijn partij kijkt daar natuurlijk ook naar uit, want wij zijn vooral heel erg benieuwd hoe de nieuwe gelden worden geïnvesteerd.

Ik benadruk dat het toch wel zeer prettig zou zijn als de nota van wijziging die nog naar onze Kamer komt, er uiterlijk vrijdag is. Als wij volgende week de begrotingsbehandeling hebben, eventueel al dinsdagmiddag, dan schiet het niet heel erg op als we de nota van wijziging pas maandag aan het einde van de dag krijgen. We willen het debat hier met zijn allen inhoudelijk kunnen voeren. Qua voorbereiding schiet dit dan niet heel erg op.

Wat betreft het Nederlandse bedrijfsleven en het niet-spekken van de buitenlandse defensie-industrie, oftewel artikel 346: laten we inderdaad niet roomser zijn dan de paus, maar laten we vooral ook niet het braafste jongetje van de klas zijn binnen Europa. De Fransen is er natuurlijk alles aan gelegen om hun eigen grote industrie nog verder op te pompen. Ik denk dat het nu weleens tijd wordt dat we onze eigen industrie, die gewoon hartstikke goed en capabel is, erbij betrekken als we nu gaan vervangen of aankopen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Popken. Dan gaan we naar de heer Van den Bosch, die nog drieënhalve minuut heeft.

De heer Van den Bosch (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Staatssecretaris en haar staf voor alle antwoorden. Ik heb nog even zitten kijken of we nog wat vergeten zijn. Nee. Ik zeg er wel meteen bij dat ik natuurlijk uitzie naar de begrotingsbehandeling van volgende week. Ik zie nog meer uit – dat mag rond 5 december, want vol verwachting klopt ons hart – naar de Defensienota. Die krijgen we echter pas in februari en dan is het alweer bijna Pasen. Dat geeft niets; dan nemen we er paaseitjes bij. Oprecht serieus: dat wordt wel een heel belangrijke nota voor Defensie, voor ons en voor de wereld, zou ik bijna zeggen.

Ik wil nog één punt maken. Het gaat dan over het regeerakkoord, de voorspelbaarheid en de schokbestendigheid. Natuurlijk moeten wij daar ook wat mee, maar toch vraag ik de Staatssecretaris of dat ook in de Defensienota komt. Laat ik het zo maar zeggen, want dan weet ik in ieder geval dat we er dan naar kunnen kijken en dat het kabinet er dan uit moet zijn. Zo niet, dan kunnen wij aan de bel gaan trekken bij het kabinet. Dat is nog even een concrete vraag.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van den Bosch. Dan gaan we naar mevrouw Diks. Zij heeft nog twee minuten.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb eigenlijk nog maar weinig. Ik maak een paar opmerkingen. We hebben net aangegeven dat we als commissie in overleg gaan over het organiseren van de informatievoorziening, vooral om met elkaar goed te kunnen kijken naar een goede en zinnige besteding van het grote budget dat nu beschikbaar komt.

Een ander onderwerp waarover ik nog een opmerking wil maken, is de behandeling van de begroting. Mevrouw Popken gaf net aan dat als de nota van wijziging volgende week vrijdag komt, er in principe nog ruimte genoeg is. Ik kijk ook even naar de voorzitter. Ik heb liever een goede bespreking van de begroting dan een te snelle, misschien niet zo goed voorbereide bespreking van de begroting. We moeten maar eens even kijken of het misschien toch zinnig is om het op een ander moment te doen, hoewel er dan plenair misschien een klein probleem ontstaat.

De voorzitter:

Ik heb het gevoel dat het over deze vrijdag gaat. Dan zou u nog kunnen vermoeden dat de brief misschien niet voldoende is voorbereid, maar dat is aan hen. In ieder geval hebben wij dan ruim een week. Is dat genoeg?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, prima; helemaal goed. Voorts wacht ik tot het steekwagentje met de nieuwe Defensienota bij de fractie wordt binnengereden.

De voorzitter:

U weet wat u vraagt! Als er een steekwagentje van Defensie komt, dan is dat... Nou goed, daar weten ze daar genoeg van.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik bedoelde geen steekwapentje, maar een steekwagentje!

De voorzitter:

Nee, ik bedoelde ook een steekwagentje. Maar goed, vraagt u dat maar aan Jack de Vries!

Dan gaan wij naar mevrouw Bruins Slot, die twee minuten heeft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de antwoorden. Ze zei het zelf al in haar inbreng: er ligt eigenlijk een gigantische opgave. Het lijkt heel makkelijk dat je er geld bij krijgt, maar het is een organisatie die van krimp naar groei moet gaan. Dat vraagt een hele omslag. Daarbij is het goed om te bedenken dat – naast die 200 mensen die extra op de inkoop komen, wat nog een uitdaging zal zijn – we de afgelopen jaren alle staven met een derde hebben laten inkrimpen. Die staven moeten een groot deel van het werk gaan doen, zoals nieuwe zaken verwerven en nieuwe reserveonderdelen inkopen. Los van de extra inkoopmensen die je nodig hebt, verdienen de staven op bepaalde punten nog versterking. Kunnen we de bocht die we nu omgaan om weer de goede kant op te gaan, ook voldoende voor elkaar krijgen?

Over de nota van wijziging kan ik kort zijn. Het zou mooi zijn als wij die vrijdag hebben. Misschien kan de voorzitter van deze commissie aan de Voorzitter van de Kamer vragen om in de tweede helft van de week de behandeling van de begroting te plannen. Dat geeft ons ook wat meer tijd voor een goede voorbereiding.

Ten slotte wil ik de Staatssecretaris bedanken voor het feit dat zij heel duidelijk zegt dat de personele reductie bij het munitiebedrijf een groot aandachtspunt is, omdat de kennis die daar is, gewoon vrij dun is. Dat geldt ook voor de gouden driehoek, die wij heel erg nodig hebben om ervoor te zorgen dat onze marine triple A blijft.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Bruins Slot. Dan gaan wij naar mevrouw Belhaj. Zij heeft ook nog twee minuten.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter, ik dank de Staatssecretaris en haar staf. Ik denk dat het goed is om te horen dat Defensie zelf, dus de organisatie, maar ook deze commissie en deze Staatssecretaris en de Minister, in het nieuwe jaar een mooie nieuwe start kunnen maken. Wij hebben heel lang gezeten met een andere nota in een andere context, met niet de juiste middelen erbij. Dat heeft geleid tot veel frustratie bij heel veel mensen. Vanuit het perspectief van de commissie vind ik het fijn en prettig dat er een nieuwe nota komt, waarin de strategie wordt uitgezet, met de juiste middelen erbij, zodat wij aan het juiste verwachtingenmanagement doen en elkaar kunnen aanspreken op dingen die wel of niet goed verlopen.

Het wordt inderdaad een spannende begroting. Ik ben benieuwd naar de nota van wijziging.

Wat het materieel betreft wil ik tot slot opmerken dat ik in bepaalde debatten weleens merk dat mensen veiligheid heel belangrijk vinden. Ze vinden vrede heel belangrijkrijk, evenals diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Maar ze willen wel graag negatieve dingen roepen over de wapenindustrie of het materieel. Ik merk dat dit af toe een beetje dubbel is. Wat mij betreft gaat het ook over logistiek materieel en over kleine schroefjes die nodig zijn om dingen te kunnen laten rijden. De suggestie die je af en toe hoort dat militairen alleen maar wapens dragen omdat het zo leuk is, vind ik verkeerd. Ik denk dat het goed is dat mensen zich kunnen verdedigen als zij de veiligheid van anderen willen waarborgen. Wapens zijn niet fijn, maar ze zijn af en toe gewoon nodig om de veiligheid te waarborgen. Materieel bespreken hoort er nu eenmaal bij, niet omdat wij het allemaal zo leuk vinden, maar omdat het hoort bij Defensie.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank u wel mevrouw Belhaj. Dan gaan wij naar mevrouw Ploumen. U hebt nog één minuut.

Voorzitter, dank u wel. Hoe belangrijker en omvangrijker de Defensienota gaat worden – en bij elke spreker leek er vandaag wel een hoofdstuk te worden toegevoegd – hoe meer mijn zorgen toenemen over de samenhang tussen de Defensienota en de in het regeerakkoord aangekondigde internationale veiligheidsstrategie. Het zijn niet een-op-een dezelfde dingen, maar zij hebben zeker met elkaar te maken. Ik heb dat ook naar voren gebracht in het eerste debat dat wij met Minister Bijleveld hadden. Het hoeft niet per se nu en mag ook straks bij de begrotingsbehandeling, maar ik zou heel graag antwoord willen hebben op de vraag hoe de Minister en de Staatssecretaris die samenhang zien, zodat wij niet het paard achter de verkeerde wagen spannen.

Dank u wel voorzitter en dank aan de Staatssecretaris voor alle heldere antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Ploumen. Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn geen moties ingediend, dus ik hoef u er ook niet op te wijzen dat daar dan over gestemd wordt. Dat zal ik wel doen voor de moties die bij het onderdeel personeel zijn ingediend. Die zullen dinsdag in stemming komen. Ik hoop u op uw wenken te bedienen, want woensdag en donderdag is voorzien in de begrotingsbehandeling, dus in het tweede deel van die week. Ik weet niet of dit nieuws is voor de Staatssecretaris. Ik wil haar wel het woord geven, en doe dat bij dezen, voor haar tweede termijn.

Staatssecretaris Visser:

Voorzitter, dank u wel. Zoals net door de leden werd aangegeven: 5 december komt eraan. De spanning neemt daarna alleen maar toe als het gaat om de Defensienota. Mevrouw Ploumen heeft terecht gevraagd hoe die zich verhoudt tot de internationale veiligheidsstrategie. Wat heb je daarvoor nodig? Ik denk dat het goed is om dit bij de begrotingsbehandeling aan de orde te stellen. De noodzaak om te investeren en een aantal dingen op orde te brengen, zowel wat betreft de ondersteuning als de vervanging van materieel, is absoluut urgent. Zo heb ik de Kamer ook gehoord, niet alleen vanochtend maar ook nu weer. Dus we gaan kijken of we daar die middenweg in kunnen vinden. Maar laten we ook bij de begroting de discussie met elkaar voeren over hoe de verhoudingen zijn.

Er staan nog een aantal vragen open, die ik ga proberen te beantwoorden. Mevrouw Popken deed nadrukkelijk de oproep niet het braafste jongetje van de klas te willen zijn. Dat onderschrijf ik. Ik denk dat ook nadrukkelijk in het regeerakkoord staat dat er ruimte moet worden geboden om daarnaar te gaan kijken.

Mevrouw Popken had ik inderdaad blijkbaar verkeerd begrepen. Ik heb het bijvoorbeeld wel over de vervanging van de M-fregatten gehad. Wij realiseren ons dat dat noodzakelijk is. Daar ben ik ook in mijn eerste termijn op ingegaan.

De heer Van den Bosch had het over de voorspelbaarheid als het gaat om de valutaschommelingen. Mooie suggestie om dat ook bij de Defensienota – daar komt-ie weer! – te doen. Maar terecht dat hij daar aandacht voor vraagt. Het zal ook op de lijst worden toegevoegd.

Mevrouw Bruins Slot gaf aan dat er een omslag nodig is en had het ook over de versterking in het kader van wat er nodig is binnen de organisatie. De 200 functies die bij DMO moeten worden ingevuld, betreffen niet sec de inkoop zelf maar ook de ondersteuning die daarbij hoort. Het is dus om het hele proces daar te kunnen gaan doen. Daar is dus geld voor beschikbaar gesteld. We zien niet heel veel versterking van de staven. Het zal vooral op het primair proces zijn gericht, om ervoor te zorgen dat te kunnen doen. Maar het is wel noodzakelijk.

Volgens mij waren het verder vooral oproepen in mijn richting om aan de slag te gaan.

Hier wordt mij nog iets op papier toegeschoven, maar ik durf het bijna niet uit te spreken. Wellicht krijgen we een ander moment vol verwachting! Er staat dat we idealiter de internationale veiligheidsstrategie en de Defensienota tegelijkertijd laten komen, maar ik wil niet alle verwachtingen nu al hoger laten oplopen dan ik nu kan toezeggen. Maar die samenhang is er en staat ook zo in het regeerakkoord, dus uiteraard moeten we daar rekening mee houden.

Volgens mij ben ik hiermee aan het eind van de beantwoording toegekomen. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng.

De voorzitter:

Onder die dankzegging en de omineuze toezegging dat u ook nog denkt de beide nota's tegelijkertijd te kunnen presenteren, hoop ik dat Defensie dat steekwagentje nog niet terzijde heeft geschoven. Wellicht kunt u het samen met Buitenlandse Zaken aanbieden.

Aan mij de eervolle taak om aan het einde van dit wetgevingsoverleg de vier toezeggingen die wij hebben genoteerd voor te lezen. Ik verzoek u om even mee te luisteren, zodat we daar later geen onduidelijkheid over kunnen krijgen.

  • De Staatssecretaris streeft ernaar de nota van wijziging voor de plenaire begrotingsbehandeling aan de Kamer toe te zenden. Die is in de tweede helft van volgende week, of de week daarna. Indien dit niet mogelijk blijkt, informeert de Staatssecretaris de Kamer hierover.

  • De Staatssecretaris zendt haar standpunt over de invloed van missies op de gereedheid van eenheden in Nederland in relatie tot het ibo – interdepartementaal beleidsonderzoek; vreselijk, wat een nare afkorting – voor de ontvangst van de Defensienota naar de Kamer.

  • De Staatssecretaris zegt toe de verkoop van mijnenjagers en pantserhouwitsers op te schorten en de voorgenomen afstoting van Cougars op te schorten tot de ontvangst van de, u raadt het al, Defensienota.

  • De Staatssecretaris zegt toe de resultaten van het Amerikaanse onderzoek naar scheuren in de springstof van de Excaliburgranaten, dat binnenkort voltooid is, aan de Kamer te zullen toezenden.

Daarmee hoop ik recht te hebben gedaan aan het overleg tussen Kamer en Staatssecretaris. Ik dank de Staatssecretaris en de ambtenaren. U zei vanochtend voor aanvang dat het een vuurdoop was, maar volgens mij heeft u niet veel vuur getrokken en zijn wij heel tevreden met de wijze waarop we hier hebben kunnen overleggen. Vanzelfsprekend zien we uit naar vooral de Defensienota. Ik dank de leden van de Kamer en iedereen die hier aanwezig was, en ik hoop dat de mensen die thuis hebben meegekeken er bij de Defensienota weer bij zijn.

Sluiting 16.54 uur.

Naar boven