34 749 EU-voorstel: Commissiemededeling Actieplan inzake financiële diensten voor de consument – Betere producten, meer keuze COM (2017) 139

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 juni 2017

De vaste commissie voor Financiën1 heeft kennisgenomen van het actieplan inzake financiële diensten voor de consument (COM(2017)139)2 dat op 23 maart 2017 door de Europese Commissie is gepresenteerd en de op 2 mei jl. ontvangen kabinetsreactie hierop, met kenmerk 2017-0000070313.

Naar aanleiding hiervan is op 6 juni 2017 een brief gestuurd aan de Minister van Financiën.

De Minister heeft op 30 juni 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 6 juni 2017

De vaste commissie voor Financiën heeft met belangstelling kennisgenomen van het actieplan inzake financiële diensten voor de consument (COM(2017)139)3 dat op 23 maart 2017 door de Europese Commissie is gepresenteerd en de op 2 mei jl. ontvangen kabinetsreactie hierop, met kenmerk 2017-0000070313. De leden van de PvdA-fractie zijn van oordeel dat het bevorderen van de Europese interne markt voor financiële retaildiensten voordelen kan opleveren. Deze leden vragen echter aandacht voor de consumentenbescherming en hebben hierover nog enkele vragen aan de regering waar de leden van de D66-fractie zich bij aansluiten.

De Europese Commissie geeft in haar actieplan aan de nationale consumentenbescherming en gedragsregels te onderzoeken om vast te stellen of er sprake is van ongerechtvaardigde barrières voor grensoverschrijdende dienstverlening. U schrijft in uw reactie dat een dergelijk onderzoek het risico met zich meebrengt dat harmonisatie ten behoeve van de interne markt voor financiële dienstverlening gaat prevaleren boven consumentenbescherming. De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie delen deze bezorgdheid en vragen u welke acties u zult ondernemen om voorafgaand aan het onderzoek helder te maken welk niveau van consumentenbescherming minimaal gewaarborgd dient te zijn.

In dit kader geeft u aan dat het laten prevaleren van de harmonisatie ten behoeve van de interne markt voor financiële dienstverlening boven consumentenbescherming «ongewenst [zou] zijn wanneer dit niet in het voordeel van de consument is.» De genoemde leden constateren dat consumenten – en in het bijzonder financieel minder geletterden – beschermd dienen te worden en dat er nimmer sprake kan zijn van een weging van voor- en nadelen op macroniveau respectievelijk voor grote groepen. Deze leden geven er dan ook de voorkeur aan te spreken over «in het voordeel van iedere consument». Deelt u deze voorkeur?

Het actieplan suggereert dat vergroting van de keuzevrijheid voor consumenten als zodanig waarde genereert. Tegenover deze opvatting staan echter de inzichten van diverse gedragseconomen dat dit – zeker binnen de financiële dienstverlening – juist tot keuzestress kan leiden. Hoe oordeelt u hierover?

Voor wat betreft het beter reguleren van flitskrediet vragen de leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie u welke aanvullende eisen in het kader van consumentenbescherming u voorstaat en op welke wijze u deze onder de aandacht zult brengen.

In het actieplan wordt niet gesproken over de bescherming van specifieke groepen, zoals bescherming tegen financieel misbruik van ouderen en de bescherming van gebruikers van financiële internetdiensten. Ziet u nieuwe risico's in geval van de totstandkoming van een Europese interne markt voor financiële retaildiensten? In hoeverre bent u voornemens de nationale aandacht hiervoor ook in Europees verband te vragen?

Het gedragstoezicht is in Nederland stevig geborgd. In hoeverre mogen deze leden ervan uitgaan dat dit ook in andere lidstaten het geval is casu quo zal zijn? Staat dit naar uw oordeel voldoende op de Europese agenda?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2017

In deze brief treft u de beantwoording aan van de vragen die de leden van de fracties van de PvdA en D66 mij op 6 juni jl. hebben voorgelegd over de kabinetsreactie op het actieplan «financiële diensten voor consumenten».4

De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie delen de bezorgdheid van het kabinet over de mogelijke gevolgen voor de consumentenbescherming van het onderzoek van de Europese Commissie naar ongerechtvaardigde belemmeringen voor toetreding. Deze leden vragen welke acties worden ondernomen om voorafgaand aan het onderzoek helder te maken welk niveau van consumentenbescherming minimaal gewaarborgd dient te zijn.

Ik ben in beginsel voorstander van harmoniseren van de regels ook voor consumentenbescherming, omdat harmonisatie kan bijdragen aan betere werking van de interne markt en dat kan voordelen opleveren voor consumenten. Het kan zinvol zijn om kritisch te kijken naar de eigen regels en te bezien of daaruit geen ongerechtvaardigde belemmeringen voor buitenlandse toetreding voortvloeien. Het is lastig om vooraf in algemene zin te zeggen welk niveau van consumentenbescherming gewaarborgd dient te zijn. Veel zal afhangen van de reikwijdte van deze inventarisatie en de manier waarop het onderzoek wordt vormgegeven door de Europese Commissie. Momenteel is de reikwijdte en werkwijze van dit onderzoek nog onduidelijk. Ik zal me actief opstellen bij de verdere vormgeving. Nederland volgt deze exercitie proactief en constructief, maar kritisch en zet in op een vergelijkbare opzet als de eerdere werkgroep naar barrières in het vrij verkeer van kapitaal. In deze werkgroep bespreken lidstaten op vrijwillige basis mogelijke barrières en nemen deze op vrijwillige basis weg, wanneer de lidstaat deze als ongerechtvaardigd ziet. De kabinetsreactie op het verslag van deze werkgroep heeft uw Kamer tegelijk met de kabinetsreactie op het actieplan financiële diensten voor consumenten ontvangen. Het kabinet heeft reeds aangegeven dat het laten prevaleren van de harmonisatie ten behoeve van de interne markt voor financiële dienstverlening boven consumentenbescherming ongewenst is. Daarbij is van belang dat harmonisatie ongewenst zou zijn wanneer dit niet in het voordeel van de consument is.

Voorts vragen deze leden of de Minister de voorkeur deelt dat harmonisatie in het voordeel van «iedere» consument zou moeten zijn, om te voorkomen dat deelgroepen consumenten – en in het bijzonder financieel minder geletterden – minder beschermd worden wanneer een weging van voor- en nadelen van harmonisatie op macroniveau respectievelijk voor grote groepen gemaakt wordt.

Ik vind het ook belangrijk om consumenten en juist de meest kwetsbare consumenten te beschermen. Welke formulering daartoe het beste gekozen kan worden, dient per geval bezien te worden. Bij dit onderzoek door de Europese Commissie en een eventueel vervolg hierop zal ik hier aandacht voor vragen.

De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie vragen er ook aandacht voor dat het actieplan suggereert dat vergroting van de keuzevrijheid voor consumenten als zodanig waarde genereert. Tegenover deze opvatting staan echter de inzichten van diverse gedragseconomen dat dit – zeker binnen de financiële dienstverlening – juist tot keuzestress kan leiden.

Keuzevrijheid heeft wel degelijk waarde, vooral als consumenten uiteenlopende voorkeuren hebben. De vraag kan echter worden gesteld of productdifferentiatie altijd wordt ingegeven door de wens om consumenten optimaal te bedienen. Als een groter en complexer productaanbod leidt tot het presenteren van teveel keuzes aan een consument kan dit juist een averechts effect hebben op keuzegedrag. Het is bekend dat mensen door een grotere hoeveelheid keuzes keuzes vaker uitstellen, of er zelfs helemaal van afzien. Daarom zijn mechanismen in de markt die het aantal aan consumenten voorgelegde keuzes reduceren en overzichtelijker te maken belangrijk. Financieel adviseurs, vergelijkingssites en consumentenorganisaties bieden diensten aan die daarop gericht zijn. Dat de Europese Commissie in het actieplan aandacht heeft voor de rol van vergelijkingssites is positief.

Met betrekking tot het beter reguleren van flitskrediet vragen de leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie welke aanvullende eisen voorgestaan worden in het kader van consumentenbescherming en op welke wijze deze onder de aandacht zullen worden gebracht.

Sinds 2011 heeft Nederland hard opgetreden tegen aanbieders van flitskredieten:5 kredieten met een korte looptijd (minder dan drie maanden) met een relatief lage kredietsom die vaak via internet en tegen een (zeer) hoge rente worden aangeboden. Hoewel het aantal aanbieders de afgelopen jaren fors is gedaald, zijn er enkele aanbieders die vanuit het buitenland «online» flitskrediet aan blijven bieden aan Nederlandse consumenten. De online-aanbieders die zijn gevestigd in het buitenland vallen in beginsel onder de wet- en regelgeving van de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. Op dit moment worden maatregelen getroffen die de AFM in staat zullen stellen om reclame-uitingen voor deze aanbieders te verbieden. Het conceptbesluit waarin de AFM de bevoegdheid wordt toegekend om bepaalde financiële producten aan te wijzen waarvoor geldt dat reclame-uitingen met betrekking tot die (aangewezen) financiële producten niet op consumenten in Nederland mogen zijn gericht, is inmiddels openbaar geconsulteerd. De (twintig) consultatiereacties zijn voor zover relevant verwerkt.6 Het conceptbesluit zal op korte termijn ter advisering worden voorgelegd aan de Raad van State.

Tevens verwacht de AFM via de samenwerking met andere Europese toezichthouders stappen te kunnen zetten. Indien deze maatregelen onvoldoende resultaat hebben, kunnen nadere stappen worden overwogen waarbij ook gezocht kan worden naar oplossingen in Europees verband. Bij eventuele maatregelen in Europees verband is van belang dat deze niet tot een verlaging van de consumentenbescherming in Nederland mogen leiden, zoals in antwoord op uw voorgaande vragen is vermeld. In het actieplan inzake financiële diensten voor consumenten geeft de Europese Commissie aan na te willen denken over het mitigeren van het risico dat onverantwoord grensoverschrijdend krediet wordt verleend. Er zijn nog geen concrete voorstellen van de Europese Commissie.

De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie geven ook aan dat in het actieplan niet wordt gesproken over de bescherming van specifieke groepen, zoals bescherming tegen financieel misbruik van ouderen en de bescherming van gebruikers van financiële internetdiensten. Naar aanleiding daarvan vragen de leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie of er nieuwe risico’s zijn in geval van de totstandkoming van een Europese interne markt voor financiële retaildiensten en in hoeverre het voornemen bestaat de nationale aandacht hiervoor ook in Europees verband te vragen.

De genoemde risico’s bestaan ook al bij binnenlandse dienstverlening en zullen dus ook op een Europese interne markt voor financiële retaildiensten belangrijk zijn. Het is daarom verstandig om bij eventuele concrete vervolgstappen aandacht te besteden aan risico’s voor eventueel specifiek te beschermen groepen. Hier zal ik ook in Europees verband aandacht voor vragen.

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie in hoeverre gedragstoezicht ook in andere lidstaten is geborgd en of dit voldoende op de Europese agenda staat.

Bij het uitwerken van eventuele voorstellen van de Europese Commissie zal dit een belangrijk punt van aandacht zijn. Aanbieders die zijn gevestigd in het buitenland vallen in beginsel onder de wet- en regelgeving van de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. Die is voor de meeste financiële dienstverlening aan consumenten grotendeels gebaseerd op Europese richtlijnen. Die richtlijnen bieden over het algemeen normen die Europees gelden, maar soms laten die ook ruimte voor nationale hogere niveaus van bescherming. Waar dit momenteel tot concrete problemen leidt, zoals hierboven besproken voor de consumptief kredietmarkt, worden maatregelen getroffen. Daarnaast wordt in Europees verband ingezet op toezichtsconvergentie, wat inhoudt dat de toezichthouders in de lidstaten via coördinatie door de Europese Toezichthoudende Autoriteiten pogen om gelijkluidende wet- en regelgeving in toenemende mate op gelijkaardige wijze toepassen. Dit draagt bij aan het borgen van de correcte uitvoering van het Europese kader voor de bescherming van consumenten.

de Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), Hoekstra (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP).

X Noot
2

Zie dossier E170018 op www.europapoort.nl; het COM-document is als bijlage bij dit stuk gevoegd.

X Noot
3

Zie dossier E170018 op www.europapoort.nl.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2016/2017, 22 112, nr. 2341.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2003/04, 29 507, nr. 3, p. 74–75.

Naar boven