De Kamer,
gehoord de beraadslagingen over de Wet deconstitutionalisering benoeming commissaris
van de Koning en burgemeester,
constaterende, dat de beoogde deconstitutionalisering op dit moment onvoldoende is
ingebed in een bredere, toekomstbestendige invulling van positie en taken van aanpalende
organen binnen de betreffende decentrale bestuurslagen;
overwegende, dat daardoor het toekomstperspectief ten aanzien van de benoemingswijze
van de commissaris van de Koning en van de burgemeester ontbreekt,
overwegende, dat de benoemingswijze niet los kan worden gezien van de posities, taken
en verantwoordelijkheden van de andere organen binnen de betreffende bestuurslagen,
overwegende, dat de Grondwet niet gewijzigd dient te worden bij het ontbreken van
een gefundeerde visie hierop,
verzoekt de regering eerst een (probleem)analyse van en visie op de toekomst van de
lokale en provinciale democratie en bestuur in den brede te ontwikkelen, waaruit blijkt
wat de positie van commissaris van de Koning en van de burgemeester is en welke aanstellingswijze
daar dan vervolgens bij past,
verzoekt de indiener het wetsvoorstel aan te houden totdat de (probleem)analyse, de
visie op de toekomst van de lokale en provinciale democratie, en de daarbij passende
aanstellingswijze van de commissaris van de Koning en van de burgemeester door deze
Kamer in ogenschouw zijn genomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Schalk
Vlietstra
Sent
Van Leeuwen
Koffeman
Ten Hoeve