Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34682 nr. 86 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34682 nr. 86 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juli 2021
Op 2 juni jl. heeft u het rapport naar aanleiding van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Bromet inzake het versterken van ruimtelijke kwaliteit bij wateropgaven ontvangen.1, 2 In het tweeminutendebat Water d.d. 24 juni heeft het lid Tjeerd de Groot verzocht om, in het verlengde van dit rapport en de bijbehorende brief, meer inzicht te bieden in de extra kosten die hiermee samenhangen. Ik heb de toezegging gedaan een ambtelijke inschatting te geven van de orde van grootte van de benodigde extra middelen van het Rijk. Deze treft u hierbij aan.
Zoals gesteld in de eerdere brief is uitgegaan van de volgende definitie van ruimtelijke kwaliteit:
Ruimtelijke kwaliteit in de context van wateropgaven is gedefinieerd als «hoogwaardige inpassing en kwaliteit van de realisatie van de wateropgaven, waarbij het ruimtegebruik voldoet aan de drie afwegingsprincipes zoals verwoord in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)». Belangrijke waarden van ruimtelijke kwaliteit zijn gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde, en de genoemde afwegingsprincipes zijn: 1) combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, 2) kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal en 3) afwentelen moet worden voorkomen.
Wanneer een waterproject op een dergelijke, integrale wijze wordt aangevlogen kan dat leiden tot verschillende vormen van functiecombinaties die mede afhankelijk zijn van de locatie en omgeving. Dat kan variëren van een dijk met een verflauwd talud zodat deze beter in het landschap past, tot een brede gebiedsontwikkeling met diverse functies. Ook tussen deze uitersten is veel mogelijk. Op welke wijze een project gefinancierd wordt is afhankelijk van de maatschappelijke functies en doelen die gecombineerd worden en wie voor deze functies en doelen verantwoordelijkheid draagt. Een belangrijke verantwoordelijkheid voor ruimtelijke kwaliteit ligt bij medeoverheden. Zoals tijdens het tweeminutendebat Water aangegeven maakt dat het lastig om eenduidig inzicht te geven in de opgave en extra kosten voor ruimtelijke kwaliteit.
Verschillende combinaties van maatregelen
De genoemde mogelijke maatregelen in het rapport vragen nog een concretiseringsslag om haalbaarheid en maakbaarheid in beeld te kunnen brengen, samen met de medeoverheden, zoals toegelicht in voorgaande brief3. Daarom is het op dit moment ook niet mogelijk om een onderbouwde keuze te maken uit de genoemde maatregelen in het rapport. Het rapport stelt dat het vooral gaat om de combinaties van maatregelen en constateert dat alle genoemde verbetermogelijkheden een financiële consequentie hebben, dan wel in tijd en/of capaciteit, dan wel in extra investeringsbudget. Daarmee is de omvang van de opgave afhankelijk van de insteek die gekozen wordt.
Hieronder worden drie mogelijke manieren geschetst om een invulling te geven aan een verdere verbinding van ruimtelijke kwaliteit aan de wateropgave en wordt een globale inschatting gegeven van de bijbehorende kosten. Eventuele consequenties voor de beheer- en onderhoudsopgave in de toekomst zijn projectafhankelijk en daarom buiten beschouwing gelaten.
Het rapport benoemt een aantal maatregelen als «laaghangend fruit». Met deze maatregelen worden de uitgangspunten voor het op korte termijn realiseren van ruimtelijke kwaliteit verbeterd door het nader bezien van de huidige aanpak van taken en verantwoordelijkheden en inzet van extra procesgelden.
Door meer en tijdige inzet van expertise in het ruimtelijke ontwerp domein kan er in een eerdere fase overleg plaatsvinden tussen partners over de invulling van ruimtelijke kwaliteit in specifieke projecten, waaronder het verbinden van opgaven, zoeken naar gezamenlijk eigenaarschap en gelijkschakelen van verschillende budgetten.
Dit kan op verschillende wijzen geoperationaliseerd worden. Bijvoorbeeld door het inzetten van (regionale) ruimtelijke kwaliteitsteams om tijdig kansen te detecteren en voor het ontwikkelen van een regionaal ruimtelijk kwaliteitskader voor wateropgaven. Het kan ook door het beschikbaar stellen van extra capaciteit voor ruimtelijke ontwerp en meedenkkracht in projecten en lerend werken.
De verwachting is dat voor een dergelijk pakket indicatief € 5 mln./jaar extra nodig is, vooral in te zetten voor capaciteit en het faciliteren van processen. Voor de uitvoering zijn in dit geval geen extra middelen beschikbaar, de verschillende partijen dragen vanuit hun eigen doelen, verantwoordelijkheden en budgetten bij aan ruimtelijke kwaliteit (meekoppelen). Denk hierbij bijvoorbeeld aan doelen voor natuur, economie, recreatie, maar ook een beheer- en onderhoudsopgave.
Aanvullend aan de inzet van kwaliteitsteams kan een extra impuls aan ruimtelijke kwaliteit worden gegeven op geselecteerde locaties. Dit vanuit de gedachte dat er op specifieke locaties grote potentie ligt om tot meervoudig ruimtegebruik en maatschappelijke meerwaarde te komen, maar dat de beschikbare middelen daarvoor niet altijd toereikend zijn.
Dat kan bijvoorbeeld door met de partners in de regio, voor deze specifieke locaties, een opdracht inclusief ruimtelijke kwaliteit te formuleren (als doelstelling op projectniveau). Daarbij kan worden gedacht aan projecten in het kader van het programma Integraal Riviermanagement (IRM) en specifieke HWBP-projecten die als een gebiedsontwikkeling worden aangepakt.
Afspraken over de selectie van projecten en inzet van ruimtelijke kwaliteit kunnen worden gemaakt in de BO’s MIRT. Op vergelijkbare wijze kwamen bijvoorbeeld de projecten Ooijen-Wanssum en Ravenstein-Lith tot stand.
De verwachting is dat voor een dergelijk pakket indicatief € 15 mln./jaar extra nodig is aanvullend op de inzet onder punt 1, dus € 20 mln./jaar extra in totaal. De aanvullende € 15 mln/jaar kan worden gebruikt als taakstellend budget.
De extra rijksmiddelen worden ingezet voor hogere kosten die deze aanpak met zich meebrengt: ontwerpend onderzoek en meerkosten van deze integrale projectaanpak, maar bijvoorbeeld ook voor meerkosten van wateropgaven die voortkomen uit een inpassing die verder gaat dan past binnen de huidige regelingen. Ook in deze optie dragen andere partijen financieel bij voor specifieke doelen op eigen beleidsterreinen (meekoppelen). Afhankelijk van de ambities in een project kan dit ook meer geld vragen van regionale partners.
Wanneer ruimtelijke kwaliteit als verplicht onderdeel van alle wateropgaven wordt meegenomen (dubbele doelstelling), en er daardoor structureel meegekoppeld wordt met allerlei andere doelen is op alle fronten aanzienlijk meer budget nodig. Gedacht moet worden aan enkele honderden miljoenen euro’s per jaar.
Dergelijke opties passen ook juridisch niet binnen bestaande kaders, fondsen en beleid en vragen om gedegen uitwerking samen met andere overheden, ook gezien de raakvlakken met andere maatschappelijke doelen die raken aan ruimtelijke kwaliteit. De verwachting is dat dit niet op korte termijn tot resultaten kan leiden.
Tot slot
Tenslotte wijs ik erop dat dit een allereerste globaal beeld geeft van extra benodigde rijksmiddelen voor het versterken van de verbindingen tussen de wateropgaven en ruimtelijke kwaliteit. Aanvullend aan de eerdere brief over dit onderwerp biedt deze informatie extra handreikingen ten behoeve van de kabinetsformatie. Zoals eerder gesteld geven de koepels aan dat voor extra ambitie op het gebied van ruimtelijke kwaliteit meer middelen beschikbaar gemaakt zullen moeten worden, binnen én buiten het Deltafonds. Wanneer in de kabinetsformatie een ambitie wordt neergezet ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en de wateropgave, zal samen met de andere overheden en bestuurlijke partners een nadere concretisering moeten plaatsvinden met aandacht voor financiële consequenties en uitvoerbaarheid.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34682-86.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.