Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2016
Onder meer tijdens het algemeen overleg van 2 november jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 28) is uitgebreid met uw Kamer van gedachten gewisseld over de voorlopige voorziening
AOW-gat. In reactie op uw vragen heb ik bij herhaling gemeld dat een nieuwe voorziening
zal worden getroffen, een voorziening die recht doet aan de uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep. Bij veel oud-defensiemedewerkers zorgt het onderwerp echter voor
aanhoudende onzekerheid. Ik vind het dan ook van belang om nogmaals duidelijkheid
te scheppen. Zoals ik ook toen heb uiteengezet, zal aan alle rechthebbenden een nieuwe
voorziening worden toegekend, en daarmee een hogere compensatie.
Zoals u weet, is op 1 oktober 2015 de voorlopige voorziening «tegemoetkoming inkomensderving
als gevolg van ophoging AOW-leeftijd» van kracht geworden. Deze wordt, zoals te doen
gebruikelijk, bekostigd uit de ruimte arbeidsvoorwaarden. Inmiddels hebben de Centrale
Raad van Beroep en de rechtbank Den Haag in procedures geoordeeld dat de voorziening
onvoldoende is, voor zowel voormalig burger- als militair personeel.
De beslissingen op bezwaar, die Defensie naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraken
in deze individuele gevallen heeft genomen, behelzen een hogere compensatie. Die hogere
compensatie komt neer op de netto AOW-uitkering. Voormalig burgermedewerkers ontvangen
daarnaast een financiële compensatie voor het mogelijk vervroegd (bij 65 jaar) laten
ingaan van hun ABP-ouderdomspensioen. Voor militairen is dit laatste punt niet aan
de orde, vanwege de voor hen geldende pensioenleeftijd van 65 jaar. Bij de voorlopige
voorziening was er sprake van een compensatie ter hoogte van de bruto AOW-uitkering.
Met andere woorden, er werd toen geen rekening gehouden met de fiscale effecten. Dit
zorgde voor een te grote terugval in het inkomen van de voormalige burgermedewerker
of militair. Met de extra middelen die voortkomen uit het amendement Harbers/Nijboer,
en waarover u een dezer dagen zult stemmen, is Defensie in staat in die hogere compensatie
te voorzien.
Intussen hebben voormalige burgermedewerkers bij de Centrale Raad van Beroep ook tegen
deze nieuwe beslissingen beroep ingesteld, en daarmee tegen de hogere compensatie.
Ook hebben voormalige militairen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de
rechtbank Den Haag, eveneens bij de Centrale Raad van Beroep. De zittingen zijn voorzien voor 15 maart (aangespannen
door oud-burgermedewerkers) en 20 april 2017 (aangespannen door oud-militairen). Doorgaans
doet de Raad binnen zes weken uitspraak.
Met het oog op de ontstane onrust en onzekerheid wil ik de uitspraken echter niet
lijdzaam afwachten. In álle vergelijkbare zaken zal derhalve op korte termijn eenzelfde
verhoging van de compensatie worden toegekend. Het proces om de tegemoetkoming voor
álle rechthebbenden te verhogen, ook als zij geen verzoek- of bezwaarschrift hebben ingediend, is inmiddels in
gang gezet. Voormalig medewerkers, burger of militair, die al met een AOW-gat zijn
geconfronteerd, krijgen hierbij voorrang.
Het streven is de verhoogde voorziening zo spoedig mogelijk, uiterlijk in januari
2017, aan de rechthebbenden uit te betalen, en voor zover van toepassing met terugwerkende
kracht.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert