34 200 J Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2014

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2015

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 29 mei 2015 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 11 juni 2015 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

De griffier van de commissie, Sneep

1

Vraag:

Hoe verloopt de verkoop van het vastgoed in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier?

Antwoord:

Vooralsnog is het de verwachting dat na realisatie van het volledige programma de in de begroting opgenomen ontvangstentaakstelling van 30M€ gehaald gaat worden. De ontvangsten wisselen per jaar, maar er lijkt zich een lichte verhoging van de ontvangsten af te tekenen omdat er gedurende de looptijd van het programma een stijging heeft plaatsgevonden van prijzen per hectare van agrarische grond. Tegelijkertijd dient bij de verkoop van vastgoed (o.a. buitendijkse gronden) wel een ordentelijke afweging gemaakt te worden t.a.v. toekomstige ontwikkelingen. Het is niet doelmatig om verworven en ingerichte gronden nu te verkopen indien die nodig zijn voor doelstellingen voortkomend uit o.a. het deltaprogramma rivieren en de vervolgtranche van de Kaderrichtlijn Water.

2

Vraag:

Wat zijn de consequenties van de vertraging vanwege het niet volledig uitgeputte budget voor de ambitie Afsluitdijk in 2014? Komen er nu wel voldoende geconcretiseerde aanvragen vanuit de regio?

Antwoord:

Er zijn geen consequenties voor het nog niet aanvragen van een bijdrage door de regio.

Volgens de Bestuurovereenkomst Toekomst Afsluitdijk hebben de regionale partijen tot 1 januari 2017 de tijd om een aanvraag in te dienen voor de zogenaamde «ambities».

Er is wel zicht op uitputting van het budget: in de in november 2014 afgesloten Samenwerkingsovereenkomsten Afsluitdijk is tussen de betrokken regionale partijen (de provincies Fryslân en Noord-Holland en de gemeenten Sudwest Fryslân, Harlingen en Hollands Kroon) en het Rijk afgesproken dat de regionale partijen een verzoek zullen doen voor een bijdrage uit het budget voor de ambities Afsluitdijk voor de Vismigratierivier en voor enkele energieprojecten.

3

Vraag:

Kunnen waterschappen ook gebruikmaken van de mogelijkheid van voorfinanciering bij andere projecten buiten het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)?

Antwoord:

Voorfinanciering bij het HWBP houdt in dat een waterschap een project eerder uitvoert dan het jaar waarin het project – op basis van urgentie – in de programmering van het HWBP is opgenomen. Het waterschap financiert het project in beginsel voor tot het jaar waarin het staat geprogrammeerd. Uiterlijk op dat moment wordt de subsidie uitgekeerd aan het uitvoerende waterschap. Als het kasbeeld op het DF het toelaat kunnen voorgefinancierde projecten eerder worden terugbetaald dan in het jaar waarin deze geprogrammeerd staan. IenM vergoedt geen rentelasten aan de waterschappen.

Voor uitvoeringsprogramma’s met de waterschappen worden vooraf afspraken gemaakt over werkwijze en financiering. Hierbij kunnen ook afspraken over de mogelijkheden en voorwaarden van voorfinanciering worden gemaakt.

4

Vraag:

Wat zijn de redenen voor de lagere uitgaven die zijn ontstaan bij Markermeerdijk, Delflandse kust en Scheveningen, en zijn deze van structurele aard?

Antwoord:

Het betreft drie eindafrekeningen die niet in 2014 zijn afgerond en daardoor naar 2015 zijn doorgeschoven. De oorzaken zijn divers, maar niet structureel van aard. Bij de Markermeerdijk ging het om afrondende werkzaamheden die nog niet gereed waren, bij Delflandse kust om afwikkeling van nadeelcompensatie en bij Scheveningen om de toedeling van de laatste kosten aan meerdere financieringsbronnen (cofinanciering).

Naar boven