34 120 Beleidsdoorlichting Wonen en Rijksdienst

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 oktober 2015

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over de brief van 2 september 2015 inzake aanbieding doorlichtingsrapport agentschap Dienst van de Huurcommissie (Kamerstuk 34 120, nr. 5).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 oktober 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

1

Kunt u toelichten in welke mate er voldoende of onvoldoende budget in de toekomst beschikbaar is vanuit de opdrachtgever om binnen de kaders van de aangepaste wetgeving over de werkwijze van de Dienst van de Huurcommissie (DHC) aan de kwaliteitsdoelstellingen te voldoen?

Antwoord:

In de Begroting 2016 van DHC zoals deze is opgenomen in de Ontwerpbegroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2016 (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 2, blz. 95–99) is de staat van baten en lasten voor 2016 tot en met 2020 opgenomen. Daaraan kunnen de volgende bedragen ontleend worden:

(x € 1.000)

2016

2017

2018

2019

2020

Baten (1)

         

Omzet moederdepartement

12.102

8.995

8.614

8.615

8.615

Omzet derden (= leges)

1.136

1.120

1.120

1.120

1.120

Totaal

13.238

10.115

9.734

9.735

9.735

           

Lasten (2)

13.238

13.236

13.236

13.236

13.236

Saldo (1–2)

0

– 3.121

– 3.502

– 3.501

– 3.501

Hieruit blijkt dat vanaf 2017 de totale omzet van het moederdepartement (lees beschikbaar opdrachtgeverbudget) en derden ontoereikend is voor de dekking van de taakuitvoering door DHC en daarmee door de Huurcommissie. Zoals is vermeld in de toelichting op deze DHC-begroting, zal begin 2016 besloten worden welke nadere maatregelen getroffen moeten worden om de begroting vanaf 2017 meerjarig sluitend te krijgen. Hiertoe heb ik een verkenning gestart met als doel de begroting van DHC in evenwicht te brengen. Deze verkenning is ook bedoeld om duidelijkheid te verkrijgen over de toekomstige positionering van de Huurcommissie.

2

Kan inzicht worden verkregen in de exacte werkafspraken die gemaakt zijn naar aanleiding van de aanbevelingen, zoals door u vermeld in uw begeleidende brief bij het rapport?

Antwoord:

In het licht van de aanbevelingen van het rapport, zijn in de managementafspraken tussen de eigenaar en de voorzitter van de Huurcommissie voor het jaar 2015 géén afspraken meer opgenomen over de verwachte prestaties van de Huurcommissie aangezien deze alleen de opdrachtgever aangaan. De met de eigenaar gemaakte managementafspraken zijn nu weer in lijn met hetgeen het sturingsmodel zoals de regeling agentschappen voorschrijft. Deze afspraken focussen zich vooral op de bedrijfsvoering (zoals het percentage inhuur externe medewerkers, eigen vermogen en ICT).

In de opdrachtbrief-2015 van de opdrachtgevende beleidsdirecteur aan de voorzitter van de Huurcommissie zijn de gebruikelijke afspraken opgenomen over de verwachte prestaties van de Huurcommissie, zoals de verwachte omvang van de productie en de nagestreefde doorlooptijden bij de behandeling van geschilverzoeken.

Met deze aanpassing worden de rol van eigenaar en opdrachtgever weer zuiver ingevuld, conform de regeling agentschappen.

3

Zijn er «quick wins» in het takenpakket om de werklast van de DHC te verlichten?

Antwoord:

De aard en omvang van het takenpakket van de DHC zijn vastgelegd in de wet- en regelgeving (Burgerlijk wetboek, Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, Besluit huurprijzen woonruimte). Door de DHC permanent bezien of en zo ja hoe de werkprocessen kunnen worden ingericht tegen lagere kosten zonder in te boeten op de kwaliteitsdoelstellingen. Hierop wordt door de eigenaar gestuurd.

4

Welke aanbevelingen zijn nog niet uitgevoerd?

Antwoord:

De volgende aanbevelingen zijn nog niet uitgevoerd:

  • heroverweeg de agentschapsstatus van DHC en breng de activiteiten van DHC onder in een dienstonderdeel van BZK;

  • positioneer de rol van de concerncontroller vanaf 2015 als integraal onderdeel van de financiële functie binnen de afdeling Bedrijfsbureau;

  • pas de bekostigingsstructuur van DHC aan naar een vast lumpsum gedeelte van de kosten en een variabele outputgerelateerde afrekening op de variabele kosten van de werkelijke productie.

5

Kunt u vertellen wanneer de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de rol van eigenaar op zich zal hebben genomen?

Antwoord:

De secretaris-generaal van BZK heeft per 1 oktober 2015 de rol van eigenaar van DHC op zich genomen.

6

Kunt u toelichten waarom er bij de outputfinanciering van DHC geen daadwerkelijke verrekening van voorschotten plaatsvindt?

Antwoord:

Met ingang van 2015 vindt er daadwerkelijke verrekening van voorschotten plaats. Over de opdracht-2014 heeft DHC een afrekening naar de opdrachtgever gestuurd, zijn de ontvangen voorschotten daarmee verrekend, en is verzocht om een slotbetaling.

7

Kunt u toelichten waarom het tekort op de bevoorschotting van de DHC in 2013 niet is aangevuld door de opdrachtgever of is verrekenend met voorschotten van de jaren ervoor?

Antwoord:

In het kader van de afrekening van de opdracht-2013 heeft DHC afgezien van het bij de opdrachtgever in rekening brengen van een slotbetaling. Het eigen vermogen van DHC was in die periode hoger dan de regeling agentschappen toestaat. Om het eigen vermogen af te bouwen heeft de eigenaar aan DHC toestemming gegeven het tekort op de bevoorschotting in minder te laten brengen op dit eigen vermogen.

8

Kunt u toelichten of u voornemens bent om de onzuiverheden in de afrekeningen m.b.t. voorschotten te verrekenen bij het opmaken van de jaarrekening van 2014 en daarmee een geschoonde balans te laten ontstaan?

Antwoord:

Ja, in de balans zoals deze is opgenomen in de Jaarrekening 2014 van DHC, zijn de verschillende financiële relaties (opdrachten) tussen opdrachtgever en DHC op de juiste wijze weergegeven, zoals ook blijkt uit de door de ADR verstrekte accountantsverklaring.

9

Kunt u vertellen wanneer de lopende verkenning om de begroting van de DHC structureel in evenwicht te brengen is afgerond?

Antwoord:

Ik streef er naar om bij de voorbereiding van de Rijksbegroting 2017 de begroting van DHC structureel in evenwicht te brengen.

10

Kunt u toelichten of er is nagedacht over de aanbeveling om de DHC onder te brengen in een dienstonderdeel van het Ministerie van BZK en zo ja, wat is de conclusie daarvan?

Antwoord:

De aanbeveling om DHC onder te brengen in een dienstonderdeel van BZK wordt bezien in de context van de in mijn brief van 2 september jl. genoemde verkenning om de begroting van DHC in evenwicht te brengen. Deze verkenning is ook bedoeld om duidelijkheid te verkrijgen over de toekomstige positionering van de Huurcommissie, en daarmee van DHC. Met deze verkenning worden tevens de nog niet uitgevoerde aanbevelingen (zie vraag 4) in beschouwing genomen.

11

Kunt u toelichten wanneer het onderzoek binnen «spoor 3» naar eventuele toekomstscenario’s is afgerond?

Antwoord:

Het onderzoek binnen «spoor 3» is begin 2015 afgerond, en heeft tot de conclusie geleid dat samenwerking of samengaan van de Huurcommissie en/of DHC met andere uitvoeringsorganisaties niet mogelijk of wenselijk is. Parallel hieraan is de in antwoord 10 genoemde verkenning gestart.

12

Waarom wordt de term «eigenaar» gebruikt?

Antwoord:

De term «eigenaar» wordt gebruikt omdat in de Regeling agentschappen deze term is gedefinieerd en van betekenis is in de relaties met de opdrachtgever(s) en de opdrachtnemer van het agentschap.

13

Wanneer worden voorstellen inzake het aanpassen van de financieringswijze waarbij voor de vaste kosten een lumpsumfinanciering wordt toegepast, voorzien?

Antwoord:

De voorstellen inzake het aanpassen van de financieringswijze van DHC worden betrokken bij de in antwoord 10 genoemde verkenning.

14

Wanneer wordt de positionering van DHC als agentschap duidelijk?

Antwoord:

De positionering van DHC als agentschap wordt bezien in de context van de in antwoord 10 genoemde verkenning.

15

Naar aanleiding van het onderzoek wordt aanbevolen om de agentschapsstatus van de DHC in heroverweging te nemen. U spreekt in uw brief over een verkenning van de positionering van de DHC als agentschap. Welke afwegingen worden betrokken bij de keuze voor het wel of niet opheffen van het agentschap?

Antwoord:

In het kader van de in antwoord 10 genoemde verkenning zullen de afwegingen bij de keuze voor het wel of niet opheffen van het agentschap geïnventariseerd en gewaardeerd worden. In algemene zin wordt in dat verband bezien of de overwegingen die in 2010 hebben geleid tot de oprichting van het agentschap DHC, en welke zijn vermeld in de daarop betrekkinghebbende brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 2009 (Kamerstuk 31 988, nr. 1) nog steeds betekenis hebben

16

Kunt u aangeven op welke momenten de belangen van de DHC en het directoraat Wonen uiteen zijn gelopen en kunt u die voorbeelden ander specificeren?

Antwoord:

Het sturingsmodel (uit de regeling agentschappen) voor agentschappen is zodanig vormgegeven dat er voor alle partijen prikkels bestaan die stimuleren tot doelmatig handelen. In algemene zin is er dus altijd een gezonde spanning (checks and balances) tussen het belang van de opdrachtgever om hoge prestaties van een uitvoeringsorganisatie te verlangen tegen zo laag mogelijke kosten enerzijds, en het belang van een uitvoeringsorganisatie om een vergoeding te vragen die passend is voor de gevraagde prestaties anderzijds. Dit zorgt voor goed zicht op, de kwaliteit van de dienstverlening en de continuïteit van de organisatie en daarmee levert zij een bijdrage aan een doelmatige uitvoering van de desbetreffende taken.

17

Kunt u een toelichting geven op welke wijze en in welke mate het afnemende eigen vermogen te maken heeft met de manier waarop de DHC door de opdrachtgever wordt bekostigd?

Antwoord:

In de afgelopen jaren is er geen sprake geweest van een afnemend, maar van een fluctuerend eigen vermogen, zoals blijkt uit het volgend overzicht:

Jaar

2010

2011

2012

2013

2014

Eigen vermogen (x € 1.000)1

406

3.895

2.011

191

890

X Noot
1

Bron: Jaarrekeningen DHC 2010–2014.

Het eigen vermogen per ultimo 2014 bedroeg meer dan is toegestaan volgens de Regeling Agentschappen, en het surplus is beschikbaar gesteld het Ministerie van BZK zoals is vermeld in de Eerste suppletoire begroting 2015 voor Wonen en Rijksdienst (Kamerstuk 34 210 XVIII, nr. 2, blz. 22 en 24).

Deze fluctuaties worden veroorzaakt door enerzijds de resultaten uit de normale bedrijfsvoering, en anderzijds de noodzaak om een voorziening te treffen voor reorganisaties en de bijzondere bijdragen van het Ministerie van BZK ten behoeve van het programma digitalisering en de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging.

Naar boven