De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de doelgroep van de Participatiewet voor de banenafspraak uitgaat
van de groep mensen die niet het wettelijk minimumloon kan verdienen;
constaterende dat mensen die een medische beperking hebben die is ontstaan voor hun
18de verjaardag of tijdens studie en die zonder voorziening geen WML kunnen verdienen,
maar met voorziening(en) wel, buiten de doelgroep vallen;
constaterende dat dit ertoe kan leiden dat werkgevers mensen uit deze groep geen dienstbetrekking
aanbieden of hen niet langer in dienst houden, omdat zij niet tot de doelgroep behoren;
overwegende dat er werkgevers zijn die met name werkzaamheden hebben voor mensen uit
deze groep en hen in dienst zouden willen nemen als zij wel tot de doelgroep zouden
behoren;
overwegende dat als de quotumheffing wordt geactiveerd, het wenselijk is om enerzijds
te voorkomen dat vergroting van de doelgroep tot verdringing van de mensen uit de
oorspronkelijke doelgroep leidt en anderzijds te voorkomen dat mensen die net buiten
de doelgroep voor de banenafspraak vallen door de quotumheffing op achterstand worden
geplaatst en om te waarborgen dat werkgevers voor wie deze mensen nu werken voldoende
mogelijkheden houden aan het quotumpercentage te voldoen;
overwegende dat als werkgevers deze mensen in dienst nemen, en deze mensen ook tot
de doelgroep voor de quotumheffing behoren, dit bijdraagt om aan het opgelegde quotumpercentage
te voldoen;
overwegende dat het aantal van 125.000 banen uit de baanafspraak (en de daarbij horende
definitie van de doelgroep) zoals afgesproken in het sociaal akkoord van 11 april
2013 met sociale partners onveranderd blijft;
verzoekt de regering om met het gelijktijdig ophogen van het quotumpercentage de doelgroep
uit te breiden met bovengenoemde groep, zodanig dat verdringing van de doelgroep onder
de baanafspraak wordt voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.