33 750 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2014

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2014

Op 31 oktober 2013 heeft de Gezondheidsraad mij zijn zelfevaluatie 2008–2012 «Gezondheidsraad op koers» aangeboden. Hiermee voldoet de Gezondheidsraad aan de verplichting in de Kaderwet adviescolleges om iedere vier jaar een evaluatie uit te brengen van zijn functioneren. In de evaluatie beschrijft de Gezondheidsraad hoe invulling is gegeven aan de aanbevelingen die voortkwamen uit de vorige evaluatie en hoe is ingespeeld op ontwikkelingen in zijn omgeving. Ik heb u de zelfevaluatie (zie bijlage) op 31 oktober aangeboden (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 47)1, en heb eerder aangegeven (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 81) u mijn standpunt begin 2014 te doen toekomen.

Hierbij bied ik u, mede namens de andere opdrachtgevers van de Gezondheidsraad (Infrastructuur & Milieu, Sociale Zaken & Werkgelegenheid, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur & Wetenschap), mijn standpunt aan.

Het standpunt is als volgt opgebouwd. Allereerst zal ik kort ingaan op de conclusies en aanbevelingen uit de vorige evaluatie. Vervolgens zal ik de belangrijkste bevindingen en voornemens van de Gezondheidsraad uit de voorliggende evaluatie noemen. Tot slot geef ik mijn standpunt.

Terugblik op vorige evaluatie

In de vorige evaluatie, «Voortbouwen en vernieuwen. Internationale review en reactie uit 2008» concludeerde de reviewcommissie dat de Gezondheidsraad en de toenmalige Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) hun wettelijke verplichtingen met de hoogst denkbare kwaliteit, autoriteit en onafhankelijkheid zijn nagekomen. De review beval aan om voort te bouwen op de kernkwaliteiten van de raad: hoge kwaliteit, gezag en onafhankelijkheid. Een belangrijk verbeterpunt was de doorlooptijd van de adviezen. Doorlichting van de werkprocedures en flexibilisering van personeelsbeleid en financiën zouden hieraan een bijdrage kunnen leveren. Ook de communicatie was volgens de review een aandachtspunt: niet alleen kon de raad zijn eigen zichtbaarheid vergroten, ook meer aandacht voor doorwerking van adviezen was gewenst. Tot slot beval de review aan de sterke punten van de Raad voor Gezondheidsonderzoek en de Gezondheidsraad te combineren en de internationale samenwerking te versterken.

Bevindingen en voornemens uit deze zelfevaluatie

Ten aanzien van de kwaliteit van de advisering geeft de Gezondheidsraad aan dat de volgende acties zijn ondernomen om de kwaliteit te behouden:

  • Verbetering van de communicatie door introductie van een nieuwe website, door meer gebruik te maken van hoorzittingen, door vaker conceptrapporten openbaar te maken en door verankering van de departementale opdrachtgevers in het netwerk van de Gezondheidsraad. Verder wil de Gezondheidsraad verkennen of de vooralsnog beperkte contacten met de Tweede Kamer moeten worden geïntensiveerd.

  • Verbetering van de bewaking van de onafhankelijke positie van de Gezondheidsraad door aanscherping van de registratie van belangenverklaringen, beperking van de termijn voor lidmaatschap tot twee termijnen van vier jaar en het leggen van contacten met talentvolle jonge wetenschappers die op termijn kunnen doorstromen naar het raadslidmaatschap.

  • Extern onderzoek naar de doorwerking van adviezen.

Verbetering van doorlooptijden en procedures heeft volgens de Gezondheidsraad plaatsgevonden door het adviesproces door te lichten om te kijken waar efficiencywinst te boeken valt. Dit heeft geleid tot kortere doorlooptijden: in totaal is de gemiddelde tijd die gemoeid is met een advies teruggelopen van 30,6 maanden in de periode 1997–2007 tot 19,6 maanden in de periode 2008–2012.

Aanvullend hierop geeft de Gezondheidsraad aan dat het er vooral om gaat dat een advies verschijnt op het moment dat de opdrachtgever het nodig heeft. De Gezondheidsraad heeft het voornemen om op dit vlak de vinger aan de pols te houden en door goed overleg met opdrachtgevers te bewaken dat de planning van adviezen aansluit bij de behoeften van de ministeries.

Productdifferentiatie kan een middel zijn om de relevantie van de inspanningen van de Gezondheidsraad te doen toenemen, waardoor verwachtingenmanagement minder een item wordt. De Gezondheidsraad spreekt dan ook het voornemen uit om de komende tijd tegen het licht houden wat er is bereikt op het gebied van productdifferentiatie: welke vormen zijn succesvol en hoe gaat de raad hiermee verder?

Verder wordt gemeld dat binnen het secretariaat van de Gezondheidsraad het accent meer is gelegd op samenwerking en is ook de afstemming met andere raden en instituten in de periode 2008–2012 vergroot, net als de samenwerking op internationaal gebied.

Ten slotte geeft de Gezondheidraad aan dat het financieel beheer veel aandacht heeft gekregen in de periode 2008–2012. De geldstromen zijn beter zichtbaar gemaakt. Voor de komende tijd is de ambitie de personele en materiële uitgaven direct te koppelen aan de adviestrajecten, zodat duidelijk wordt welke adviezen de raad binnen het beschikbaar gestelde budget uitvoert en in welke gevallen honorering van een adviesvraag extra budget vereist. Verder worden de mogelijkheden verkend om vaker meerjarige financiële afspraken te maken met opdrachtgevers. Ook wordt aandacht gevraagd voor de afname van de beschikbare middelen (financiën en fte). De bezuinigingen zijn terug te zien in de productie van de raad: het aantal adviezen vertoont de afgelopen jaren een dalende trend.

Standpunt

De Gezondheidsraad is ingesteld om over de volksgezondheid en het gezondheidsonderzoek te adviseren aan de hand van de stand van de wetenschap. Opdrachtgevers betrekken deze adviezen in de ontwikkeling van overheidsbeleid. Het is belangrijk om oog te houden voor het verschil in dynamiek tussen wetenschap en beleid en het gesprek tussen opdrachtgevers en de Gezondheidsraad hierover te blijven voeren. Ook deze evaluatie biedt een goed aangrijpingspunt voor gesprek tussen de Gezondheidsraad en de verschillende opdrachtgevende Ministeries; OCW, I&M, EZ, SZW en VWS.

De kwaliteit van de advisering van de Gezondheidsraad is onverminderd goed. Ik spreek mijn waardering uit voor de wijze waarop de Gezondheidsraad de kwaliteit in de afgelopen periode heeft weten te behouden. De verbetering van de communicatie, de bewaking van de onafhankelijke positie en een extern onderzoek naar de doorwerking van adviezen kunnen eraan bijdragen dat deze positie ook voor de toekomst behouden blijft.

Ook de verbetering van de doorlooptijden is positief; het valt te prijzen dat de Gezondheidsraad een flinke efficiencywinst heeft weten te bereiken. Het is belangrijk dat de Gezondheidsraad duidelijke verwachtingen wekt over de verschijningsdatum van de gevraagde adviezen en dat opdrachtgevers kunnen rekenen op tijdige oplevering. Opdrachtgevers hebben het advies immers tijdig nodig voor de onderbouwing van (nieuw) beleid. Goede afstemming tussen opdrachtgevers en Gezondheidsraad is daarom belangrijk, zeker omdat druk op een publicatiedatum voor de Gezondheidsraad geen reden kan zijn om het hoge kwaliteitsniveau los te laten.

Ik kijk in dat licht ook uit naar wat de Gezondheidsraad op het gebied van productdifferentiatie wil gaan aanbieden. Immers, voor een advies is het niet altijd noodzakelijk dat de vorm van een rapport wordt gekozen. Productdifferentiatie is in mijn ogen zeker een manier om aan behoeften van opdrachtgevers te voldoen, zonder dat daarbij de onafhankelijkheid en het hoge kwaliteitsniveau van de Gezondheidsraad onder druk komen te staan.

Verder is er naar mijn mening nog efficiencyverbetering mogelijk door verdergaande (internationale) samenwerking bij het opstellen van adviezen en door signalering in internationaal verband. De Gezondheidsraad geeft aan dat hij meerdere keren per jaar kennis en ervaringen uitwisselt met andere raden en kennisinstituten van VWS. Tevens worden werkprogramma’s uitgewisseld en afgestemd. Ik ben benieuwd in hoeverre deze afstemming ook kan leiden tot meer gezamenlijke producten. Deze samenwerking kan immers zorgen voor een meer integrale advisering op thema’s wat ook beter aansluit bij de huidige uitdagingen in de zorg. In het Centrum voor Ethiek en Gezondheid werken de Gezondheidsraad en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg reeds aan gezamenlijke producten.

De nieuwe werkwijzen die de Gezondheidsraad de afgelopen periode heeft benut, dragen mijns inziens zeker bij aan een betere doorwerking van adviezen. De wetenschap wordt heden ten dage niet meer automatisch gezien als een onbetwiste autoriteit in het debat. In het verlengde daarvan is een advies van de Gezondheidsraad ook niet meer een onbetwiste factor in het debat. Dat stelt de Gezondheidsraad – maar ook de opdrachtgevers van de Gezondheidsraad – voor nieuwe uitdagingen bij het verbinden van (medisch-)wetenschappelijke ontwikkelingen en beleid. De Gezondheidsraad gaat deze uitdagingen aan door andere werkwijzen te introduceren, en ik denk dat hiermee de goede weg is ingeslagen.

Zoals de Gezondheidsraad zelf ook aangeeft, zijn de beschikbare middelen beperkt. Hierdoor zullen minder adviezen kunnen worden gegeven. Dit versterkt het belang van gezamenlijke prioritering van adviezen van de Gezondheidsraad met de departementale opdrachtgevers, waarbij het behoud van de onafhankelijke positie van de Gezondheidsraad en de wettelijke taak van het geven van ongevraagde adviezen, uiteraard niet uit het oog moeten worden verloren.

Tot slot wil ik mijn vertrouwen uitspreken in de toekomstige samenwerking tussen opdrachtgevers en de Gezondheidsraad, waarbij een goede balans tussen bovenstaande zaken wordt gevonden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven