Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2013
In de motie van de leden Kuiken en Elias Kamerstuk 33 400 A, nr. 76 verzoekt u mij de Kamer uiterlijk 15 juni a.s. te informeren of het mogelijk is het
project Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat een pilotstatus toe te kennen, waardoor
het project een voorbeeld kan vormen voor publiekprivate samenwerking (PPS) bij infraprojecten
elders in Nederland. Nadat ik u op 12 juni jl. een uitstelbrief heb gestuurd, voldoe
ik hierbij aan dit verzoek.
Naar aanleiding van deze motie heb ik overleg gevoerd met de Noord-Brabantse gedeputeerde
De Boer. In dat gesprek zijn wij gezamenlijk tot de conclusie gekomen, dat het in
de Oostelijke Langstraat primair niet gaat om het oplossen van een nationaal bereikbaarheidsprobleem.
De A59 heeft dan ook geen prioriteit in het MIRT-programma. We hebben tevens geconstateerd,
dat het probleem ook niet zit in juridische belemmeringen of in gebrek aan expertise.
Het project kan dan ook niet worden gelabeld als een PPS-project met een bereikbaarheidsopgave
van nationaal belang. Het project kan mogelijk wel kans van slagen hebben als een
regionaal PPS-project met een regionaal economisch belang.
Het sluitend krijgen van de businesscase voor de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat
lijkt meer kans van slagen te hebben, als de regio het zoekt in andere richtingen,
zoals economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Ik heb de gedeputeerde geadviseerd,
de oplossing in die richting te gaan zoeken.
Waar ik wel naar heb gekeken is of investeringen van het rijk die nodig zijn voor
vervanging en renovatie benut kunnen worden om te zorgen voor een bijdrage aan de
kwaliteitsimpuls van het gebied. Bij de vervanging van de Brug over het Drongelens
Kanaal zal ik een weefvak tussen de beide noordelijke aansluitingen realiseren, waardoor
de veiligheidssituatie verbetert en daardoor de snelheid ter plaatse kan worden verhoogd
van 70 km/u naar 100 km/u. Daarnaast maak ik ruimte voor de realisatie van een door
de regio gewenste ecologische onderdoorgang. Hierover heb ik een startbeslissing aan
uw Kamer verstuurd.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus