33 037 Mestbeleid

Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2018

Zoals toegezegd houd ik uw Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen rondom de onregelmatigheden in I&R. Daarom geef ik u hierbij, naast de antwoorden op de door de leden gestelde vragen (Kamerstuk 33 037, nr. 275), een stand van zaken.

Allereerst schets ik kort het traject dat tot nu toe is doorlopen. In mijn brief van 23 januari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 252). heb ik uw Kamer voor het eerst geïnformeerd over onregelmatigheden in de registratie van rundvee in het I&R. Aanleiding daarvoor was een ongebruikelijk hoog aantal geregistreerde meerlingen. Ik heb toen aangegeven dat uit administratief onderzoek naar voren kwam dat bij ca. 2.000 bedrijven het percentage geregistreerde meerlingen boven de 10% lag en bij ca. 5.700 bedrijven tussen de 5 en 10%, terwijl gebruikelijk is dat gemiddeld 3 tot 5% van de drachten een meerlingdracht is. De vermoedens zijn geverifieerd op basis van inspecties waaruit is gebleken dat bij een deel van de bezochte bedrijven de registratie in I&R niet overeen kwamen met de werkelijke situatie. Aangezien het niet mogelijk was om alle bedrijven waarbij onregelmatigheden werden vermoed fysiek te inspecteren, hebben nadere administratieve analyses (de zogeheten «cross checks») plaatsgevonden door de NVWA en RVO.nl om de omvang van de onregelmatigheden scherper in beeld te brengen en bewijsmateriaal te verzamelen (zie mijn brieven van 31 januari (Kamerstuk 33 037, nr. 268) en 8 februari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 269)). Hierbij is gebruik gemaakt van informatie uit administraties van derden die de NVWA voor dit doel heeft gevorderd. In het administratief onderzoek is niet langer alleen gekeken naar percentages meerlingen, maar ook naar het voorkomen van vaarzen die ouder zijn dan 27 maanden (gemiddeld kalft een vaars voor deze leeftijd). Een dier dat als vaars geregistreerd staat maar in werkelijkheid wel melk produceert, geeft immers een financieel voordeel in het kader van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 – ook als het gaat om slechts een beperkt aantal dieren waardoor het percentage meerlingen op het bedrijf niet bovengemiddeld hoog hoeft te zijn. Voor deze dieren zijn de aanvullende gegevens gecheckt op melkproductie en kalfdata. Het ongebruikelijk hoge percentage meerlingen was dus de aanleiding om het onderzoek te starten, maar vervolgens heeft het onderzoek zich vooral gericht op onjuist geregistreerde vaarzen. De omvang en samenstelling van de groep die in beeld was (de initiële 7.700 bedrijven met een bovengemiddeld hoog percentage meerlingen) is toen dus veranderd.

Op basis van uitgevoerde inspecties in kader van de naleving van de Regeling Identificatie en Registratie van dieren zijn 86 bedrijven geblokkeerd (waaronder een klein aantal om een andere reden dan het meerlingen-onderzoek). Daarna zijn op basis van het administratief onderzoek voor een groep bedrijven overtredingen in de I&R-registratie geconstateerd, wat ertoe heeft geleid dat op 8 en 9 februari jl. ruim 2.100 bedrijven geblokkeerd zijn. Kort daarna is voor 100 bedrijven hiervan, waarbij was gebleken dat er een fout was gemaakt in het onderzoek, de blokkade ingetrokken, waarna, naast de bedrijven die zijn geblokkeerd op basis van fysieke inspecties, nog ruim 2.000 bedrijven op basis van de administratieve cross checks geblokkeerd waren (zie mijn brief van 12 februari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 271)). Daarnaast is op 15 februari nog een aanvullende groep van 24 bedrijven geblokkeerd, ook op basis van resultaten van de cross checks. In totaal is daarmee aan ruim 2.200 bedrijven een blokkade opgelegd (inclusief de 100 bedrijven waarvan de blokkade is ingetrokken).

Vervolgens heb ik de capaciteit bij de NVWA en RVO.nl uitgebreid en geprioriteerd op het beoordelen van herstelmeldingen, zodat bedrijven die hun I&R-registratie op orde hebben gebracht snel gedeblokkeerd konden worden.

Op dit moment zijn ca. 1800 bedrijven gedeblokkeerd (inclusief de 100 bedrijven waarvan de blokkade kort na oplegging is ingetrokken). Al deze bedrijven zijn in staat geweest om met het benodigde bewijsmateriaal aan te geven wat de juiste registratie in I&R is. I&R is dan ook in lijn hiermee aangepast, waarna de blokkade voor deze bedrijven (en meerlingkalveren van deze bedrijven bij afnemers) is opgeheven. In mijn vorige brief (Kamerstuk 33 037, nr. 273) gaf ik aan dat de inzet erop was gericht om van alle herstelmeldingen die op dat moment waren ontvangen de beoordeling binnen 1,5 week af te ronden. Dit is gelukt. Op dit moment zijn nog ruim 400 bedrijven geblokkeerd. Voor ongeveer 190 van deze bedrijven is de aanvraag wel beoordeeld maar is geconstateerd dat aanvullende informatie of een bezoek ter plaatse noodzakelijk is voordat besloten kan worden of de blokkade (op het bedrijf en/of op de individuele dieren) wordt opgeheven. Overige herstelmeldingen die nu in behandeling zijn, betreffen veelal de ingewikkeldere situaties waardoor de beoordeling meer afstemming vergt en langer duurt. Daarnaast zijn er nog geblokkeerde bedrijven waarvan nog geen herstelmelding ontvangen is.

Naast de herstelmeldingen als gevolg van de blokkades ontvangt RVO.nl ook veel andere herstelmeldingen van bedrijven waar geen blokkade is opgelegd. In totaal zijn in de weken van 5 en 12 februari ruim 650 van deze aanvullende herstelmeldingen op geboorteregistraties ontvangen. Hierbij heeft de houder verzocht om de moeder of de geboortedatum van het kalf aan te passen. Dit is een forse toename ten opzichte van het gebruikelijke aantal van ongeveer 200 herstelverzoeken op dit gegeven per 2 weken (5.000 per jaar). Ik heb er waardering voor dat ook andere ondernemers, waarvan het bedrijf niet is geblokkeerd, zich inzetten om I&R weer in orde te maken. Daarmee wordt het belang van een correct I&R onderschreven. Indien van toepassing zal ook voor deze bedrijven een hercalculatie op de Regeling fosfaatreductieplan plaatsvinden.

Zoals eerder aangegeven hebben bedrijven acht weken de tijd om de geconstateerde onregelmatigheden te herstellen in I&R. Vorige week is de NVWA gestart om bedrijven waarvan nog geen schriftelijke reactie in beeld was te bellen. In totaal zijn ongeveer 250 ondernemers gebeld. Dit telefoongesprek is bedoeld om bedrijven te wijzen op wat zij moeten doen om de onregelmatigheden te herstellen en welke consequenties het heeft wanneer een ondernemer dit niet tijdig doet. Van de ondernemers waarmee is gesproken, geeft een groot deel aan dat zij in afwachting zijn van de resultaten van DNA-analyses. Daarnaast bleek een deel van de veehouders informatie via ongebruikelijke kanalen naar RVO.nl te hebben gezonden waardoor deze nog niet in behandeling was genomen. Inmiddels wordt de ingezonden informatie verzameld en beschikbaar gesteld aan de beoordelaars ter beoordeling van de herstelmeldingen.

In mijn vorige brief heb ik ook gewezen op de mogelijkheid een ontheffingsaanvraag te doen wanneer het niet kunnen afvoeren van dieren tot dierenwelzijnsproblemen gaat leiden. Tot op heden zijn in dit kader 33 ontheffingen verleend.

Het beeld van de omvang van de onregelmatigheden en de financiële voordelen die daarmee zijn behaald, is onveranderd ten opzichte van wat ik in mijn vorige brief heb geschetst. Wanneer hier nieuwe inzichten in zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.

Nu het aantal nog te beoordelen herstelmeldingen beperkter is, wordt de beschikbare capaciteit ook ingezet voor nader onderzoek van de groep bedrijven waar onregelmatigheden in I&R zijn geconstateerd maar waarvoor de eerste administratieve controles geen uitsluitsel geven over de oorzaak hiervan. Fysieke controles vormen een onderdeel van het nader onderzoek.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven