De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat het van belang is dat er overzicht is over al
de aanwezige kennis over duurzaamheid, dat de relaties tussen ministerie(s),
kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties voldoende worden
benut;
constaterende, dat duurzaamheid bijdraagt aan een
toekomstbestendig ontwikkelingsbeleid en daarom een overstijgend en integraal
onderdeel moet zijn van beleidsinitiatieven op ontwikkelingssamenwerking;
constaterende, dat door het systeem van overplaatsing de op
Buitenlandse Zaken aanwezige kennis niet altijd op de meest effectieve manier
wordt ingezet of overgedragen;
overwegende, dat in het personeelsbeleid bij Buitenlandse Zaken
overdracht van deze kennis meer centraal dient komen te staan;
voorts overwegende, dat op gebied van vergroening van het
ontwikkelingsbeleid een ontwikkelings- en uitvoeringsplan op grond van
landenpilots is toegezegd, waardoor op grond van constructieve samenwerking van
overheid, bedrijven, (lokale) kenniscentra en (lokale) ngo's een concrete en
structured bijdrage kan worden geleverd aan verduurzaming van het
ontwikkelingsbeleid;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat voldoende kennis en
capaciteit met betrekking tot duurzame ontwikkeling wordt geborgd en deze
structured wordt toegepast bij het beoordelen van nieuwe beleidsinitiatieven en
jaarplannen, zodat een gerichte vergroening van het ontwikkelingsbeleid
mogelijk gemaakt wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.