Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2012
De heer Omtzigt verzoekt, mede namens mevrouw Neppérus en de heer Van Vliet, om een
reactie op de berichten dat buitenlandse partijen de volledige dividendbelasting kunnen
terugkrijgen en verzoekt mij een reactie te geven op de rechterlijke uitspraak die
daarover is gedaan en de gevolgen daarvan voor Nederland. De heer Omtzigt vraagt zich
tevens af of deze uitspraak niet zou kunnen leiden tot een substantieel gat in de
overheidsfinanciën.
De aanleiding voor deze berichten is een uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van
9 maart 2012. In deze uitspraak gaat het om een beleggingsfonds in Finland dat om
teruggaaf van dividendbelasting heeft verzocht. Het beleggingsfonds is in Finland
vrijgesteld van belastingheffing maar zou in geval van vestiging in Nederland belastingplichtig
zijn. Het Gerechtshof is, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de rechtbank
te Breda in deze zaak, van oordeel dat dit betreffende Finse beleggingsfonds vergelijkbaar
is met een in Nederland gevestigde rechtspersoon die niet aan vennootschapsbelasting
is onderworpen. Dergelijke Nederlandse rechtspersonen die niet aan vennootschapsbelasting
zijn onderworpen hebben wel recht op teruggaaf van dividendbelasting. Het Hof is van
mening dat het Fins beleggingsfonds op basis van de vrijheid van kapitaalverkeer (artikel
63 van het Unieverdrag) eveneens recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.
Ik zal in cassatie gaan tegen deze uitspraak omdat ik van mening ben dat het Gerechtshof
in deze uitspraak een onjuiste vergelijkingsmaatstaf heeft gehanteerd. De vergelijking
met in Nederland gevestigde rechtspersonen die niet aan vennootschapsbelasting zijn
onderworpen, acht ik onjuist.
In de pers (het Financieele Dagblad, NRC Handelsblad en de Volkskrant) zijn vervolgens
berichten verschenen met de teneur dat er een grote strop dreigt voor de schatkist.
Indien de Hoge Raad deze uitspraak van het Gerechtshof in een arrest bevestigt, dan
zou dit inderdaad een aanzienlijke derving van de opbrengst van de dividendbelasting
tot gevolg kunnen hebben. De derving is bij verlies echter mede afhankelijk van het
precieze oordeel van de Hoge Raad; mocht de Hoge Raad nuances aanbrengen, dan zal
de derving lager zijn.
Zodra de Hoge Raad heeft geoordeeld over de uitspraak van het Gerechtshof, zal ik
de Kamer nader informeren over de mogelijke consequenties voor de opbrengst van de
dividendbelasting.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers