Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2017
Tijdens het AO Preventie van 14 december jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 252) heeft mevrouw Ouwehand (Partij voor de Dieren) gevraagd om een nationaal biomonitoringsprogramma
in te stellen, naast het Europees biomonitoring project «HBM4EU» (European Human Biomonitoring
Initiative) dat per 1 januari van start is gegaan. De argumentatie van mevrouw Ouwehand
is, dat er op landenniveau (en zelfs binnen een land) grote verschillen aan blootstelling
kunnen bestaan. Ik heb toegezegd om uit te zoeken of de bevindingen van het HBM4EU
project op landenniveau zijn te differentiëren.
Het is inderdaad mogelijk de gegevens voor het Europese programma op landen-niveau
te differentiëren. Op landen-niveau wordt data verzameld, waarna het in Europees verband
wordt geanalyseerd.
Binnen het Europese HBM4EU project wordt de humane blootstelling en lichaamsbelasting
aan een aantal groepen van chemische stoffen, waaronder ook hormoonverstorende stoffen,
in kaart gebracht d.m.v. biomonitoring (het meten van chemische stoffen in lichaamsmateriaal,
zoals bloed, urine, speeksel, moedermelk, haar, etc.). Daarbij wordt rekening gehouden
met specifieke (kwetsbare) groepen in de bevolking, zoals zwangere vrouwen.
In het HBM4EU project wordt ook nagegaan of er een relatie bestaat tussen blootstelling
en schadelijke gezondheidseffecten.
Alle bestaande en nieuw te genereren gegevens binnen het HBM4EU project zullen worden
ontsloten via een gemeenschappelijke Europese database (IPChem). Deze bevat alle resultaten
die binnen het project beschikbaar zijn, inclusief landgegevens. Daarnaast worden
Nederlandse resultaten gedurende het project ook via de nog te ontwikkelen Nederlandse
projectwebsite voor publiek toegankelijk gemaakt. Deze zal onder andere voor Nederland
relevante publicaties en vergelijkingen tussen landen bevatten. Naar verwachting zullen
de eerste resultaten in 2018 beschikbaar zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers