Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 januari 2011
Tijdens het algemeen overleg over biotechnologie van 16 november jl. (kamerstuk 32 472, nr. 4) heb ik toegezegd de Tweede Kamer te informeren zodra de Europese Commissie (EC) haar voorstel zou presenteren voor een technische
oplossing voor de aanwezigheid van sporen van niet in de EU toegelaten genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) in diervoeders
en levensmiddelen. Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het voorstel voor een
controleverordening van de Commissie en geef ik u mijn reactie.1
In de Kamer is diverse malen gesproken over de problematiek van de onbedoelde en niet te vermijden aanwezigheid van sporen
van (nog) niet in de EU toegelaten ggo’s2. Exporteurs uit landen waar ggo’s worden geteeld die nog niet in de EU zijn toegelaten, kunnen technisch niet voorkomen dat
minieme sporen van deze ggo’s in grondstoffen voor diervoeders en levensmiddelen terechtkomen. Vermenging met deze sporen
kan ontstaan tijdens de teelt van het gewas (via uitkruising), tijdens het transport en tijdens de verwerking.
Voor (nog) niet in de EU toegelaten ggo’s geldt een nultolerantie. Grondstoffen die deze minieme sporen bevatten, mogen de
EU niet binnenkomen. EU-importeurs moeten steeds meer moeite doen om grondstoffen te importeren die aan de nultolerantienorm
voldoen. Dit heeft bovendien een prijsopdrijvend effect en kan de concurrentiepositie van de diervoeder en levensmiddelenindustrie
schaden.
Afgelopen jaren zijn in Nederland diverse partijen aangetroffen met sporen van niet in de EU toegelaten ggo’s. Aangezien ggo’s
ook in derde landen pas tot de markt worden toegelaten als ze veilig zijn bevonden, is er in principe geen aanleiding voor
bezorgdheid over de veiligheid voor mens, dier en milieu.
De door de EC gepresenteerde conceptverordening harmoniseert de bemonstering- en analysemethoden voor de officiële controle
van niet toegelaten ggo’s in diervoeder.
De conceptverordening heeft betrekking op ggo’s waarvoor een aanvraag voor EU-markttoelating is ingediend en waarvoor een
door het Europees Referentielaboratorium gevalideerde kwantitatieve analysemethode en referentiemateriaal beschikbaar is.
De conceptverordening is verder van toepassing op vijf uitgefaseerde ggo’s welke een Europese toelating hadden, maar inmiddels
niet meer vanwege commerciële redenen worden geëxploiteerd. Voor de ggo’s die aan deze voorwaarden voldoen, geldt een tolerantieniveau
van 0,1%, omdat dit het laagste percentage is waarbij een hoeveelheid met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Met
het voorstel wordt dus een «technische 0» vastgelegd.
Ik ben van mening dat de EC met deze concept controleverordening een stap in de goede richting heeft gezet. De reikwijdte
van het huidige voorstel is echter te beperkt om tot een volledige oplossing van de problematiek te komen. Daarom wil Nederland
de reikwijdte als volgt uitbreiden.
– De aanwezigheid van sporen van niet toegelaten ggo’s in levensmiddelen. Nederland heeft de EC in de Raad verzocht om te komen
met een oplossing voor de onbedoelde aanwezigheid van sporen van niet toegelaten ggo’s in diervoeders én levensmiddelen. De
concept controleverordening beperkt zich echter tot de aanwezigheid van deze sporen in diervoeders. Dit is niet gewenst.
De sporen kunnen ook aanwezig zijn in grondstoffen voor levensmiddelen. Bovendien is de eindbestemming (diervoeder of levensmiddel)
van geïmporteerde partijen vaak niet op voorhand bekend. Het onderscheid aanbrengen in de behandeling van partijen voor levensmiddelen
en diervoeders levert voor de handel in de praktijk een zeer moeilijk werkbare situatie op.
– Nederland wenst dat de reikwijdte van de controleverordening betrekking heeft op alle uitgefaseerde ggo’s, en niet slechts
voor de vijf ggo’s die op dit moment reeds door betrokken bedrijven uit de handel is gehaald.
– Nederland geeft er de voorkeur aan dat de reikwijdte van het voorstel alle ggo’s betreft die in een derde land buiten de EU
zijn toegelaten op grond van een risicobeoordeling die gelijkwaardig is aan de beoordeling die in de EU wordt toegepast.
De conceptverordening is voor de eerste keer besproken in het Permanent Comité voor Voedselveiligheid en Diergezondheid (PCVD) van 15 november jl. De EC is voornemens om het voorstel in het
begin van 2011 ter stemming te brengen. Als er een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel is in het PCVD, zal de Commissie
het voorstel naar de Raad en het Europees Parlement sturen. Dit betekent dat er tegen die tijd tijdens het AO Landbouwraad
gelegenheid is met elkaar te spreken over het definitieve stuk en het Nederlands standpunt.
Als er geen gekwalificeerde meerderheid is voor het standpunt in het PCVD, heeft de EC aangegeven voornemens te zijn om het
voorstel terug te trekken.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker