Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2011
De vaste commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van uw Kamer heeft mij tijdens het Algemeen Overleg voor de
Landbouw- en Visserijraad op 7 april jl. gevraagd om uw Kamer schriftelijk te informeren over het compromisvoorstel van het
Hongaarse voorzitterschap betreffende de mogelijkheid voor lidstaten de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)
op hun grondgebied te beperken of te verbieden. Mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu ga ik in deze brief in op uw verzoek.
Achtergrond
De Europese Commissie heeft op 13 juli 2010 een voorstel voor een Verordening uitgebracht tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG
wat betreft de mogelijkheid voor lidstaten om de teelt van ggo’s op hun grondgebied te beperken of te verbieden. Nederland
heeft er destijds nadrukkelijk bij de Europese Commissie op aangedrongen om met een dergelijk initiatief te komen. In het
betreffende BNC-fiche is de inhoud van dit voorstel beschreven (Kamerstuk 32 472, nr. 2).
Zoals u uit mijn brief aan uw Kamer op 12 april jl. (Kamerstuk 32 472, nr. 9) heeft kunnen vernemen, gaat de discussie in het Raadstraject met name over de vraag in hoeverre de uitvoering van deze Verordening
door de lidstaten past binnen de bestaande internationale afspraken (o.a. EU interne markt en WTO).
Dit is nader beschreven in de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 32 472, nr. 5). In mijn brief is ook beschreven dat de Europese Commissie een indicatieve lijst heeft gepresenteerd met mogelijke gronden
die lidstaten kunnen gebruiken om de teelt van ggo-gewassen op hun grondgebied te beperken of te verbieden.
Stand van zaken
Op 30 maart jl. besprak het Hongaarse Voorzitterschap in een ad-hoc Raadswerkgroep een compromisvoorstel. Dit voorstel is
niet openbaar, waardoor ik mij in deze brief moet beperken tot een beschrijving van het voorstel.
Het voorstel bevat een beperkt aantal bepalingen. De belangrijkste bepaling is dat lidstaten binnen de geldende internationale
kaders nationale maatregelen mogen nemen om de teelt van alle of bepaalde ggo’s op hun grondgebied te beperken of verbieden.
Het gaat dan om de ggo’s die op Europees niveau voor de teelt zijn toegelaten. Het voorstel bevat voorts een opsomming van
mogelijke gronden om zulke maatregelen te legitimeren. Deze gronden zijn ontleend aan de indicatieve lijst met gronden die
de Europese Commissie eerder heeft gepresenteerd.
Tijdens de Raadswerkgroepen van 30 maart en 4 mei vond een discussie plaats over de verankering van de lijst met gronden voor
nationale maatregelen in de Verordening en over de juridische aspecten (rechtsgrondslag en WTO-aspecten). Deze discussie vond
plaats aan de hand van nadere informatie over de juridische aspecten die de Europese Commissie en de Juridische Dienst van
de Raad hebben gegeven. Op grond van deze discussie maakt het Hongaars voorzitterschap een nieuw voorstel.
In de eerder genoemde brief aan uw Kamer (Kamerstuk 32 472, nr. 5) is de Nederlandse inzet voor het Raadstraject beschreven. Deze inzet is nog steeds actueel.
Vervolg
Het Hongaarse Voorzitterschap lijkt te streven naar een gemeenschappelijk standpunt voor de Milieuraad in juni. Indien het
Voorzitterschap hierin slaagt, zal de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu u hierover uiteraard informeren in het
kader van het AO Milieuraad.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker