Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2010
Vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid voor het organisatie- en personeelsbeleid van het Rijk bied ik u hierbij het
Sociaal Jaarverslag Rijk 2009 aan.1
In 2009 heeft het Rijk een stap gezet in de richting van een kleinere en betere organisatie. Een eigentijdse en aantrekkelijke
werkgever, die rekening houdt met behoeften van medewerkers en hen stimuleert zichzelf zo te ontwikkelen dat ze breed inzetbaar
zijn. Het Rijk wil nadrukkelijk kansen bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De doelstelling 1.000 werkervaringsplaatsen
te realiseren voor mensen die moeilijk op eigen kracht een baan vinden is eind 2009 meer dan gehaald. Dat is een positieve
ontwikkeling, juist in tijden van economische recessie. Ook met de vertegenwoordiging van vrouwen in managementfuncties gaat
het goed: het aandeel vrouwen in ABD-posities ligt met 24,9 procent eind 2009 op schema.
Het Sociaal Jaarverslag Rijk laat zien dat de inspanningen om kansen te bieden aan ouderen vruchten afwerpen. De instroom
van vijftigplussers is met ruim 11 procent hoog vergeleken met de marktsector (2 procent) en onderzoek wijst uit dat zij twee
keer zo veel kans maken op een baan bij de overheid als op een baan in de marktsector.
Het ziekteverzuim is al enkele jaren stabiel en komt in 2009 op 5,5 procent, iets lager dan een jaar eerder. Mogelijk speelt
mee dat mensen zich in een recessie minder snel ziek melden. Vergeleken met de marktsector is het ziekteverzuim bij het Rijk
nog altijd relatief hoog, alle reden dus om de acties gericht op het verminderen van het ziekteverzuim onverminderd voort
te zetten. Bij alle departementen lopen hier programma’s voor.
In 2009 zijn de scholingsuitgaven opnieuw licht gestegen tot gemiddeld € 1.410 per arbeidsjaar. De stijgende trend is gunstig,
maar een flinke extra stap is nodig, gezien de ambitie van het Rijk om beter te presteren met minder mensen.
Naast de positieve ontwikkelingen zijn er ook een aantal ongunstige tendensen. De krimpopdracht van de overheid zet de interne
arbeidsmarkt feitelijk op slot. Naar verwachting zal daardoor de ontwikkeling van het vacature aanbod sterk dalen zoals ook
al in 2009 het geval was.
Mede als gevolg hiervan vergrijst het personeelsbestand van de rijksoverheid dan ook in hoog tempo. Vanaf 2015 zal het Rijk
geconfronteerd worden met een forse uitstroom, omdat de babyboomgeneratie dan de pensioengerechtigde leeftijd begint te bereiken.
Het aandeel mensen met een biculturele achtergrond is licht gestegen tot 8,4 procent. Deze toename is echter onvoldoende om
de ambitie van 11,8 procent in 2011 te halen. Het achterblijvende aantal medewerkers met een biculturele achtergrond is een
zorgelijke ontwikkeling, omdat de overheid risico loopt de aansluiting met de samenleving te missen. Om goede oplossingen
te kunnen blijven bieden voor maatschappelijke vraagstukken moet het Rijk een afspiegeling zijn van de samenleving. Ook jongeren
zijn moeilijk aan de overheid te binden. Net als mensen met een biculturele achtergrond stromen zij wel in, maar vertrekken
ze ook snel weer, doordat ze terechtkomen in tijdelijke contracten met onzeker perspectief. Deze ontwikkeling is door mij
onderkend en binnen de bandbreedte van de beperkte instroom wordt actief gestuurd op de biculturaliteit bij nieuwe medewerkers.
Dit blijkt ondermeer uit de goede resultaten van het rijkstraineeprogramma.
De afgelopen jaren heeft het Rijk een beweging ingezet om één concern te worden, met ambtenaren die in algemene rijksdienst
zijn en die zich daarbinnen flexibel bewegen. Met een efficiënte bedrijfsvoering en moderne (digitale) samenwerkingsvormen
die de grenzen van departementen overstijgen. Op dit gebied zijn goede ontwikkelingen in gang gezet.
Gegeven de economische en maatschappelijke ontwikkelingen zal de komende tijd veel van de rijksoverheid en haar personeel
worden gevraagd. Een efficiënte en moderne bedrijfsvoering en een goed functionerende populatie van medewerkers is daarbij
onontbeerlijk.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten