Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-IXB nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-IXB nr. 8 |
Vastgesteld 8 juni 2009
De vaste commissie voor Financiën1, heeft over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2008 van het Ministerie van Financiën (31 924 IXB, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
De vragen zijn op 28 mei 2009 voorgelegd. Bij brief van 4 juni 2009 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord.
Opmerkelijk is dat van de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden velen een «kritisch proces» zijn. Zijn alleen de kritische processen doorgelicht, of ook de «relevante processen» en «processen van gering belang»?
De Algemene Rekenkamer steunt bij haar onderzoek op de controlewerkzaamheden van de Rijksauditdienst. Een van de aandachtpunten daarbij is dat wordt nagegaan of die controle alle beleidsartikelen omvat. Daarnaast voert de Algemene Rekenkamer eigen onderzoek uit, gebaseerd op een risico-analyse. Het ligt voor de hand dat daarbij in eerste instantie vooral de kritische en relevante processen betrokken worden.
Onvolkomenheden, die uit de controle van de Rijksauditdienst en uit de door de Algemene Rekenkamer uitgevoerd onderzoek blijken, weegt de Algemene Rekenkamer. Daarbij is ondermeer van belang het financieel belang, de frequentie, en de vraag of de bevinding leidt tot disfunctioneren van het financieel beheer. Daarnaast beziet de AR of het een kritisch proces betreft. Is dit het geval, dan is er sprake van een onvolkomenheid waarover de Algemene Rekenkamer rapporteert.
De Algemene Rekenkamer heeft bij het Ministerie van Financiën 19 gevallen geconstateerd waarin de Europese aanbestedingsregels niet nageleefd zijn, met een totaalbedrag van € 7,0 miljoen. Hoeveel gevallen zijn er wel volgens de Europese aanbestedingsregels nageleefd? Hoe groot is de € 7,0 miljoen als percentage van het totaalbedrag?
Over 2008 is de totale inkoopwaarde bij de Belastingdienst € 998,6 mln., bij in totaal 7 095 leveranciers. De Rijks Auditdienst heeft geconstateerd dat daarvan € 7 mln. onrechtmatig was aanbesteed. Deze €7 mln. is 0,7% van de totale inkoopwaarde 2008. De constateringen hadden betrekking op 15 leveranciers. Dit is 0,2% van het totale aantal leveranciers 2008.
In hoeveel van de gevallen zijn de Europese aanbestedingsregels in andere EU-lidstaten niet nageleefd? Kunt u een uitgebreid overzicht aan de Kamer sturen om zo te kunnen zien hoe Nederland in de EU scoort?
De Nederlandse regering beschikt niet over gegevens over de naleving van de Europese aanbestedingsregels in andere lidstaten. De Europese Commissie ziet toe op de naleving van het EG-verdrag en de daarop berustende richtlijnen. Het is aan haar om actie te ondernemen als zij meent dat het Europese aanbestedingsrecht niet wordt nageleefd. Dit gebeurt ook regelmatig.
De Minister van Economische Zaken heeft de Europese Commissie eind 2008 gevraagd om een onderzoek op Europees niveau naar de toepassing van de aanbestedingsregels in de praktijk. De Europese Commissie heeft hierop positief gereageerd en heeft laten weten dat dit zal worden meegenomen bij de evaluatie van de huidige aanbestedingsrichtlijnen. Dit onderzoek zal in 2011 plaatshebben, wanneer voldoende ervaring is opgedaan met de huidige aanbestedingsrichtlijnen.
Waarom laat het rapport omtrent de «financiële foto» zo lang op zich wachten? Waarom is de Kamer hier niet eerder over ingelicht?
Na de eerste aankoop heeft de minister van Financiën aan een externe deskundige opdracht gegeven om een «financiële foto» van de gekochte vennootschappen te maken. Dit onderzoek is nog niet gereed.
Wanneer zal dit onderzoek worden afgerond? Wat zijn de kosten van het onderzoek?
In feite is een due-diligenceonderzoek ex post uitgevoerd. Bij gebrek aan een voorbereide dataroom heeft zo’n onderzoek een lange doorlooptijd. Hierbij moet worden bedacht dat het onderzoek voor de betrokken instelling bovenop de toch al grote turbulentie kwam.
Het onderzoek bevindt zich thans in de afrondende fase. Het betreft hier echter een bedrijfsvertrouwelijk document, dat niet zal worden gedeeld met de Kamer.
De kosten zijn 4,5 mln. ex btw en onkosten.
Na de eerste aankoop heeft de minister van Financiën aan een externe deskundige opdracht gegeven om een «financiële foto» van de gekochte vennootschappen te maken. Dit onderzoek is nog niet gereed. Wanneer zal dit onderzoek worden afgerond? Wat zijn de kosten van het onderzoek?
Zie vraag 4.
Op welke manier zorgt de minister ervoor goed onderscheid te maken tussen zijn rollen als aandeelhouder van bepaalde financiële instellingen en toezichthouder en beleidsmaker van de financiële sector?
Omdat het wenselijk was om met een herkenbare en snel te implementeren oplossing te komen voor het beheer van de nieuwe deelnemingen en de verstrekte achtergestelde leningen is besloten een Bureau Financiële instellingen (BFI) in te stellen als onderdeel van de Generale Thesaurie.
De taak van BFI betreft het beheer en afstoten van de aandelen en kapitaalverschaffingen in bepaalde financiële instellingen. Daarbij gaat het om de financiële instellingen waarbij de staat in of na oktober 2008 met het oog op de stabiliteit van de financiële markten aandelen heeft gekocht of kapitaalversterkingen heeft verricht.
BFI richt zich op het uitwerken en implementeren van een strategie voor de borging van de belangen van de staat als aandeelhouder of kapitaalverschaffer, met inachtneming van de publieke belangen die samenhangen met deze rol. Daarbij ligt de focus op bedrijfseconomische doelmatigheid en het creëren van (aandeelhouders)waarde met een passend risicoprofiel.
BFI zal daartoe de staat vertegenwoordiger als aandeelhouder of kapitaalverschaffer bij de voorbereiding en uitvoering van verkoop- of beëindigingstrajecten. Voorts fungeert BFI als aanspreekpunt voor de raden van bestuur en de raden van commissarissen en in het bijzonder de commissarissen die door de staat zijn voorgedragen bij de betrokken financiële instellingen.
Er is een duidelijke scheiding van de verschillende rollen die de staat heeft, zoals enerzijds aandeelhouder/ kapitaalverschaffer bij enkele instellingen (belegd bij BFI) en anderzijds als beleidsmaker en regelgever ten aanzien van alle financiële instellingen (belegd bij de directie Financiële Markten).
De rol van toezichthouder op de financiële markten is belegd buiten het ministerie van Financiën, te weten bij DNB en AFM. De rol van vennootschappelijke toezichthouder van de instellingen is ook buiten het ministerie belegd, te weten bij de raad van commissarissen.
Wat is de reden dat er nauwelijks veldtoetsen werden uitgevoerd? Hoe kan het zo zijn dat er wel op de veldtoetsen wordt gesteund bij de uitvoering van inhoudelijke toetsen?
De controle van de dividendbelasting houdt verband met de controle van de vennootschapsbelasting. Omdat het risico dat voor de juiste afdracht van de dividendbelasting niet wordt aangesloten op verleende vergunningen, door de Belastingdienst als beperkt is aangemerkt, is bij het uitvoeren van de veldtoetsen vennootschapsbelasting de prioriteit gelegd bij grotere fiscale risico’s. Overigens is, zoals in mijn reactie op het Rechtmatigheidsonderzoek Financiële Verantwoording van de Algemene Rekenkamer is aangegeven, inmiddels aan de belastingregio’s de opdracht gegeven het toezicht op de dividendbelasting op het vereiste niveau te brengen en de verleende vrijstellingen te toetsen overeenkomstig het geformuleerde beleid.
Van welk deel van de 700 miljoen die aan gastouders is uitgekeerd bestaat inherente onzekerheid?
De inherente onzekerheid geldt het volledige bedrag. Verwezen zij naar het antwoord op vraag 38 Jaarverslag 2008 van het Ministerie van Financiën, kamerstuk 31 924 IXB, nr.1.
De Belastingdienst heeft in 2008 bijna € 60 000 aan vorderingen kwijtgescholden. Kwijtschelden is wel mogelijk voor een aantal belastingschulden, maar niet voor toeslagen. Deze kwijtscheldingen zijn daarom onrechtmatig verleend. Waarom is dit gebeurd? Aan wie is deze kwijtschelding verleend? Hoeveel verschillende partijen betrof het? Wordt dit in verband met de onrechtmatigheid teruggedraaid?
Er is een formeel onderscheid tussen kwijtschelding en afzien van invordering. Onverschuldigd betaalde toeslagen kunnen niet worden kwijtgescholden. Wel kan de Belastingdienst op basis van de geconstateerde betalingscapaciteit van de toeslaggerechtigde afzien van verdere invordering. Het teruggevorderde toeslagbedrag, of hetgeen daarvan na een betalingsregeling resteert, wordt daarbij oninbaar geleden (leidraad invordering artikel 79.9). Mocht blijken dat in een volgend toeslagjaar de toeslaggerechtigde recht heeft op een nabetaling (de tegemoetkoming waarop aanspraak bestaat blijkt achteraf hoger te zijn dan de daarop verleende voorschotten), dan wordt dit alsnog verrekend met de nog openstaande schuld uit het eerdere toeslagjaar. Een eenmaal kwijtgescholden bedrag kan echter niet worden teruggevorderd. In totaal betreft het 84 kwijtscheldingen op de volgende wijze verdeeld over de toeslagen:
Aantal | Bedrag € | |
---|---|---|
Kindertoeslag | 2 | 409 |
Huurtoeslag | 45 | 30 145 |
Zorgtoeslag | 22 | 6 573 |
Kinderopvangtoeslag | 15 | 22 435 |
Totaal | 84 | 59 562 |
Gemiddeld bedrag | 709 |
Het ministerie heeft besloten om de ontwikkeling van het LBR, de ICT-poot van het LBH, voorlopig te stoppen omdat de noodzakelijke communicatie met het systeem van de politie technisch vrijwel onmogelijk bleek. De hiermee gemoeide uitgaven worden op € 0,5 miljoen geschat. Kon de onmogelijkheid van communiceren met het systeem van de politie niet van te voren worden vastgesteld? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom zijn de kosten dan wel gemaakt?
Het Landelijk Beslag Register (LBR) is een gezamenlijk project van het Openbaar Ministerie, Politie en Domeinen Roerende Zaken (DRZ – Financiën), met als doel het bewerkstellingen van een aaneenschakeling van complexe processen binnen de keten van beslaglegging. Het uitgangspunt van het LBR is dat de partners ICT-verbindingen tot stand brengen met een door het project ontwikkelde «LBR»-interface. Door het LBR project zijn de noodzakelijke processen ontwikkeld en beschreven en is de interface operationeel beschikbaar gekomen. DRZ en het Openbaar Ministerie maken gebruik van de interface. De kosten ad € 0,5 miljoen zijn hieraan besteed. Voor Politie bleek uiteindelijk dat de aansluiting met de interface en de hieraan gestelde eisen in 2008 vanwege de implementatie van het nieuwe basisprocessen systeem (het BHV/BVR) voor de Politie onmogelijk is. De aansluiting van de Politie op de interface van het LBR zal op dit moment tot teveel stagnatie leiden bij de implementatie van de primaire basisvoorzieningen van de BHV en tot complexiteit zorgen welke de operationele voortgang van de BHV zou kunnen belemmeren. Dit kon bij de aanvang van het LBR niet worden voorzien vanwege het feit dat er destijds nog nauwelijks een implementeeragenda voor een nieuwe basisprocessen systeem van de Politie bekend was. Er zal worden beoordeeld of de aansluiting van de BVH op de LBR-interface mogelijk is in 2012 en/of aansluiting in de keten op een andere wijze kan worden gerealiseerd. De door het LBR ontwikkelde processtructuur zal echter wel grotendeels worden geïmplementeerd binnen de beslagketen van Politie – Openbaar Ministerie – DRZ. Het college van PG’s heeft hiertoe een commissie beslag geïnstalleerd. Deze commissie wordt aangestuurd door de stuurgroep Beslag waarin de verantwoordelijk bestuurders van de ketenpartners zijn vertegenwoordigd.
Zal de nieuwe hiërarchische structuur binnen de Belastingdienst die de zelfsturende teams vervangt bijdragen aan het door de ARK geconstateerde probleem dat de Belastingdienst de nadruk legt op het repareren van fouten in plaats van op het voorkomen ervan, dat men weinig belang hecht aan collegiale toetsing en dat de communicatie en afstemming tussen organisatieonderdelen gebrekkig is?
Een van de conclusies van het onderzoek is dat rollen en verantwoordelijkheden binnen de IV-keten onduidelijk zijn belegd. Deze onduidelijkheid wordt, aldus het rapport, versterkt door het model van collegiale managementteams, waarbij verantwoordelijkheden zijn belegd bij teams in plaats van bij individuen. De ambtelijke leiding van de Belastingdienst neemt deze conclusie over. Dat betekent dat binnen de nieuwe structuur in de IV-keten verantwoordelijkheden expliciet worden belegd bij individuen in plaats van bij groepen, zodat medewerkers rechtstreeks aanspreekbaar zijn op de behaalde resultaten. Deze maatregel moet eraan bijdragen dat de door de ARK gesignaleerde problemen tot het verleden gaan behoren.
Hoe luidt het plan van aanpak van de Belastingdienst om zich meer te richten op het voorkomen van fouten?
De Belastingdienst heeft veel tijd en geld gestoken in het verbeteren van het testtraject. De resultaten daarvan waren onder andere merkbaar bij de pilot vooringevulde aangifte. Door meer aandacht voor zogeheten ketentesten en voor het vrijgaveproces worden optredende risico’s tijdig ondervangen. Daarnaast zijn maatregelen genomen in het ontvangstproces om binnenkomende berichten zeker te stellen. In het verzendproces vindt, voorafgaand aan de verzending, steekproefsgewijze controle van de output plaats.
In zijn algemeenheid geldt dat ontdekte fouten leiden tot een onderzoek naar de oorzaken ervan; dergelijke fouten kunnen daardoor in de toekomst worden voorkomen (leercirkel).
De maatregelen naar aanleiding van de externe doorlichting van de IV-keten zullen, ieder voor zich en in combinatie, leiden tot een meer professionele wijze van voortbrenging binnen de IV-keten; de vermindering van het aantal gemaakte fouten is een van de ijkpunten voor het succes van deze operatie.
Waarom moet er met Algemene Rekenkamer in overleg worden getreden over haar bevoegdheden? Moet de Rekenkamer, meer of minder bevoegdheden krijgen dan zij nu wettelijk heeft met betrekking tot staatsdeelnemingen?
Bij het opstellen van de Comptabiliteitswet (artikel 91) is nooit voorzien dat zich de uitzonderlijke situatie zou voordoen dat de staat deelneemt in het aandelenkapitaal van bankinstellingen.
Wel is destijds rekening gehouden met de mogelijkheid dat een subsidie, lening of garantie wordt verstrekt aan rechtspersonen, waaronder mogelijk bankinstellingen, zie artikel 91 lid 1 onder c. In artikel 91 lid 16 zijn namelijk financiële instellingen nadrukkelijk uitgesloten van de bevoegdheden van de Rekenkamer wanneer aan een bankinstelling een subsidie, lening of garantie zou worden verstrekt op basis van het eerdergenoemde artikel 91 lid 1 onder c.
Gelet op de bijzondere omstandigheden alsmede de geschiedenis en systematiek van de Comptabiliteitswet is voorgesteld om met de Rekenkamer in overleg te treden. Dit overleg moet nog plaatsvinden en er valt derhalve nog niet vast te stellen of een bijstelling van bevoegdheden aan de orde is.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL), Linhard (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-IXB-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.