31 865 Verbetering verantwoording en begroting

Nr. 108 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 maart 2018

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 14 september 2017 over de Pilot beleidsevaluaties VWS (Kamerstuk 31 865, nr. 99).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 januari 2018 aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 22 maart 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Krijger

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de bewindspersonen

12

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de pilot beleidsevaluaties VWS en de bijlagen met de taakopdrachten voor 2018. Genoemde leden vinden beleidsevaluaties van cruciaal belang om te bepalen of het belastinggeld goed (efficiënt, doelmatig en doeltreffend) wordt ingezet om de afgesproken beleidsdoelen te halen. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

Eerder is afgesproken dat bij elke beleidsdoorlichting wordt gekeken naar een besparingsvariant van 20 procent en wat daarvan de gevolgen zijn. Hoe wordt met deze afspraak omgegaan? Hoe is deze afspraak meegenomen bij de verschillende taakopdrachten? De leden van de VVD-fractie hechten zeer aan het blijven nakomen van deze afspraak, ook in de pilot beleidsevaluaties VWS.

De afspraak is verder dat elk beleidsartikel iedere vier tot uiterlijk zeven jaar wordt doorgelicht. Er is een meerjarenprogramma gemaakt voor 2018 – 2022. Deze leden informeren welke gevolgen dit heeft voor de verschillende beleidsartikelen, dat wil zeggen welke worden nu niet iedere vier tot uiterlijk zeven jaar geëvalueerd? Enkele taakopdrachten (de evaluaties Sport en bewegen in de buurt (3c) en Value based health care (12)) zijn nog niet gereed en volgen later. Deze leden informeren wanneer deze evaluaties beschikbaar komen. Deze leden vragen voorts waarom de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen uit de begroting vervangen wordt door de pilot. Is de pilot niet bedoeld om te leren van nieuwe methoden en blijven de bestaande beleidsdoorlichtingen dan niet gewoon nodig?

Preventie

Bij preventie wordt ingezet op ex durante en ex post onderzoek, maar is niet juist bij preventie behoefte aan ex ante onderzoek, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Ligt hierin niet juist een toegevoegde waarde om onder andere doelen, beoogde effecten en te behalen prestaties vooraf duidelijk te stellen, vooral ook gezien het uitgangspunt dat maatregelen bewezen effectief moeten zijn?

Evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b)

Voor wat betreft doeltreffendheid wordt vooral gekeken naar de output zijnde een passende ondersteuning aan gemeenten om te komen tot een lokaal en integraal beleid voor de aanpak van overgewicht en obesitas bij de jeugd. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe en waar geëvalueerd wordt op de inhoudelijke resultaten van dat beleid. Is op landelijk niveau naast een procesevaluatie (ondersteuningsstructuur) niet juist een inhoudelijke evaluatie wenselijk, zeker gezien de conclusies uit het eerdere interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Gezonde leefstijl, waarin geconcludeerd wordt dat nog weinig bewijs bestaat voor de effectiviteit van het beleid op het overgewicht van de jeugd?

De verantwoordelijkheid voor een gezond gewicht en een gezonde leefstijl ligt primair bij burgers (ouders) en gemeenten. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe wordt zorggedragen voor een inhoudelijke evaluatie, met een duidelijke analyse ten behoeve van eventuele toekomstige beleidsvoornemens die in het Nationaal Preventieakkoord terechtkomen? Wordt hier langs een andere lijn landelijk onderzoek naar verricht of worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt met lokale rekenkamers, zo vragen deze leden.

Evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (3d)

Bij stap een wordt bij internationaal vergelijkend onderzoek gekeken naar de uitgangssituatie van jongeren, zodat vergelijkingen mogelijk zijn. Bovengenoemde leden informeren of ook internationaal vergelijkend onderzoek wordt gedaan naar het beleid dat in het desbetreffende land wordt gevoerd, zodat de internationale vergelijking een diepere laag krijgt en daarmee een grotere meerwaarde?

Curatieve zorg

Evaluatie Geneesmiddelenvisie (9)

De afgelopen tijd is volop gediscussieerd over dure, innovatieve geneesmiddelen. De planning van het afronden van het rapport is eind 2018. De leden van de VVD-fractie zouden het wenselijk vinden de evaluatie te versnellen en zij vragen de Minister voor Medische Zorg welke mogelijkheden er zijn om bijvoorbeeld het eindrapport al medio 2018 te kunnen presenteren. Waarom wordt de nadruk gelegd op de intramurale dure geneesmiddelen en wat zijn daarvan de gevolgen?

Evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10)

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voor Medische Zorg in hoeverre de aspecten frauderisico en/of fraudegevoeligheid worden meegenomen in de evaluatie. Begrijpen deze leden het nu goed dat de reeds toegezegde evaluatie over de werking van de wet (in deze de wettelijke verankering van het Persoonsgebonden Budget (PGB) in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de evaluatie als bedoeld in deze taakopdracht in elkaar worden geschoven? Als dat het geval is, waarom is die al toegezegde evaluatie dan onderdeel van de pilot? Deze leden vragen of het dan niet logischer is een ander onderwerp te nemen waarvoor de onderzoeksopzet nog gemaakt kan worden.

De evaluatie heeft alleen betrekking op de doeltreffendheid van het Zvw-pgb in 2017. Deze leden vragen de Minister waarom gekozen is maar naar één jaar te kijken. Is het mogelijk ook 2018 te betrekken bij de evaluatie? Zou dat eventueel op basis van voorlopige cijfers kunnen?

Langdurige zorg

Evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14)

De leden van de VVD-fractie vragen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hoe de te onderzoeken «lokale verschillen» moeten worden geduid. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een gemeentelijke verantwoordelijkheid, waardoor in de uitvoering bewust en per definitie verschillen zullen optreden. Hoe verhoudt een oordeel over lokale verschillen zich tot die gemeentelijke verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid?

Deze leden informeren of het Go-/No go besluit dat medio 2018 genomen wordt, betekent dat het hele onderzoek als bedoeld onder taakopdracht 14 kan komen te vervallen. Zo ja, wat betekent dat dan voor de pilot?

Evaluatie Experimenten persoonsvolgende zorg (15)

De onderzoeksvraag voor het monitoren en evalueren van de effecten van de persoons-volgende inkoop richt zich op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorgvraag en het zorgaanbod in de beide experimentregio’s. De leden van de VVD-fractie vragen waarom in deze vraagstelling helemaal geen aandacht lijkt te zijn voor de mate waarin deze experimenten er in slagen de zorg meer op de wensen en behoeften van de cliënt af te stemmen. Kan dat element nog aan het onderzoek worden toegevoegd?

Klopt het dat het lopende onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar het experiment (in gevolge artikel 7 van de Wet langdurige zorg (Wlz) in deze pilot wordt geschoven? Deze leden informeren of dit voldoende ruimte geeft om het onderzoek naar de effecten van deze experimenten te onderzoeken conform de doelen die de pilot Lerend evalueren heeft.

VWS-breed en interdepartementaal

Evaluatie Subsidies (19)

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre in de beleidsevaluatie ook de doelmatigheid van de subsidies wordt meegenomen. Deze leden vinden het belangrijk om de administratieve lasten voor de aanvragers van subsidies te beperken en proportioneel te laten zijn en informeren hoe dit wordt meegenomen in de evaluatie.

Evaluatie Pilot Lerend evalueren (20)

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre gekeken wordt of de betrokkenheid van de Tweede Kamer door de nieuwe werkwijze groter is geworden. Deze leden informeren tevens of ook gekeken is naar de waarde van de onderzoeken voor de Tweede Kamer. In de nulmeting wordt gekeken naar de betekenis die de beleidsdoorlichtingen hebben (gehad) op de werkwijze van beleidsambtenaren. Bezien wordt wat zij eraan hebben gehad en of het iets heeft veranderd aan hun werkwijze. Valt hieronder ook de vraag of de doorlichtingen hebben geleid tot wijzigingen, bijstelling of aanpassing van beleid, zo informeren deze leden. Zo nee, kan dat ook worden meegenomen?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om de komende vijf jaar te gaan werken met een thematische planning van evaluaties in plaats van met de beleidsdoorlichtingen per begrotingsartikel. Genoemde leden staan welwillend tegenover dit idee, maar hebben nog wel een aantal vragen.

De eerste vraag is op welke wijze de weging wordt gemaakt wat men thematisch wil gaan evalueren. Deze leden informeren of de weging wordt gebaseerd op hoeveel mensen bereikt worden c.q. afhankelijk zijn binnen een thema, of dat dit wordt gebaseerd op de hoeveelheid geld die gemoeid is met het thema. Of wordt dit gebaseerd op de actuele discussies of maatschappelijke onrust over het thema? Deze leden zouden graag meer zicht willen krijgen op het afwegingskader.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat evalueren op doeltreffendheid beter lukt dan op doelmatigheid. De thematische aanpak zou meer moeten kunnen zeggen over doelmatigheid dan mogelijk was bij de evaluatie op grond van de beleidsdoorlichting per begrotingsartikel. Zouden de bewindspersonen kunnen aangeven waarom gedacht wordt dat met de thematische evaluatie beter de doelmatigheidsvraag beantwoord kan worden. Ook zou de thematische aanpak het ministerie beter in staat stellen om vernieuwende methodieken toe te passen. Kunnen ook hier voorbeelden worden gegeven waarom deze evaluatieopzet zich beter leent voor vernieuwende methodieken dan een beleidsdoorlichting per begrotingsartikel?

Preventie

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het thema preventie onderdeel uitmaakt van deze pilot. Deze leden hebben wel enkele vragen aan de Staatssecretaris over de opzet. Bij veel van de preventie-onderdelen zijn de doelen geen discussiepunt. Wel is er discussie over de vraag op welk niveau geacteerd moet worden. Neem bijvoorbeeld de evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (3d), maar ook de evaluatie Sport en bewegen in de buurt (3c). Deze leden informeren of bij voornoemde evaluaties de afweging betrokken wordt of deze wellicht niet beter op lokaal of provinciaal niveau kunnen worden uitgevoerd. Worden ook lokale overheidsinitiatieven met dezelfde doelstelling betrokken bij de evaluatie?

Curatieve zorg

Voorts hebben de leden van de CDA-fractie vragen aan de Minister voor Medische Zorg over de evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10). Het vernieuwende element is dat bij deze evaluatie de stakeholders worden betrokken. Budgethouders, wijkverpleegkundigen en zorgverzeke-raars zullen gevraagd worden naar hun ervaringen. Op welke manier worden deze stakeholders bij het onderzoek betrokken? Worden ze slechts geïnterviewd? Deze leden informeren in hoeverre evaluaties en ervaringen met het gebruik van pgb’s in andere domeinen zoals de Wlz en de Wmo worden benut bij deze evaluatie. Deze leden vragen tevens aan de Minister waarom bij deze evaluatie uitsluitend wordt ingegaan op de doeltreffendheid en niet ook op de doelmatigheid van het Zvw-pgb.

Langdurige zorg

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat een evaluatie wordt gedaan op het gecom-bineerde zorggebruik van ouderen uit de verschillende domeinen, gericht op de vraag hoe deze aansluit op behoeften en doelmatige levering. Het langer zelfstandig thuis wonen van ouderen is iets wat deze groep graag wil en de groep die in de komende jaren een beroep op het domein overstijgende zorg doet zal gaan groeien. Deze leden vragen de Minister van VWS hoe de Tweede Kamer wordt betrokken bij de opzet van de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14), die loopt tot en met 2022 en waarbij ook enkele go/no-go momenten zijn voorzien. Op welke wijze wordt aandacht besteed aan de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ouderenbeleid? Tenslotte vragen genoemde leden in hoeverre de effecten van de extra 2,1 miljard euro voor verpleeghuiszorg uit het regeerakkoord meegenomen worden in dit evaluatieprogramma.

De leden van de CDA-fractie hebben tevens vragen over de evaluatie Experimenten persoons-volgende zorg (15). Het gaat daarbij om concrete experimenten. Hoeveel middelen, zo willen de leden van de CDA-fractie weten, zijn bij de experimenten persoonsvolgende zorg betrokken? Op welke wijze wordt aandacht besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze experimenten?

VWS-breed

Ten slotte hebben de leden van de CDA-fractie vragen bij de evaluatie Subsidies (19). Hoe maakt de Minister van VWS de beleidsafweging om het subsidie-instrument in te zetten? Hoe worden de indicatoren om de effectiviteit van de subsidie tussentijds en achteraf te kunnen evalueren gekozen? Deze leden vragen of in de evaluatie ook aandacht besteed wordt aan de budgetflexibiliteit van subsidiebudgetten en de mate waarin Minister en Kamer nog kunnen (her)prioriteren bij de vaststelling van de rijksbegroting voor wat betreft de toekenning van subsidies. Genoemde leden vragen of daarbij ook de doeltreffendheid en de doelmatigheid wordt betrokken van de subsidie naast andere instrumenten (fiscaliteit, regelgeving) die het kabinet ter beschikking staan om hetzelfde doel te bereiken.

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief en de bijlage Taakopdrachten van de bewindspersonen. Zij hebben een aantal vragen over de voorgenomen beleidsevaluaties. In het algemeen vragen deze leden in hoeverre de Kamer wordt betrokken bij het bepalen van de onderwerpen van de toekomstige taakopdrachten.

Preventie

De leden van de GroenLinks-fractie informeren wanneer zij de taakopdracht evaluatie Sport en Bewegen in de Buurt (3c) kunnen verwachten. Wat betreft de taakopdracht evaluatie Alles is Gezondheid (3a) geven voornoemde leden aan dat de beschreven methodiek nog onvoldoende helder is en dat deze niet goed en concreet aansluit bij de leervragen. Deze leden vragen de Staatssecretaris de methodiek beter te beschrijven. Voornoemde leden informeren hoe de onafhankelijkheid van het onderzoek is gewaarborgd, aangezien het private bureau Sardes gelijktijdig verantwoordelijk is voor zowel het programmabureau dat de maatschappelijke beweging ondersteunt als voor de evaluatie van de kennisdeling tussen de partners van de evaluatie Alles is Gezondheid. Keurt de slager in dit geval niet zijn eigen vlees? Deze leden merken tevens op dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid niet zijn gedefinieerd in de taakopdracht, ondanks dat dit een van de belangrijke vernieuwingen in de pilot beleidsevaluatie is. Worden deze begrippen nog gedefinieerd en hoe worden ze gemeten? Tenslotte vragen deze leden aan de Staatssecretaris of de tussentijdse resultaten van het onderzoek gedeeld kunnen worden met de Kamer.

Met betrekking tot de evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b) zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd hoe rekening wordt gehouden met andere factoren die overgewicht bij jongeren kunnen beïnvloeden dan het overheidsbeleid. Met betrekking tot de

evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (3d) informeren voornoemde leden naar de status van de beleidsevaluatie, aangezien deze reeds is begonnen. Daarnaast zijn zij benieuwd welk extern bureau stap twee zal uitvoeren. Voorts vragen deze leden aan de Staatssecretaris hoe een ex ante evaluatie zich in het algemeen verhoudt tot een onderzoeksopzet. Wat is de meerwaarde van een ex ante evaluatie ten opzichte van een gedegen onderzoeksplan?

Curatieve zorg

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Minister voor Medische Zorg hoe doeltreffendheid en doelmatigheid in de taakopdracht over de evaluatie Geneesmiddelenvisie (9) zijn gedefinieerd. Deze leden willen graag van de Minister weten hoe de onderzoekers omgaan met de geheime informatie over de onderhandelingen over de geneesmiddelenprijs. Is deze informatie voor de Kamer beschikbaar? Deze leden informeren aan wie het onderzoek is uitbesteed en wat de status van het onderzoek nu is. Daarnaast vragen zij of de onafhankelijkheid voldoende is gewaarborgd.

In de brief over de taakopdrachten staat dat in deze pilot de internationale context wordt betrokken bij de beleidsevaluaties. Is overwogen de internationale context te betrekken bij deze evaluatie, opdat eventueel geleerd kan worden van situaties in andere landen?

Met betrekking tot de evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10) vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid in deze evaluatie zijn geformuleerd. Genoemde leden vragen voorts over de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14) hoe gemeten wordt of het beleid over langer zelfstandig thuiswonende ouderen doelmatig en doeltreffend is. Deze leden informeren bovendien of zij periodiek over deze meerjarige evaluatie op de hoogte kunnen worden gehouden. Daarnaast vragen zij de Minister of de Kamer een rol heeft bij de go/no-go beslismomenten. Tevens vragen deze leden of met ouderen die domein overstijgende zorg ontvangen alleen diepte-interviews worden gehouden of dat zij op meerdere manieren worden betrokken bij de evaluatie. Daarnaast willen zij graag weten hoeveel ouderen bij de evaluatie worden betrokken en hoe zij worden geselecteerd. Genoemde leden vragen de Minister bovendien wie zitting nemen in de stuurgroep van onafhankelijke deskundigen. Worden naast de ouderen ook zorgverleners en mantelzorgers betrokken bij de interviewronde?

Langdurige zorg

De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot de evaluatie Experimenten persoonsvolgende zorg (15) aan de Minister van VWS naar de stand van zaken van het onderzoek, aangezien het onderzoek reeds loopt. Voorts vragen deze leden hoe geleerd kan worden van knelpunten en hoe die kennis gebruikt kan worden in eventuele invoering van persoonsvolgende bekostiging.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake de pilot beleidsevaluaties VWS en de bijlage Taakopdrachten. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan nog onderstaande opmerkingen en vragen.

Brief inzake pilot beleidsevaluaties VWS

De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat meer inzicht ontstaat in de kwaliteit en effectiviteit van het uitgevoerde beleid. Het is immers van belang dat aandacht en middelen juist worden besteed en ook op die plekken terecht komen waar dat het hardst nodig is. Dat nu gekozen wordt voor een thematische aanpak in plaats van evaluaties per artikel lijkt genoemde leden op zich een juiste keuze. Wel vragen deze leden aan de Minister van VWS of dit ook betekent dat bepaalde onderwerpen nu niet meer geëvalueerd worden en zo ja, welke onderwerpen/artikelen dit betreft. Wordt door deze nieuwe opzet belangrijke informatie gemist die er nu wel is?

Tegelijk benadrukken de leden van de SP-fractie dat niet alles wat (juist) belangrijk is in de zorg, ook (eenvoudig) meetbaar is. Hoeveel aandacht is bijvoorbeeld voor de oudere in het verpleeghuis? Welke scores op welke indicatoren, zo vragen deze leden aan de Minister, zijn nodig om te kunnen concluderen dat iemand waardig oud wordt? Kan uiteen worden gezet hoe gemeten wordt dat iemand met een psychische stoornis minder gestigmatiseerd wordt of hoe een concept als «liefdevolle zorg» wordt gemeten? Deze leden informeren hoe dit soort vragen terugkomen in de gekozen evaluaties. In de nieuwe vormgeving van de evaluaties lezen genoemde leden voor dit dilemma eigenlijk geen oplossing, of de Minister moet het houden van een aantal interviews in dit kader als een vernieuwende aanpak beoordelen? Deze leden ontvangen hierover graag een reactie van de Minister. Hoe wordt in deze thematische evaluaties van het onderhavige beleid omgegaan met dergelijke moeilijk meetbare, maar zeer belangrijke aspecten van de zorg?

In de pilot Evaluatie Lerend evalueren (20) worden de eerste stappen gezet om tot meer inzichten te komen met betrekking tot de kwaliteit van beleid. Een actie hierbij is onder andere het meer SMART formuleren van beleidsdoelstellingen in de begroting van VWS en de beleidsagenda. Kan worden aangegeven welk deel van de doelen in begroting en beleidsagenda inmiddels meetbaar is geformuleerd? Aan welk percentage van de doelen moeten de leden van de SP-fractie hierbij denken? Deze leden informeren tevens welk percentage voor komende begrotingen gehanteerd wordt (bijvoorbeeld die van 2022). Wordt over alle (SMART-geformuleerde) doelstellingen in de komende begroting tussentijds de voortgang gerapporteerd? Deelt de Minister bovendien de mening dat sommige concepten, zoals hierboven genoemd «liefdevolle zorg», essentieel zijn, maar moeilijk te vangen in SMART-doelen?

In de stukken wordt aangegeven dat een aantal vernieuwende elementen is toegevoegd aan de thematische evaluaties. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister per evaluatie onderwerp kunnen beschrijven in hoeverre de gehanteerde onderzoeksmethodieken vernieuwend zijn en hoe precies het ondersteuningsprogramma voor de betrokken beleids-medewerkers en onderzoekers er uit ziet.

Hoe specifieker het doel, hoe eenvoudiger het lijkt om te concluderen of een doel is behaald. Aan de andere kant wordt in de zorg gesproken over veel brede onderwerpen met veel verschillende relevante indicatoren. Alle indicatoren meten is niet erg realistisch en ook niet wenselijk. Dit zou immers leiden tot nog meer registratie en administratie in de zorg. Het mag bekend geacht worden dat de leden van de SP-fractie van mening zijn, dat geld voor zorg naar de zorg moet en dat de professionals in de zorg hun tijd moeten kunnen besteden aan zorg verlenen in plaats van aan het registreren van al hun handelingen. Graag ontvangen deze leden van de Minister een toelichting op deze afweging. Hoe beoordeelt en maakt deze Minister deze afweging? In hoeverre zijn tussentijdse wijzigingen (het schrappen dan wel toevoegen van indicatoren) mogelijk?

De leden van de SP-fractie stemmen in met de opmerking dat onafhankelijkheid van evaluaties van groot belang is. Onafhankelijke deskundigen betrekken in werkgroepen als voorzitter of in klankbordgroepen lijkt een zeer logische stap. De leden van de SP-fractie vragen of zij een overzicht kunnen krijgen van de leden van de verschillende werkgroepen en klankbordgroepen. Mocht het niet mogelijk zijn om namen te geven, kan dan aangegeven worden welke organisaties in de desbetreffende groepen zijn vertegenwoordigd? Hoe is de samenstelling van deze groepen precies tot stand gekomen? Deze leden vragen in hoeverre de onafhankelijke deskundigen een doorslaggevende stem hebben gehad in het vaststellen van de te meten indicatoren. Kan de Minister aangeven in hoeverre de gehele onderzoeken onafhankelijk plaatsvinden? Hoe groot is de rol van (ambtenaren van) het ministerie in het vaststellen van onderzoeksvragen en -methoden en in hoeverre worden de conclusies uit het onderzoek na afloop geaccepteerd zonder inmenging van ambtenaren van VWS, ook als de conclusies en/of resultaten negatief of erg kritisch zijn met betrekking tot het VWS-beleid?

Bijlage Taakopdrachten

Preventie

Gezondheid hangt samen met de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VWS, zo wordt in de bijlage aangegeven, maar ook verschillende andere ministeries hebben hierin een betrokkenheid. Ook in het veld en in bijvoorbeeld gemeenten hebben veel verschillende partijen verantwoordelijkheden met betrekking tot gezondheid. Het is al met al een complex geheel om te meten en conclusies te trekken. Op pagina 9 staat:

«De verantwoordelijkheid voor een gezond gewicht en een gezonde leefstijl ligt primair bij burgers (ouders) en gemeenten. Deze evaluatie beperkt zich tot het beleid van VWS gericht op het bieden van een goede ondersteuningsstructuur (artikel 3 Wet Publieke Gezondheid) en bouwt voort op de bevinding uit het IBO Gezonde leefstijl.»1

De leden van de SP-fractie nemen aan dat een dergelijk onderscheid in de beleidsevaluaties over verschillende onderwerpen wordt gemaakt. Kan de Staatssecretaris aangeven of een dergelijk onderscheid (altijd) goed te maken is? Genoemde leden informeren of het altijd één-op-één te concluderen is dat effecten op indicatoren gerealiseerd zijn door VWS-beleid en niet door beleid van gemeenten of andere partijen. Zo ja, hoe is dat mogelijk? Zo nee, hoe wordt hier in de evaluaties mee omgegaan?

Preventie is ontzettend belangrijk maar tegelijkertijd een lastig thema om te meten, onder andere omdat resultaten vaak pas op langere termijn zichtbaar worden. Deze leden vragen hoe in de evaluaties op het terrein van preventie een relatie gelegd wordt tussen de budgetten op de VWS-begroting en de daarmee bereikte doelen. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie hier een uitgebreide toelichting op.

Evaluatie Alles is gezondheid (3a)

De SP-leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke wijze binnen de evaluatie Alles is gezondheid (3a) de onafhankelijkheid van het onderzoek wordt geborgd. Tevens vragen genoemde leden de Staatssecretaris een verduidelijking te geven over de relatie tussen de leervragen van de evaluatie en de gekozen methodiek.

Evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b)

Op pagina 9 en 10 wordt de methodiek omschreven bij de taakopdracht evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b). De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over deze methodiek. Er worden vier typen gemeenten onderscheiden. Deze leden vragen de Staatssecretaris of kan toegelicht worden waarom de groep gemeenten die niet inzetten op overgewicht/obesitas bij kinderen en ook geen gebruik maken van programma’s als niet relevant worden beschouwd in het onderzoek. Deze leden informeren of het niet ook interessant is om te weten wat de resultaten van dergelijke keuzes van een gemeente hebben op (het voorkomen van) overgewicht en obesitas van kinderen in die gemeenten. Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoeveel en welke gemeenten in Nederland vallen onder de categorie: «gemeenten die niet inzetten op overgewicht/obesitas bij kinderen en ook geen gebruik maken van programma’s». Kan de Staatssecretaris aangeven waarom deze gemeenten geen prioriteit geven aan overgewicht en obesitas bij kinderen?

Voorts vragen deze leden hoe de personen (de inwoners van de te onderzoeken gemeenten), die gevraagd worden naar effecten van het beleid van het ministerie, goed onderscheid kunnen maken tussen de verschillende initiatieven die op gemeentelijk niveau op het desbetreffende thema plaatsvinden. Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de aanpak van overgewicht bij jongeren op verschillende plekken ligt, maar hoe kunnen deze verschillende factoren dan goed uit elkaar gehouden worden, zo vragen deze leden. Hoe weet een ouder of een gewichtsafname van zijn of haar kind veroorzaakt wordt door eigen handelen, aandacht voor het thema op school, interventies van de gemeente of bijvoorbeeld beleid vanuit het ministerie? Deze leden vragen of deze effecten überhaupt uit elkaar te houden zijn?

Curatieve zorg

Evaluatie Geneesmiddelenvisie (9)

De leden van de SP-fractie vinden het absoluut een gemiste kans dat met betrekking tot de evaluatie van de geneesmiddelenvisie gekozen is om geen vergelijking te maken tussen verschillende landen als het gaat om betaalbaarheid en toegankelijkheid van geneesmiddelen. Deze betaalbaarheid en toegankelijkheid voor iedereen is essentieel en de laatste tijd een groot onderwerp van zorg. Bovengenoemde leden zijn van mening dat als geleerd kan worden van ervaringen in andere landen, die kansen niet kunnen blijven liggen. Deze leden ontvangen graag een toelichting van de Minister voor Medische Zorg waarom ervoor is gekozen geen vergelijking met andere landen te maken en of het wellicht alsnog mogelijk is om dit onderdeel aan de evaluatie toe te voegen. Hoe wordt bij de evaluatie van de geneesmiddelen-visie vervolgens omgegaan met het feit dat gegevens over prijzen, prijsvorming en prijsafspraken niet (volledig) openbaar zijn? De leden van de SP-fractie vragen hoe bijvoorbeeld in dat licht de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid gericht op het maken van afspraken met de farmaceutische industrie kan worden vastgesteld. De Minister heeft de afgelopen tijd sterk ingezet op transparantie. Deze leden informeren hoe transparant straks de resultaten en conclusies van de onderzoeken worden als zoveel informatie niet openbaar is. Kan de Minister tenslotte een toelichting geven over hoe de onafhankelijkheid binnen deze evaluatie is geborgd en wat precies vernieuwend is aan de gekozen onderzoeksmethode.

Evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10)

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom uitsluitend ingegaan wordt op de doeltreffendheid en niet ook op de doelmatigheid van het Zvw-pgb. Waarom wordt niet onderzocht of het flinke bedrag van 307 miljoen euro doelmatig wordt uitgegeven? Genoemde leden vragen vervolgens op welke manier budgethouders, wijkverpleegkundigen en zorgverzekeraars bij dit onderzoek worden betrokken. Is het al bekend welke partij het onderzoek uit zal voeren en hoe de begeleidingscommissie samengesteld wordt? Kan de Minister tenslotte toelichten hoe de onafhankelijkheid binnen deze evaluatie is geborgd, zo vragen deze leden.

Langdurige zorg

Evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14)

De leden van de SP-fractie achten dit domein overstijgende onderzoek van groot belang en willen de voortgang dan ook goed kunnen volgen. Deze leden informeren daarom hoe de Tweede Kamer op de hoogte gehouden wordt van de voortgang. Kan de Minister van VWS aangeven hoe de Kamer betrokken wordt bij de verdere invulling en opzet van het meerjarige evaluatieprogramma Langer zelfstandig thuiswonende ouderen, waarbij ook enkele go/no-go momenten zijn voorzien.

Deze leden vragen welke reeds beschikbare data gebruikt zullen worden voor het onderzoek, waar deze informatie vandaan komt en binnen welke kaders de informatie is verzameld. Deze leden zijn van mening dat door de bezuinigingen in de zorg veel ouderen gedwongen zijn om langer thuis te blijven wonen, met alle gevolgen van dien. Deze leden vragen daarom of in het onderzoek tevens zaken als de effecten van het nieuwe beleid op het aantal eerste hulp bezoeken en de eenzaamheid onder ouderen worden meegenomen?

Evaluatie Experimenten persoonsvolgende zorg (15)

De experimenten persoonsvolgende zorg lopen al langere tijd en de leden van de SP-fractie vragen daarom aan de Minister waarom en hoe deze experimenten binnen de vernieuwde en thematische aanpak passen. Kan de Minister aangeven hoeveel middelen bij de experimenten persoonsvolgende zorg zijn betrokken en op welke wijze aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid. Een brede stuurgroep is bij de experimenten betrokken. Worden echter ook de personen bij de evaluatie betrokken om wie het gaat, degenen die via persoonsvolgende zorg zelf kunnen bepalen waar zij wonen, wie hen verzorgt en wanneer? Deze leden informeren tevens of wordt gevraagd naar de ervaringen van deze personen (breder dan via de belangenorganisaties). Dat zijn immers de meningen die hierbij het zwaarst moeten wegen, aldus deze leden.

VWS-breed en interdepartementaal

Evaluatie subsidies (19)

Het valt de leden van de SP-fractie op dat in het onderzoeksteam bij de evaluatie Subsidies (19) het Ministerie van VWS zwaar (over)vertegenwoordigd is. Genoemde leden vragen hoe de onafhankelijkheid van deze evaluatie gegarandeerd kan worden. Welke partijen zijn naast VWS en de voorzitter nog meer bij de evaluatie betrokken? Deze leden vragen of een enkele onafhankelijke voorzitter de onafhankelijkheid van het onderzoek kan garanderen. Deze leden informeren of de Minister vervolgens kan aangeven wie de onafhankelijke voorzitter van de werkgroep wordt.

Evaluatie Pilot Lerend evalueren (20)

De evaluatie Pilot lerend evalueren (20) is overkoepelend ten opzichte van de andere evaluaties. De leden van de SP-fractie hebben nog verschillende vragen over deze evaluatie. Zal in evaluaties die in het kader van de pilot de komende vijf jaar worden uitgevoerd tevens, net als bij beleidsdoorlichtingen, aandacht worden besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid? Hoe en wanneer wordt de Kamer betrokken bij de taakopdrachten van de overige twaalf voorziene evaluaties in het kader van de pilot? Genoemde leden vragen of de Kamer daar nog evaluatie-onderzoek aan kan toevoegen en/of de planning kan aanpassen. Tevens vragen deze leden aan de Minister hoe en op welke momenten de Kamer wordt betrokken bij de voortgang van de pilot. Kan de Minister voorbeelden geven van indicatoren die inzicht geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsevaluaties en van indicatoren die inzicht geven in de opvolging van de aanbevelingen van beleidsevaluaties?

Wanneer ontvangt de Kamer de taakopdrachten van de evaluaties Sport en bewegen in de buurt (3c) en Value based health care (12) en wanneer ontvangt de Kamer de drie nog resterende beleidsdoorlichtingen die in 2016 en 2017 zijn gestart? Worden deze in 2018 te verschijnen beleidsdoorlichtingen nog meegenomen in de nulmeting?

Tenslotte constateren de leden van de SP-fractie dat verschillende onderzoeken inmiddels zijn gestart of op het punt staan aanbesteed te worden en/of te starten. Bovengenoemde leden vragen of voor alle onderzoeken in een helder overzicht aangegeven kan worden wie de onderzoekende partij is en wie de onderzoekende partijen zijn en tevens welke budgetten voor de onderzoeken beschikbaar zijn gesteld.

II. Reactie van de bewindspersonen

We willen de fracties bedanken voor de vragen en opmerkingen over de brief van 14 september 2017 inzake de Pilot beleidsevaluaties VWS. Hieronder zullen wij reageren op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties.

Reactie op de inbreng van de VVD-fractie

Vraag

Eerder is afgesproken dat bij elke beleidsdoorlichting wordt gekeken naar een besparingsvariant van 20 procent en wat daarvan de gevolgen zijn. Hoe wordt met deze afspraak omgegaan? Hoe is deze afspraak meegenomen bij de verschillende taakopdrachten? De leden van de VVD-fractie hechten zeer aan het blijven nakomen van deze afspraak, ook in de pilot beleidsevaluaties VWS.

Antwoord

In alle evaluaties zullen ter advisering verschillende (beleids)alternatieven worden uitgewerkt die meer doeltreffend en/of meer doelmatig zijn. Hierbij wordt zoveel mogelijk in de geest van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) gewerkt, maar er kan gemotiveerd van worden afgeweken. In de kabinetsreactie zal zoals gebruik worden ingegaan op de aanbevelingen vanuit de evaluaties.

Vraag

De afspraak is verder dat elk beleidsartikel iedere vier tot uiterlijk zeven jaar wordt doorgelicht. Er is een meerjarenprogramma gemaakt voor 2018–2022. Deze leden informeren welke gevolgen dit heeft voor de verschillende beleidsartikelen, dat wil zeggen welke worden nu niet iedere vier tot uiterlijk zeven jaar geëvalueerd?

Antwoord

In de pilot worden naast de betreffende uitgaven op de VWS-begroting ook – waar dat aan de orde is – de betreffende uitgaven die vallen onder het Uitgavenplafond Zorg betrokken in de evaluatieonderzoeken. VWS blijft nog steeds de gebruikelijke periodieke evaluaties zoals opgenomen in de diverse wet- en regelgeving uitvoeren. De onderliggende evaluaties vinden dan ook nog steeds plaats. Enkel treedt een verschuiving op in het synthese onderzoek. Dit vindt niet meer plaats op basis van de artikelen op de VWS begroting, maar betreft complexe beleidsvraagstukken op het brede terrein van VWS.

Vraag

Enkele taakopdrachten (de evaluaties Sport en bewegen in de buurt (3c) en Value based health care (12)) zijn nog niet gereed en volgen later. Deze leden informeren wanneer deze evaluaties beschikbaar komen.

Antwoord

De taakopdracht Sport en bewegen in de buurt zal in april 2018 naar de Kamer worden gestuurd. De taakopdracht richt zich op het belangrijkste onderdeel van het programma Sport en bewegen in de buurt, namelijk de buurtsportcoaches. De ex ante evaluatie gaat over de herijking van de buurtsportcoaches.

In het AO Kwaliteitszorg van 21 december 2017 (Kamerstuk 31 765, nr. 293) is aan uw Kamer toegezegd om in het voorjaar een plan te sturen voor het programma Uitkomsten voor Samen beslissen. De taakopdracht «Value based health care» heeft betrekking op een van de lijnen van dat programma. Daarom ontvangt u de taakopdracht dit voorjaar tezamen met het programmaplan.

Vraag

Deze leden vragen voorts waarom de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen uit de begroting vervangen wordt door de pilot. Is de pilot niet bedoeld om te leren van nieuwe methoden en blijven de bestaande beleidsdoorlichtingen dan niet gewoon nodig?

Antwoord

De thema’s uit de meerjarenplanning zijn complexe beleidsvraagstukken op het brede terrein van VWS. De inhoud staat centraal, kan meerder artikelen tegelijkertijd bevatten en wordt zo dus niet begrensd door de begrotingsindeling van VWS. Het naast elkaar hanteren van de oude en nieuwe planning zou zorgen voor dubbel werk.

In lijn met de adviezen van de 15e Studiegroep Begrotingsruimte wordt per individuele evaluatie bekeken welke eerder toegepaste en vernieuwde onderzoeksmethoden kunnen worden ingezet om de mate van doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid adequaat te kunnen onderzoeken.

Door VWS worden tevens de periodieke wetsevaluaties en subsidieregeling uitgevoerd, waarbij ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van het VWS-beleid mede wordt geëvalueerd. Het overzicht hiervan is opgenomen in de begroting van VWS.

Vraag

Bij preventie wordt ingezet op ex durante en ex post onderzoek, maar is niet juist bij preventie behoefte aan ex ante onderzoek, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Ligt hierin niet juist een toegevoegde waarde om onder andere doelen, beoogde effecten en te behalen prestaties vooraf duidelijk te stellen, vooral ook gezien het uitgangspunt dat maatregelen bewezen effectief moeten zijn?

Antwoord

Ex ante onderzoek heeft inderdaad toegevoegde waarde, zeker ook bij preventiebeleid. De verschillende evaluaties zijn aanvullend op elkaar en hebben elk hun eigen doelen en hun eigen methodieken. Zo heeft een ex ante evaluatie (Gezond, veilig en kansrijk opgroeien en Sport en bewegen in de buurt) het doel om vooraf de verwachte effecten in te schatten. Bij een ex durante evaluatie (Alles is gezondheid) wordt werkendeweg de uitvoering van een programma gevolgd, zodat waar nodig kan worden bijgestuurd. Ten slotte wordt ex post geëvalueerd (Aanpak overgewicht jeugd) of de gestelde doelen zijn bereikt en of deze aan het beleid kunnen worden gerelateerd.

In het regeerakkoord is opgenomen dat als kennis over de effectiviteit van preventieve maatregelen nog ontbreekt, dit onderzocht wordt (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 33). Er zijn verschillende perspectieven als het gaat om het vaststellen van de effectiviteit van een maatregel. Zeker als het een brede aanpak is, zoals bij Alles is gezondheid en overgewicht, is dit complex. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving pleit in zijn rapport «Zonder context geen bewijs» voor context-based practice, want «het goede om te doen is niet altijd op voorhand duidelijk. Vooral als problemen meervoudig van aard zijn, is het object of mechanisme waar je je op richt – de ziekte, bijwerkingen, ontbreken van eigen regie, schulden, opvoedingsproblemen, verslaving – onderdeel van een zoekproces waar meerdere disciplines bij betrokken kunnen zijn.» In een recente publicatie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) wordt in dat verband gesproken over «Samen lerend doen wat werkt».

Het uitgangspunt is en blijft dat ingezet wordt op maatregelen die in de aanpak effectief zijn. Daarbij zal voor complexe thema’s meer ingezet worden op het onderzoeken en onderbouwen van de effectiviteit van de lopende programma’s. De effectiviteit kan zowel zichtbaar worden in de praktijk, als blijken uit wetenschappelijk onderzoek. Dit leidt ook tot verschillende faseringen van onderzoek zoals uw fractie opmerkt.

Vraag

Voor wat betreft doeltreffendheid wordt vooral gekeken naar de output zijnde een passende ondersteuning aan gemeenten om te komen tot een lokaal en integraal beleid voor de aanpak van overgewicht en obesitas bij de jeugd. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe en waar geëvalueerd wordt op de inhoudelijke resultaten van dat beleid. Is op landelijk niveau naast een procesevaluatie (ondersteuningsstructuur) niet juist een inhoudelijke evaluatie wenselijk, zeker gezien de conclusies uit het eerdere interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Gezonde leefstijl, waarin geconcludeerd wordt dat nog weinig bewijs bestaat voor de effectiviteit van het beleid op het overgewicht van de jeugd?

Antwoord

Op basis van de speerpunten van de Landelijke nota gezondheidsbeleid, maken gemeenten een lokale nota gezondheidsbeleid. Hierin kunnen ze afwijken van de speerpunten van de landelijke nota. De lokale nota gezondheidsbeleid is vervolgens de komende vier jaren een relevant beleidskader om activiteiten uit te voeren voor een gezonde leefstijl, waaronder de aanpak van overgewicht en obesitas. Om gemeenten te ondersteunen bij hun wettelijke verplichting om preventieprogramma’s uit te voeren voor gezondheidsbevordering worden stimuleringsprogramma's op het gebied van gezond gewicht zoals JOGG en Gezonde School aangeboden. Uit de praktijk blijkt dat in de afgelopen jaren steeds meer (JOGG-)gemeenten een daling van BMI bij de jeugd laten zien. Om beter inzicht te krijgen in «wat werkt» wordt in deze evaluatie gekeken naar dergelijke uitkomsten en op welke wijze deze gemeenten hun beleid en programma's vormgeven.

In dit onderzoek zal deels worden gekeken naar de wijze waarop gemeenten inhoudelijk gebruik maken van de ondersteuningsstructuur, zoals stimuleringsprogramma’s. Echter, de lokale context bepaalt in grote mate op welke wijze uitvoering van programma’s plaatsvindt. En dit is belangrijk, omdat er lokaal grote verschillen zijn en tevens dit de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Dit onderzoek moet leiden tot een beter begrip van wat mogelijk tot een bepaald resultaat leidt. Hierbij worden verschillende gemeenten met elkaar vergeleken, gemeenten die zowel verschillend zijn op beleid en gebruikte programma's, als ook op de resultaten die zij boeken. Welke gemeenten dit zullen zijn, zal afhangen van de onderzoekers die hiermee aan de slag gaan.

Vraag

De verantwoordelijkheid voor een gezond gewicht en een gezonde leefstijl ligt primair bij burgers (ouders) en gemeenten. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe wordt zorggedragen voor een inhoudelijke evaluatie, met een duidelijke analyse ten behoeve van eventuele toekomstige beleidsvoornemens die in het Nationaal Preventieakkoord terechtkomen? Wordt hier langs een andere lijn landelijk onderzoek naar verricht of worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt met lokale rekenkamers, zo vragen deze leden.

Antwoord

Inmiddels zijn de rondetafelgesprekken voor het Preventieakkoord afgerond. Dit moet uiteindelijk leiden tot een Preventieakkoord. Hoe dit er precies uit komt te zien, is nog niet te zeggen. Dit hangt mede af van deelnemende partijen. Echter, uit de rondetafelgesprekken blijkt wel dat de focus op overgewicht een belangrijke is, en dat veel waarde wordt gehecht aan het voortzetten en intensiveren van bestaande programma's die hier invulling aan kunnen geven.

In deze evaluatie wordt onderzocht in hoeverre deze programma's toegepast worden, in hoeverre ze voorzien in een behoefte van de gemeenten om hier op in te zetten, en welke resultaten er lokaal worden behaald op het gebied van overgewicht en obesitas bij de jeugd. De resultaten uit deze evaluatie kunnen vervolgens inzichten bieden om deze programma's aan te passen. Er vindt momenteel geen ander landelijk onderzoek naar de effectiviteit van een integrale aanpak op overgewicht en obesitas plaats.

Vraag

Bij stap één wordt bij internationaal vergelijkend onderzoek gekeken naar de uitgangssituatie van jongeren, zodat vergelijkingen mogelijk zijn. Bovengenoemde leden informeren of ook internationaal vergelijkend onderzoek wordt gedaan naar het beleid dat in het desbetreffende land wordt gevoerd, zodat de internationale vergelijking een diepere laag krijgt en daarmee een grotere meerwaarde?

Antwoord

Er wordt actief gezocht naar aansprekende buitenlandse voorbeelden van jeugdbeleid gericht op vergroten van ontwikkelingskansen voor jongeren. Voor het internationaal vergelijkend onderzoek is het vertrekpunt de situatie van jongeren. VWS wil achterhalen op welke indicatoren mogelijk nog winst te behalen valt. Waar de positie van Nederlandse jongeren verschilt met jongeren in een ander land(en), geeft dat aanleiding om te kijken naar de wijze waarop het beleid in het desbetreffende land(en) is ingericht.

Vraag

De afgelopen tijd is volop gediscussieerd over dure, innovatieve geneesmiddelen. De planning van het afronden van het rapport is eind 2018. De leden van de VVD-fractie zouden het wenselijk vinden de evaluatie te versnellen en zij vragen de Minister voor Medische Zorg welke mogelijkheden er zijn om bijvoorbeeld het eindrapport al medio 2018 te kunnen presenteren. Waarom wordt de nadruk gelegd op de intramurale dure geneesmiddelen en wat zijn daarvan de gevolgen?

Antwoord

In antwoord op uw vraag kan ik aangeven dat het onderzoek voor de ex durante evaluatie van de geneesmiddelenvisie nog moet worden aanbesteed. Ik zie dan ook geen mogelijkheid om het rapport vooruit te laten lopen op de planning. De maatregelen uit de geneesmiddelenvisie richten zich op de intramurale dure geneesmiddelen en weesgeneesmiddelen, het is daarom ook dat de evaluatie zich daarop focust.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voor Medische Zorg in hoeverre de aspecten frauderisico en/of fraudegevoeligheid worden meegenomen in de evaluatie. Begrijpen deze leden het nu goed dat de reeds toegezegde evaluatie over de werking van de wet (in deze de wettelijke verankering van het Persoonsgebonden Budget (PGB) in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de evaluatie als bedoeld in deze taakopdracht in elkaar worden geschoven? Als dat het geval is, waarom is die al toegezegde evaluatie dan onderdeel van de pilot? Deze leden vragen of het dan niet logischer is een ander onderwerp te nemen waarvoor de onderzoeksopzet nog gemaakt kan worden.

Antwoord

Het meerjarenprogramma van de pilot bevat thema’s waarvoor eerder is aangekondigd dat ze zouden worden geëvalueerd. Zo wordt de evaluatie naar aanleiding van de wettelijke verankering van het Zvw-pgb in de zorgverzekeringswet (Artikel IA van Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb) en de evaluatie van de bestuurlijke afspraken per 2017 gecombineerd uitgevoerd. De evaluatie wordt breder door de combinatie van de twee evaluaties. Zo wordt in de uitvoering van de evaluatie nu ook aandacht besteed aan de aanpak en opsporing van fraude. Daarbij zijn door deelname aan de pilot aanvullende aspecten aangebracht voor de organisatie en uitvoering van het onderzoek.

Vraag

De evaluatie heeft alleen betrekking op de doeltreffendheid van het Zvw-pgb in 2017. Deze leden vragen de Minister waarom gekozen is maar naar één jaar te kijken. Is het mogelijk ook 2018 te betrekken bij de evaluatie? Zou dat eventueel op basis van voorlopige cijfers kunnen?

Antwoord

Het onderzoek wordt uitgevoerd in de eerste maanden van 2018 en wordt op 1 juli 2018 afgerond. Omdat (voorlopige) gegevens over 2018 pas na dat jaar beschikbaar zijn is het niet mogelijk om dat jaar bij de evaluatie te betrekken.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hoe de te onderzoeken «lokale verschillen» moeten worden geduid. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een gemeentelijke verantwoordelijkheid, waardoor in de uitvoering bewust en per definitie verschillen zullen optreden. Hoe verhoudt een oordeel over lokale verschillen zich tot die gemeentelijke verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid?

Antwoord

Met dit onderzoek wordt de rol van de gemeentelijke verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid niet ter discussie gesteld. Het is straks wel mogelijk om regionale vergelijkingen te maken om daarvan te leren en te inspireren.

Vraag

Deze leden informeren of het go/no-go besluit dat medio 2018 genomen wordt, betekent dat het hele onderzoek als bedoeld onder taakopdracht 14 kan komen te vervallen. Zo ja, wat betekent dat dan voor de pilot?

Antwoord

Voor de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen wordt een vooronderzoek naar het conceptueel model en de beschikbaarheid van data om de constructen te kunnen meten uitgevoerd. In het najaar is een go/no-go beslissing voorzien op basis van deze inzichten. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Vraag

De onderzoeksvraag voor het monitoren en evalueren van de effecten van de persoonsvolgende inkoop richt zich op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorgvraag en het zorgaanbod in de beide experimentregio’s. De leden van de VVD-fractie vragen waarom in deze vraagstelling helemaal geen aandacht lijkt te zijn voor de mate waarin deze experimenten er in slagen de zorg meer op de wensen en behoeften van de cliënt af te stemmen. Kan dat element nog aan het onderzoek worden toegevoegd?

Antwoord

In opdracht van het Ministerie van VWS wordt het experiment in het kader van de (tussen)evaluatie zowel kwantitatief als kwalitatief gemonitord door respectievelijk de NZa en het onderzoeksbureau HHM. Door HHM wordt in de kwalitatieve monitor specifiek gekeken of de behoeften en voorkeuren van de cliënten centraal staan in het keuzeproces, of die behoeften en voorkeuren worden beantwoord en hoe de geboden informatie en ondersteuning door cliënten en hun verwanten worden gewaardeerd. Daartoe is voorzien in interviews met cliënten en/of hun vertegenwoordigers (Rotterdam) en cliënten in zorg, wachtlijstcliënten en cliënten bij cliëntondersteuners (Zuid-Limburg)

Vraag

Klopt het dat het lopende onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar het experiment (in gevolge artikel 7 van de Wet langdurige zorg (Wlz)) in deze pilot wordt geschoven? Deze leden informeren of dit voldoende ruimte geeft om het onderzoek naar de effecten van deze experimenten te onderzoeken conform de doelen die de pilot Lerend evalueren heeft.

Antwoord

Deze beleidsevaluatie is lijn met de pilot waarbij het gaat om de combinatie verantwoorden én leren, twee hoofddoelen van evaluatieonderzoek. Deze monitoropdracht vindt aanvullend op de reguliere activiteiten van de NZa plaats. In het voorjaar van 2018 is een tussenevaluatie voorzien en een eindevaluatie eind dit jaar of begin 2019. De Tweede Kamer zal vanzelfsprekend over de resultaten worden geïnformeerd en tevens over het beleidsstandpunt dat op geleide daarvan zal worden ingenomen.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre in de beleidsevaluatie ook de doelmatigheid van de subsidies wordt meegenomen. Deze leden vinden het belangrijk om de administratieve lasten voor de aanvragers van subsidies te beperken en proportioneel te laten zijn en informeren hoe dit wordt meegenomen in de evaluatie.

Antwoord

Hoe VWS bij het verstrekken van subsidies indicatoren kiest (o.a. op het gebied van doelmatigheid) en hoe de bijbehorende informatievoorziening wordt geborgd, is onderdeel van de leervraag in deze Evaluatie subsidies. Het onderzoeksteam is gevraagd in dat kader ook aandacht te hebben voor het onderwerp proportionaliteit van de administratieve lasten voor de aanvragers. Doelmatigheid van individuele subsidies zelf wordt gevat in de betreffende evaluatie van die individuele subsidie(-regelingen) en maakt geen onderdeel uit van deze evaluatie. De evaluaties van subsidieregelingen worden uitgevoerd binnen een wettelijke 5-jaarscyclus.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre gekeken wordt of de betrokkenheid van de Tweede Kamer door de nieuwe werkwijze groter is geworden. Deze leden informeren tevens of ook gekeken is naar de waarde van de onderzoeken voor de Tweede Kamer. In de nulmeting wordt gekeken naar de betekenis die de beleidsdoorlichtingen hebben (gehad) op de werkwijze van beleidsambtenaren. Bezien wordt wat zij eraan hebben gehad en of het iets heeft veranderd aan hun werkwijze. Valt hieronder ook de vraag of de doorlichtingen hebben geleid tot wijzigingen, bijstelling of aanpassing van beleid, zo informeren deze leden. Zo nee, kan dat ook worden meegenomen?

Antwoord

Het goed uitvoeren van evaluatieonderzoek is complex, vereist expertise en maatwerk om zo te kunnen verantwoorden én te leren. Met de pilot Lerend evalueren wil VWS een actieve bijdrage aan de (door)ontwikkeling daarvan leveren. Uw Kamer speelt bij de verantwoording een belangrijke rol en daarom wordt in de evaluatie onderzocht welke effecten de pilot heeft op de informatie over besteding van de middelen richting uw Kamer. Graag ga ik met u in overleg hoe dit het beste kan worden vormgegeven. Bij de evaluatie van de pilot wordt ook gekeken in hoeverre er wordt geleerd van de evaluatie en of dit tot aanpassing van het beleid heeft geleid.

Reactie op de inbreng van de CDA-fractie

Vraag

De eerste vraag is op welke wijze de weging wordt gemaakt wat men thematisch wil gaan evalueren. Deze leden informeren of de weging wordt gebaseerd op hoeveel mensen bereikt worden c.q. afhankelijk zijn binnen een thema, of dat dit wordt gebaseerd op de hoeveelheid geld die gemoeid is met het thema. Of wordt dit gebaseerd op de actuele discussies of maatschappelijke onrust over het thema? Deze leden zouden graag meer zicht willen krijgen op het afwegingskader.

Antwoord

Het evaluatieprogramma bevat veelal complexe domeinoverstijgende zorgthema’s op het gebied van preventie, de curatieve zorg en de langdurige zorg. Voor de programmering zijn gesprekken gevoerd met de beleiddirecties met aandacht voor de maatschappelijke relevantie en aansluiting op de beleidscyclus. Hierbij is de uitdaging aangegaan om het beleid kritisch te evalueren en op zoek te gaan naar de «spannende» onderzoeksvragen. De meerjarenprogrammering VWS biedt nog ruimte, passend binnen het doel van de pilot, om andere of alternatieve beleidsthema’s op te nemen.

Vraag

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat evalueren op doeltreffendheid beter lukt dan op doelmatigheid. De thematische aanpak zou meer moeten kunnen zeggen over doelmatigheid dan mogelijk was bij de evaluatie op grond van de beleidsdoorlichting per begrotingsartikel. Zouden de bewindspersonen kunnen aangeven waarom gedacht wordt dat met de thematische evaluatie beter de doelmatigheidsvraag beantwoord kan worden. Ook zou de thematische aanpak het ministerie beter in staat stellen om vernieuwende methodieken toe te passen. Kunnen ook hier voorbeelden worden gegeven waarom deze evaluatieopzet zich beter leent voor vernieuwende methodieken dan een beleidsdoorlichting per begrotingsartikel?

Antwoord

Wij onderkennen net zoals de 15e Studiegroep Begrotingsruimte dat door de aard van veel overheidsbeleid een uitspraak over doeltreffendheid en doelmatigheid erg lastig of zelfs niet mogelijk is. Daarbij kan de mate van doelmatigheid pas worden bepaald op voorwaarde dat een uitspraak over de mate van doeltreffend bekend is.

Met de pilot Lerend evalueren streven wij ernaar om werkende weg dit inzicht in de kwaliteit beleid te verbeteren. Daarbij voelen wij als VWS de bewijslast om te laten zien hoe het beter kan werken. En hebben (enige) ruimte nodig om te experimenteren (en soms fouten te kunnen maken...).

Door thematisch te werken verwachten wij het beleid beter te kunnen toetsen doordat het maatschappelijke doel beter is te omschrijven. Voorbeelden van thematische onderwerpen die niet binnen een begrotingsartikel vallen zijn de Geneesmiddelenvisie (nr. 10), Value based health care (nr. 12) en Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (nr. 14).

Vraag

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het thema preventie onderdeel uitmaakt van deze pilot. Deze leden hebben wel enkele vragen aan de Staatssecretaris over de opzet. Bij veel van de preventie-onderdelen zijn de doelen geen discussiepunt. Wel is er discussie over de vraag op welk niveau geacteerd moet worden. Neem bijvoorbeeld de evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (3d), maar ook de evaluatie Sport en bewegen in de buurt (3c). Deze leden informeren of bij voornoemde evaluaties de afweging betrokken wordt of deze wellicht niet beter op lokaal of provinciaal niveau kunnen worden uitgevoerd. Worden ook lokale overheidsinitiatieven met dezelfde doelstelling betrokken bij de evaluatie?

Antwoord

Bij deze evaluaties ligt de primaire focus op de rol van het Rijk en het daaruit voortvloeiende handelingsperspectief voor VWS. Deze rol krijgt vorm in de context van een grotendeels gedecentraliseerd sociaal domein.

Rijksbeleid op gebied van preventie is, in lijn daarmee, veelal gericht op het op gang brengen en ondersteunen van een gewenste beweging op lokaal niveau. Lokale overheidsinitiatieven met dezelfde doelstelling worden betrokken bij de evaluatie(s), zodat de lokale ervaringen kunnen worden gebruikt om het Rijksbeleid optimaal te laten aansluiten bij de lokale realiteit. De eindrapportages kunnen varianten bevatten die ingaan op het meer centraal of decentraal uitvoeren van taken in de toekomst.

In het verleden is op uw verzoek onderzoek gedaan naar de effecten van de buurtsportcoaches. Daarbij is in de voorstudie met name gekeken naar de landelijke doelstellingen gekoppeld aan lokale resultaten. Dit verband bleek niet aangetoond te kunnen worden vanwege de discrepantie tussen landelijke en lokale taken. De vervolgstudie heeft zich meer geconcentreerd op de lokale doelstellingen gekoppeld aan de lokale resultaten. Dit is succesvoller gebleken. De ex ante evaluatie van de herijking van de buurtsportcoaches (onderdeel van het programma Sport en bewegen in de buurt) is erop gericht om samen met stakeholders beoogde resultaten en doelen vast te stellen en te bepalen hoe deze op landelijk en lokaal niveau te meten zijn.

Vraag

Voorts hebben de leden van de CDA-fractie vragen aan de Minister voor Medische Zorg over de evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10). Het vernieuwende element is dat bij deze evaluatie de stakeholders worden betrokken. Budgethouders, wijkverpleegkundigen en zorgverzekeraars zullen gevraagd worden naar hun ervaringen. Op welke manier worden deze stakeholders bij het onderzoek betrokken? Worden ze slechts geïnterviewd? Deze leden informeren in hoeverre evaluaties en ervaringen met het gebruik van pgb’s in andere domeinen zoals de Wlz en de Wmo worden benut bij deze evaluatie. Deze leden vragen tevens aan de Minister waarom bij deze evaluatie uitsluitend wordt ingegaan op de doeltreffendheid en niet ook op de doelmatigheid van het Zvw-pgb.

Antwoord

Met de stakeholders worden diepte-interviews gehouden. Daarnaast wordt in overleg met de stakeholders casuïstiek geselecteerd die aan de hand van «Patient Journeys» besproken wordt, met als doel te achterhalen hoe de uitvoering van het pgb in de praktijk is verlopen. De beroeps- en brancheverenigingen van de stakeholders hebben tevens zitting in de begeleidingscommissie. Deze commissie heeft een belangrijke rol in de evaluatie. De onderzoekers ontwerpen in samenspraak met deze commissie het toetsingskader dat de basis vormt voor de evaluatie. Ook worden in de begeleidingscommissie gezamenlijk de resultaten van het onderzoek geduid.

De evaluatie heeft uitsluitend betrekking op het Zvw-pgb. Evaluaties en ervaringen met pgb’s in de andere domeinen worden gebruikt voor zover deze tevens betrekking hebben op het Zvw-pgb. Op de doelmatigheid wordt ingegaan door aandacht te besteden aan de vraag in welke mate de zorg bijdraagt aan verbetering, behoud of beperking van achteruitgang van gezondheid.

Vraag

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat een evaluatie wordt gedaan op het gecombineerde zorggebruik van ouderen uit de verschillende domeinen, gericht op de vraag hoe deze aansluit op behoeften en doelmatige levering. Het langer zelfstandig thuis wonen van ouderen is iets wat deze groep graag wil en de groep die in de komende jaren een beroep op het domein overstijgende zorg doet zal gaan groeien. Deze leden vragen de Minister van VWS hoe de Tweede Kamer wordt betrokken bij de opzet van de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14), die loopt tot en met 2022 en waarbij ook enkele go/no-go momenten zijn voorzien. Op welke wijze wordt aandacht besteed aan de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ouderenbeleid? Tenslotte vragen genoemde leden in hoeverre de effecten van de extra 2,1 miljard euro voor verpleeghuiszorg uit het regeerakkoord meegenomen worden in dit evaluatieprogramma.

Antwoord

Op dit moment wordt mijn programma Langer Thuis vormgegeven. Dit programma wordt op basis de huidige inzichten uitgewerkt inclusief de bijhorende indicatoren. Om de analyse van het vraagstuk langer zelfstandig thuiswonen ook richting toekomst verder te versterken, wordt binnen dit programma ook een exploratief onderzoek voor de langere termijn gestart. Deze evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen is onderdeel van de pilot Lerend evalueren.

Voor de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen wordt een vooronderzoek naar het conceptueel model en de beschikbaarheid van data om de constructen te kunnen meten uitgevoerd. In dit vooronderzoek wordt o.a. onderzocht op welke wijze de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ouderenbeleid kan worden gemeten. In het najaar is een go/no-go beslissing voorzien op basis van deze inzichten. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Dit onderzoek richt zich specifiek op de groep ouderen die nog thuis wonen. De groep ouderen die in een verpleeghuis woont, maakt geen onderdeel uit van dit onderzoek. Wel zal gekeken worden naar de instroom in het verpleeghuis als «de uitstroom» van thuis wonen.

Vraag

De leden van de CDA-fractie hebben tevens vragen over de evaluatie Experimenten persoonsvolgende zorg (15). Het gaat daarbij om concrete experimenten. Hoeveel middelen, zo willen de leden van de CDA-fractie weten, zijn bij de experimenten persoonsvolgende zorg betrokken? Op welke wijze wordt aandacht besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze experimenten?

Antwoord

Voor 2017 is (voorlopig) binnen het Wlz kader een bedrag van € 678 mln. beschikbaar gesteld. Voor 2018 gaat het om een bedrag van € 720 mln. Tevens is een bedrag van € 0,1 mln. beschikbaar gesteld voor onafhankelijke cliëntondersteuning binnen de beide experimenten. Het meten van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de experimenten is onderdeel van het de onderzoeken van de NZa en het onderzoeksbureau HHM in het kader van de (tussen)evaluatie. De kwalitatieve monitor moet inzicht geven in de doeltreffendheid van het keuzeproces en de daarbij horende wensen, behoeften en persoonskenmerken van de cliënt die (op termijn) naar verwachting gebruik gaat maken van V&V (in Zuid-Limburg) of GZ (in regie Rotterdam). De uitgevoerde nulmeting door de NZa biedt als referentiewaarde de mogelijkheid om de doelmatigheid te kunnen bepalen.

Vraag

Ten slotte hebben de leden van de CDA-fractie vragen bij de evaluatie Subsidies (19). Hoe maakt de Minister van VWS de beleidsafweging om het subsidie-instrument in te zetten? Hoe worden de indicatoren om de effectiviteit van de subsidie tussentijds en achteraf te kunnen evalueren gekozen? Deze leden vragen of in de evaluatie ook aandacht besteed wordt aan de budgetflexibiliteit van subsidiebudgetten en de mate waarin Minister en Kamer nog kunnen (her)prioriteren bij de vaststelling van de rijksbegroting voor wat betreft de toekenning van subsidies. Genoemde leden vragen of daarbij ook de doeltreffendheid en de doelmatigheid wordt betrokken van de subsidie naast andere instrumenten (fiscaliteit, regelgeving) die het kabinet ter beschikking staan om hetzelfde doel te bereiken.

Antwoord

Hoe VWS de beleidsafweging maakt om het subsidie-instrument in te zetten en hoe VWS indicatoren kiest om de effectiviteit van de subsidie tussentijds en achteraf te kunnen evalueren zijn de centrale leervragen die in deze evaluatie voorliggen. Daar zal de eindrapportage van de evaluatie antwoord op geven. Keuzes ten aanzien van budgetflexibiliteit en mogelijkheden tot (her)prioritering zijn mogelijke criteria bij die beleidsafweging. Het onderzoeksteam is gevraagd dit onderwerp expliciet aandacht te geven. Hoe alternatieve instrumenten gewogen worden bij de beleidskeuze voor het subsidie-instrument (lettende op doeltreffend- en doelmatigheid) zal in het onderzoek zeker behandeld worden.

Reactie op de inbreng van de GroenLinks-fractie

Vraag

De leden van de GroenLinks-fractie informeren wanneer zij de taakopdracht evaluatie Sport en Bewegen in de Buurt (3c) kunnen verwachten.

Antwoord

De taakopdracht Sport en bewegen in de buurt zal in april aan de Kamer worden toegestuurd. De taakopdracht richt zich op het belangrijkste onderdeel van het programma Sport en bewegen in de buurt, namelijk de buurtsportcoaches. De ex ante evaluatie gaat over de herijking van de buurtsportcoaches.

Vraag

Wat betreft de taakopdracht evaluatie Alles is Gezondheid (3a) geven voornoemde leden aan dat de beschreven methodiek nog onvoldoende helder is en dat deze niet goed en concreet aansluit bij de leervragen. Deze leden vragen de Staatssecretaris de methodiek beter te beschrijven. Voornoemde leden informeren hoe de onafhankelijkheid van het onderzoek is gewaarborgd, aangezien het private bureau Sardes gelijktijdig verantwoordelijk is voor zowel het programmabureau dat de maatschappelijke beweging ondersteunt als voor de evaluatie van de kennisdeling tussen de partners van de evaluatie Alles is Gezondheid. Keurt de slager in dit geval niet zijn eigen vlees? Deze leden merken tevens op dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid niet zijn gedefinieerd in de taakopdracht, ondanks dat dit een van de belangrijke vernieuwingen in de pilot beleidsevaluatie is. Worden deze begrippen nog gedefinieerd en hoe worden ze gemeten? Tenslotte vragen deze leden aan de Staatssecretaris of de tussentijdse resultaten van het onderzoek gedeeld kunnen worden met de Kamer.

Antwoord

U vraagt naar de onafhankelijkheid en de borging van het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onafhankelijke onderzoekers verbonden aan een universiteit. De wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoeksvoorstel wordt getoetst door een commissie van ZonMw. Rapportages worden onafhankelijk van de beweging Alles is gezondheid en het programmabureau dat is geplaatst bij Sardes opgesteld. Uiteraard is er wel een reactietermijn op conceptrapportages om feitelijke onjuistheden te kunnen corrigeren. Bij het actiegericht onderzoek zal er meer sprake zijn van interactie tussen de onderzoekers en de partijen.

De rol van Sardes bij het onderzoek is vooral het aanleveren van controleerbare cijfermatige gegevens en procesinformatie over de organisaties die verbonden zijn aan Alles is gezondheid, op basis van een jaarlijkse monitor. Uiteindelijk zullen de onafhankelijke wetenschappelijke onderzoekers de gegevens en informatie die zij verzamelen wegen en hierover een beoordeling geven.

Ook vraagt u naar de leervragen en de methodiek. Hieronder zal ik nader ingaan op de leervragen en de aansluiting met de methodiek, de doeltreffendheid en doelmatigheid. De leervragen zijn door de onderzoekers vertaald naar de volgende onderzoeksvragen:

  • 1. Hoe kunnen de partners (inclusief overheid), de Programmaraad en het Programmabureau van «Alles is gezondheid» de activiteiten en opbrengsten uit de pledges borgen en verduurzamen, en tegelijkertijd de voortgang van de maatschappelijke beweging en sociale innovaties ten behoeve van de gezondheid bevorderen? Ter toelichting: Met een pledge verbinden organisaties zich aan de doelen van het Nationaal Programma Preventie Alles is gezondheid en beloven zij gerichte en concrete activiteiten te ondernemen.

  • 2. Hoe kan de relatie tussen de maatschappelijke beweging en gezondheid worden geoperationaliseerd en onderzocht, en welke inzichten levert dit op over de mate waarin de beweging een bijdrage levert aan de programmadoelen?

Door de vele gelijktijdige programma's en ontwikkelingen die samen oplopen met Alles is Gezondheid is het nauwelijks mogelijk om uitkomsten op de gezondheid uitsluitend toe te schrijven aan de maatschappelijke beweging binnen Alles is Gezondheid. De doeltreffendheid en de doelmatigheid van de aanpak worden vertaald naar de bijdragen die Alles is Gezondheid levert aan de sociale- en gezondheidsinnovaties en de implementatie en borging daarvan, evenals een verkenning van de mogelijke gezondheidseffecten op de lange termijn. De onderzoeksvragen worden daarom beantwoord door een combinatie van drie gelijktijdige deelonderzoeken die elkaar voeden:

  • A) een kwalitatieve procesevaluatie, die antwoord geeft op de eerste onderzoeksvraag;

  • B) een actiegericht onderzoek door middel van een responsieve evaluatiemethodiek. Deze methodiek is zowel input voor de eerste onderzoeksvraag als de tweede onderzoeksvraag; en

  • C) een uitkomstenevaluatie door middel van Health Impact Assessment met gezamenlijke modelontwikkeling van geselecteerde pledges, waar mogelijk kwantificering van (onderdelen van) deze modellen, en simulatieonderzoek om de robuustheid van de uitkomsten te toetsen in verschillende scenario's. Deze methodiek zal vooral antwoord geven op de tweede onderzoeksvraag.

Ten slotte vragen de leden van GroenLinks of zij tussentijds resultaten kunnen ontvangen. Hierin is voorzien. Zoals in de planning is opgenomen ontvangt uw Kamer ieder voorjaar informatie over de dan bekende resultaten van het onderzoek (zie bijlage bij Kamerstuk 31 865, nr. 99 Taakopdrachten pilot Lerend evalueren, 14 september 2017).

Vraag

Met betrekking tot de evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b) zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd hoe rekening wordt gehouden met andere factoren die overgewicht bij jongeren kunnen beïnvloeden dan het overheidsbeleid.

Antwoord

In deze evaluatie wordt in eerste instantie het effect van het landelijke beleid op het lokale beleid op overgewicht en obesitas door gemeenten onderzocht. Met daarbij nadruk op de effecten voor de lokale bevolking. De aanpak geeft de onderzoekers de ruimte om ook andere factoren die invloed hebben op overgewicht – niet zijnde overheidsbeleid – te betrekken bij het onderzoek.

Vraag

Met betrekking tot de evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (3d) informeren voornoemde leden naar de status van de beleidsevaluatie, aangezien deze reeds is begonnen. Daarnaast zijn zij benieuwd welk extern bureau stap twee zal uitvoeren. Voorts vragen deze leden aan de Staatssecretaris hoe een ex ante evaluatie zich in het algemeen verhoudt tot een onderzoeksopzet. Wat is de meerwaarde van een ex ante evaluatie ten opzichte van een gedegen onderzoeksplan?

Antwoord

Stap 1 en 2 van de ex ante beleidsevaluatie zijn gestart. Naar verwachting wordt in maart een rapportage over deze stappen opgeleverd. Na een aanbestedingsprocedure is het bureau Andersson Elffers Felix de opdracht om de stappen 1 en 2 te realiseren gegund. Een ex ante evaluatie wordt ingezet in de fase van beleidsvoorbereiding, om een zo goed mogelijk beleidsontwerp te maken. Zoals in de brief aan uw Kamer van 14 september 2017 (Kamerstuk 31 865, nr. 99) is aangegeven, is de toegevoegde waarde van ex ante evaluaties onder andere dat de doelen, beoogde effecten en te behalen prestaties vooraf duidelijker worden gesteld. Door de beleidstheorie transparant te formuleren en door gebruik te maken van concrete indicatoren/streefwaarden kunnen de effecten en de doelmatigheid van beleid beter worden ingeschat.

Vraag

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Minister voor Medische Zorg hoe doeltreffendheid en doelmatigheid in de taakopdracht over de evaluatie Geneesmiddelenvisie (9) zijn gedefinieerd. Deze leden willen graag van de Minister weten hoe de onderzoekers omgaan met de geheime informatie over de onderhandelingen over de geneesmiddelenprijs. Is deze informatie voor de Kamer beschikbaar? Deze leden informeren aan wie het onderzoek is uitbesteed en wat de status van het onderzoek nu is. Daarnaast vragen zij of de onafhankelijkheid voldoende is gewaarborgd.

Antwoord

In antwoord op de vragen van de fractie van GroenLinks over doeltreffendheid, doelmatigheid en onafhankelijkheid kan ik aangeven dat ik er op toe zal zien dat voor deze onderwerpen de «Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek» van het Ministerie van Financiën zal worden gevolgd. In de ex durante evaluatie zal vooral worden gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid op het niveau van de onder de maatregelen op te leveren producten. Daarbij zal het in te schakelen extern onderzoeksbureau de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de maatregelen en de bekendheid en ervaringen met de maatregelen/producten bij de belanghebbenden kwalitatief evalueren. De middelen waar het Bureau Financiële Arrangementen Geneesmiddelen onderhandelingen over voert, add on geneesmiddelen en ozp-stollingsfactoren, die onderdeel van de medisch specialistische zorg (MSZ) vormen, worden tot de dure geneesmiddelen gerekend en dus betrokken bij dit onderzoek.

De onderzoekers hebben geen toegang tot de individuele overeenkomsten die tussen het Ministerie van VWS en fabrikanten zijn gesloten indien daar vertrouwelijkheid op rust. De onderzoekers wordt wel inzicht geboden in de werkprocessen en de overall resultaten van de financiële onderhandelingen. Zoals ook de Kamer hierover per jaar wordt geïnformeerd. Daar zal op basis van (zoveel als mogelijk) openbare stukken dit bureau ook suggesties doen voor kwantitatieve indicatoren voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen gericht op het terugdringen van hoge prijzen en gepast gebruik van (dure) geneesmiddelen. Met deze indicatoren moeten de tussenliggende jaren richting ex post evaluatie in 2022 in kaart worden gebracht. De Kamer krijgt het eindrapport met het oordeel van een onafhankelijk voorzitter van de begeleidingscommissie.

Zoals reeds opgemerkt bij de beantwoording van de vragen vanuit de VVD moet het onderzoek van deze evaluatie nog worden aanbesteed.

Vraag

In de brief over de taakopdrachten staat dat in deze pilot de internationale context wordt betrokken bij de beleidsevaluaties. Is overwogen de internationale context te betrekken bij deze evaluatie, opdat eventueel geleerd kan worden van situaties in andere landen?

Antwoord

In antwoord op uw vragen over het betrekken van de internationale context kan worden opgemerkt dat aan de geneesmiddelenvisie een ruime consultatie vooraf is gegaan. Zo is ook de inbreng over activiteiten in andere landen meegenomen. De ex durante evaluatie van de geneesmiddelenvisie focust op de – (uiteindelijk) gekozen – door Nederland (inter)nationaal te ondernemen maatregelen. De evaluatie zal geen afzonderlijk onderzoek naar en vergelijking met door andere landen genomen maatregelen bevatten. De gegevens die daarover naar voren komen in de externe consultaties worden meegenomen.

Vraag

Met betrekking tot de evaluatie Zvw-pgb wijkverpleging (10) vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid in deze evaluatie zijn geformuleerd.

Antwoord

Om de evaluatie te kunnen uitvoeren wordt allereerst geconcretiseerd welke doelen de stakeholders hadden met het Zvw-pgb. Deze worden vertaald naar een toetsingskader, dat de basis vormt voor de evaluatie. Daarin krijgen zowel doeltreffendheid als doelmatigheid een plek: in welke mate zijn de doelen van de stakeholders behaald en in weke mate draagt de zorg bij aan verbetering, behoud of beperking van achteruitgang van gezondheid afgezet tegen de ingezette middelen.

Vraag

Genoemde leden vragen voorts over de evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen (14) hoe gemeten wordt of het beleid over langer zelfstandig thuiswonende ouderen doelmatig en doeltreffend is. Deze leden informeren bovendien of zij periodiek over deze meerjarige evaluatie op de hoogte kunnen worden gehouden. Daarnaast vragen zij de Minister of de Kamer een rol heeft bij de go/no-go beslismomenten. Tevens vragen deze leden of met ouderen die domein overstijgende zorg ontvangen alleen diepte-interviews worden gehouden of dat zij op meerdere manieren worden betrokken bij de evaluatie. Daarnaast willen zij graag weten hoeveel ouderen bij de evaluatie worden betrokken en hoe zij worden geselecteerd. Genoemde leden vragen de Minister bovendien wie zitting nemen in de stuurgroep van onafhankelijke deskundigen. Worden naast de ouderen ook zorgverleners en mantelzorgers betrokken bij de interviewronde?

Antwoord

Voor de beantwoording van bovenstaande vragen verwijs ik u ook naar mijn eerdere antwoorden op de vragen vanuit de VVD- en CDA-fractie.

De wijze hoe de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ouderenbeleid wordt gemeten, wordt in de eerste fase van het project vormgegeven. Samen met verschillende experts, zorgverleners en gebruikers wordt een vooronderzoek naar het conceptueel model en de beschikbaarheid van data om de constructen te kunnen meten uitgevoerd. De Kamer wordt na het vooronderzoek over de haalbaarheid van het onderzoek, geïnformeerd over de go/no-go beslissing en de gevolgen hiervan voor de pilot.

Op basis van de uitkomsten in de eerste fase van dit onderzoek wordt nagegaan hoeveel ouderen in de databestanden zijn vertegenwoordigd en hoeveel ouderen er eventueel apart worden benaderd voor een aanvullend interview/enquête.

Op dit moment is nog niet begonnen met het benaderen van deskundigen en experts. In het project is echter ook voorzien dat in de expertgroep vertegenwoordigers van patiënten worden opgenomen.

Vraag

De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot de evaluatie Experimenten persoonsvolgende zorg (15) aan de Minister van VWS naar de stand van zaken van het onderzoek, aangezien het onderzoek reeds loopt. Voorts vragen deze leden hoe geleerd kan worden van knelpunten en hoe die kennis gebruikt kan worden in eventuele invoering van persoonsvolgende bekostiging.

Antwoord

In het voorjaar 2018 is een tussenevaluatie voorzien van de experimenten. Deze wordt uitgevoerd door het onderzoeksbureau HHM (kwalitatieve deel) en door de NZa (kwantitatieve deel). Ook is voorzien in een eindevaluatie eind 2018 of begin 2019. De Tweede Kamer zal over de resultaten van de (tussen)evaluatie worden geïnformeerd. Daarbij zal ook nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan de knelpunten, welke oplossingen daarvoor geboden kunnen worden op weg naar een besluit over het vervolg van het experiment persoonsvolgende zorg.

Reactie op de inbreng van de SP-fractie

Vraag

De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat meer inzicht ontstaat in de kwaliteit en effectiviteit van het uitgevoerde beleid. Het is immers van belang dat aandacht en middelen juist worden besteed en ook op die plekken terecht komen waar dat het hardst nodig is. Dat nu gekozen wordt voor een thematische aanpak in plaats van evaluaties per artikel lijkt genoemde leden op zich een juiste keuze. Wel vragen deze leden aan de Minister van VWS of dit ook betekent dat bepaalde onderwerpen nu niet meer geëvalueerd worden en zo ja, welke onderwerpen/artikelen dit betreft. Wordt door deze nieuwe opzet belangrijke informatie gemist die er nu wel is?

Antwoord

Voor de beantwoording van de vragen van de SP-fractie over de dekking van de programmering verwijs ik u naar mijn eerdere antwoorden op de vragen hierover vanuit de VVD-fractie.

De Studiegroep Begrotingsruimte constateert dat evalueren niet iets is dat je «achteraf doet» en dat los staat van het beleidsproces. Integendeel, juist al bij het maken van nieuwe beleidsvoorstellen zou standaard moeten worden uitgewerkt hoe de informatie gaat worden verzameld die later nodig is om iets te kunnen zeggen over efficiëntie en effectiviteit. De Studiegroep concludeert in haar rapportage dat dit nu nog onvoldoende systematisch gebeurt.

Daarom bevat de meerjarenprogrammering 2018–2022 van VWS niet alleen ex post evaluaties, maar als vernieuwend element ook ex ante en ex durante onderzoeken. Bij de uitvoering van de pilot wordt aangesloten op het verder doorontwikkelen van de Staat van Volksgezondheid en Zorg. De Staat van VenZ presenteert actuele en eenduidige cijfers over de verschillende domeinen van het Ministerie van VWS: volksgezondheid, zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugd. Ook sport komt aan bod, voor zover het samenhangt met volksgezondheid en zorg. Hiermee kan het beleid van VWS worden gevolgd en verantwoord.

Vraag

Tegelijk benadrukken de leden van de SP-fractie dat niet alles wat (juist) belangrijk is in de zorg, ook (eenvoudig) meetbaar is. Hoeveel aandacht is bijvoorbeeld voor de oudere in het verpleeghuis? Welke scores op welke indicatoren, zo vragen deze leden aan de Minister, zijn nodig om te kunnen concluderen dat iemand waardig oud wordt? Kan uiteen worden gezet hoe gemeten wordt dat iemand met een psychische stoornis minder gestigmatiseerd wordt of hoe een concept als «liefdevolle zorg» wordt gemeten? Deze leden informeren hoe dit soort vragen terugkomen in de gekozen evaluaties. In de nieuwe vormgeving van de evaluaties lezen genoemde leden voor dit dilemma eigenlijk geen oplossing, of de Minister moet het houden van een aantal interviews in dit kader als een vernieuwende aanpak beoordelen? Deze leden ontvangen hierover graag een reactie van de Minister. Hoe wordt in deze thematische evaluaties van het onderhavige beleid omgegaan met dergelijke moeilijk meetbare, maar zeer belangrijke aspecten van de zorg?

Antwoord

VWS onderkent uw observatie dat niet alles wat belangrijk is in de zorg goed meetbaar is. In de evaluaties zal aandacht worden besteed om de praktijk actief te betrekken, goed naar hun verhalen te luisteren en zo van hen te leren. De invulling hiervan zal per evaluatie verschillen, in elke eindrapportage zal aandacht worden besteed hoe dit daadwerkelijk werkende weg binnen het onderzoek is toegepast. Zoals gebruikelijk worden alle eindrapportages van de evaluaties aan de Kamer aangeboden.

Vraag

In de pilot Evaluatie Lerend evalueren (nr. 20) worden de eerste stappen gezet om tot meer inzichten te komen met betrekking tot de kwaliteit van beleid. Een actie hierbij is onder andere het meer SMART formuleren van beleidsdoelstellingen in de begroting van VWS en de beleidsagenda. Kan worden aangegeven welk deel van de doelen in begroting en beleidsagenda inmiddels meetbaar is geformuleerd? Aan welk percentage van de doelen moeten de leden van de SP-fractie hierbij denken? Deze leden informeren tevens welk percentage voor komende begrotingen gehanteerd wordt (bijvoorbeeld die van 2022). Wordt over alle (SMART-geformuleerde) doelstellingen in de komende begroting tussentijds de voortgang gerapporteerd?

Antwoord

In aanvulling op de beantwoording van de vragen van de VVD zijn in de VWS-begroting en de daarin opgenomen beleidsagenda al eerder stappen gezet in het meer SMART maken van de VWS beleidsdoelstellingen. Hiertoe is in samenwerking met de Tweede Kamer bij de beleidsagenda een beleidsmonitor opgenomen, de VWS-monitor. Het meer thematisch evalueren sluit naar onze mening zeer goed op deze ontwikkeling aan.

Vraag

In de stukken wordt aangegeven dat een aantal vernieuwende elementen is toegevoegd aan de thematische evaluaties. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister per evaluatie onderwerp kunnen beschrijven in hoeverre de gehanteerde onderzoeksmethodieken vernieuwend zijn en hoe precies het ondersteuningsprogramma voor de betrokken beleidsmedewerkers en onderzoekers er uit ziet.

Antwoord

De SP-leden vragen naar de invulling van de vernieuwende onderzoeksmethodieken en het ondersteuningsprogramma. VWS is deze pilot gestart met als doel werkende weg het inzicht in de kwaliteit van het beleid en het effect hiervan op de samenleving te verbeteren. Dit betekent dat vooraf niet de toe te passen onderzoeksmethodiek reeds bekend is. De evaluaties voor 2018 bevinden zich op dit moment nog veelal in de opstartfase. In de eindrapportages zal vanzelfsprekend ruime aandacht worden besteed aan de gehanteerde onderzoeksmethoden. Ook in de Evaluatie van de pilot zelf (nr. 20) worden de lerende aspecten van dit Rijksbrede proefproject nader onderzocht.

Het begeleidingsprogramma wordt deels flexibel ingevuld om in te kunnen zoomen op opkomende vraagstukken. Vaste inhoudelijke thema’s in dit begeleidingsprogramma zijn het leren met de praktijk, het toepassen van (vernieuwende) onderzoeksmethodieken en de omgang met informatie en analysedata.

Vraag

Hoe specifieker het doel, hoe eenvoudiger het lijkt om te concluderen of een doel is behaald. Aan de andere kant wordt in de zorg gesproken over veel brede onderwerpen met veel verschillende relevante indicatoren. Alle indicatoren meten is niet erg realistisch en ook niet wenselijk. Dit zou immers leiden tot nog meer registratie en administratie in de zorg. Het mag bekend geacht worden dat de leden van de SP-fractie van mening zijn, dat geld voor zorg naar de zorg moet en dat de professionals in de zorg hun tijd moeten kunnen besteden aan zorg verlenen in plaats van aan het registreren van al hun handelingen. Graag ontvangen deze leden van de Minister een toelichting op deze afweging. Hoe beoordeelt en maakt deze Minister deze afweging? In hoeverre zijn tussentijdse wijzigingen (het schrappen dan wel toevoegen van indicatoren) mogelijk?

Antwoord

U vraagt aandacht voor administratielasten in relatie tot indicatoren. In de uitwerking hiervan is het van belang om te zoeken naar een goede balans tussen het transparant zijn en de bijkomende administratie lasten. Voor de indicatoren van de VWS-monitor wordt reeds gebruik gemaakt van bestaande bronbestanden en zorgt dan ook niet voor extra administratieve lasten.

Vraag

De leden van de SP-fractie stemmen in met de opmerking dat onafhankelijkheid van evaluaties van groot belang is. Onafhankelijke deskundigen betrekken in werkgroepen als voorzitter of in klankbordgroepen lijkt een zeer logische stap. De leden van de SP-fractie vragen of zij een overzicht kunnen krijgen van de leden van de verschillende werkgroepen en klankbordgroepen. Mocht het niet mogelijk zijn om namen te geven, kan dan aangegeven worden welke organisaties in de desbetreffende groepen zijn vertegenwoordigd? Hoe is de samenstelling van deze groepen precies tot stand gekomen? Deze leden vragen in hoeverre de onafhankelijke deskundigen een doorslaggevende stem hebben gehad in het vaststellen van de te meten indicatoren. Kan de Minister aangeven in hoeverre de gehele onderzoeken onafhankelijk plaatsvinden? Hoe groot is de rol van (ambtenaren van) het ministerie in het vaststellen van onderzoeksvragen en -methoden en in hoeverre worden de conclusies uit het onderzoek na afloop geaccepteerd zonder inmenging van ambtenaren van VWS, ook als de conclusies en/of resultaten negatief of erg kritisch zijn met betrekking tot het VWS-beleid?

Antwoord

De onafhankelijkheid van evaluaties is van groot belang en wordt op verschillende manieren geborgd. Alle taakopdrachten voor de onderzoeken startende in 2018 zijn aan een panel van onafhankelijke deskundigen op het gebied van evaluatieonderzoek voorgelegd en de adviezen zijn in de taakopdrachten verwerkt.

Per evaluatie worden onafhankelijke deskundigen betrokken. In de werkgroepen en klankbordgroepen van de evaluaties zullen o.a. vertegenwoordigers deelnemen vanuit universiteiten, kennisinstituten, onderzoeksbureaus, andere ministeries zoals het Ministerie van Financiën, inhoudelijk experts en ervaringsdeskundigen. De voorzitter van de werkgroep is zo veel mogelijk een onafhankelijk deskundige. Omdat leren ook een belangrijk onderdeel is van de pilot kan in een specifieke situatie hiervan worden afgeweken en bewust worden gekozen voor een «interne» voorzitter.

In elke eindrapportage zal een overzicht van de projectorganisatie worden opgenomen en een passage over op welke wijze met de onafhankelijkheid is omgegaan. Dit kan bijvoorbeeld door een beoordeling van de evaluatie door een onafhankelijk deskundige en deze tegelijkertijd met de eindrapportage te publiceren.

In de vervolgaanpak en organisatie van de pilot worden alle evaluaties die onderdeel uitmaken van de pilot Lerend evalueren voortaan beoordeeld door een review board (als vaste opvolger van het eerdere panel) waarin onafhankelijk experts vanuit verschillende disciplines deelnemen. Het review board toetst de verschillende evaluaties periodiek op kwaliteit en vernieuwing.

Vraag

De verantwoordelijkheid voor een gezond gewicht en een gezonde leefstijl ligt primair bij burgers (ouders) en gemeenten. Kan de Staatssecretaris aangeven of een dergelijk onderscheid (altijd) goed te maken is? Genoemde leden informeren of het altijd één-op-één te concluderen is dat effecten op indicatoren gerealiseerd zijn door VWS-beleid en niet door beleid van gemeenten of andere partijen. Zo ja, hoe is dat mogelijk? Zo nee, hoe wordt hier in de evaluaties mee omgegaan?

Antwoord

Inderdaad is een gezonde leefstijl en een gezond gewicht van de jeugd in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van ouders. Echter, ouders en kinderen worden beïnvloed door allerlei omgevingsfactoren. Voor een deel heeft de gemeente invloed op dergelijke factoren, maar soms ook niet. De programma's die landelijk worden aangeboden aan gemeenten en andere lokale partijen bieden hiertoe een handelingsperspectief. Dit maakt dat niet altijd scherp onderscheid is te maken hoe de effecten zijn bereikt, door de inzet van verschillende beleidsinstrumenten en/of omgevingsfactoren. Dit is eerder ook al geconcludeerd in het IBO gezonde leefstijl (2016). Om die reden wordt zowel het gemeentelijk beleid meegenomen in dit onderzoek, als ook de (rol van de) ouders van kinderen.

Vraag

Preventie is ontzettend belangrijk maar tegelijkertijd een lastig thema om te meten, onder andere omdat resultaten vaak pas op langere termijn zichtbaar worden. Deze leden vragen hoe in de evaluaties op het terrein van preventie een relatie gelegd wordt tussen de budgetten op de VWS-begroting en de daarmee bereikte doelen. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie hier een uitgebreide toelichting op.

Antwoord

De leden van de fractie van de SP vragen naar een relatie tussen de VWS-begroting en de onderzoeken op het terrein van preventie. Er zijn vier onderzoeken:

  • Evaluatie Alles is gezondheid (nr. 3a)

  • Evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (nr. 03b)

  • Evaluatie Sport en bewegen in de buurt» (nr. 03c)

  • Evaluatie Gezond, veilig en kansrijk opgroeien (nr. 03d)

Voor Alles is gezondheid is in totaal € 3 miljoen begroot, dit valt binnen de VWS begroting onder de post Gezondheidsbescherming/uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid en nationaal programma preventie. De aanpak overgewicht omvat verschillende relevante programma’s waarvoor circa € 65 miljoen is begroot. Voor Sport en bewegen in de buurt en Gezond, veilig en kansrijk opgroeien betreft het ex-ante evaluaties en zijn er nog geen middelen begroot.

Voor toelichting op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende evaluaties verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere vragen hierover door de andere fracties, als ook naar de beantwoording van de onderstaande door u gestelde vragen.

Vraag

De SP-leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke wijze binnen de evaluatie Alles is gezondheid (3a) de onafhankelijkheid van het onderzoek wordt geborgd. Tevens vragen genoemde leden de Staatssecretaris een verduidelijking te geven over de relatie tussen de leervragen van de evaluatie en de gekozen methodiek.

Antwoord

Deze vragen vanuit de leden van de SP komen overeen met die zoals door GroenLinks zijn gesteld. Ik verwijs u dan ook hierbij naar de eerdere beantwoording van deze vragen.

Vraag

Op pagina 9 en 10 wordt de methodiek omschreven bij de taakopdracht evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b). De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over deze methodiek. Er worden vier typen gemeenten onderscheiden. Deze leden vragen de Staatssecretaris of kan toegelicht worden waarom de groep gemeenten die niet inzetten op overgewicht/obesitas bij kinderen en ook geen gebruik maken van programma's als niet relevant worden beschouwd in het onderzoek. Deze leden informeren of het niet ook interessant is om te weten wat de resultaten van dergelijke keuzes van een gemeente hebben op (het voorkomen van) overgewicht en obesitas van kinderen in die gemeenten. Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoeveel en welke gemeenten in Nederland vallen onder de categorie: «gemeenten die niet inzetten op overgewicht/obesitas bij kinderen en ook geen gebruik maken van programma's». Kan de Staatssecretaris aangeven waarom deze gemeenten geen prioriteit geven aan overgewicht en obesitas bij kinderen?

Antwoord

De evaluatie Aanpak overgewicht jeugd (3b) brengt primair in beeld in welke mate gemeenten via de lokale nota gezondheidsbeleid inzetten op het tegengaan van overgewicht bij de jeugd en hierbij al dan niet gebruik maken van de ondersteuningsstructuur vanuit het Rijk via programma's als JOGG, Gezonde School, Gezond in en Sport en bewegen in de buurt. Vervolgens wordt onderzocht in hoeverre er lokale resultaten op dit thema zijn. Het ontbreken van beleid op dit vlak en het niet gebruik maken van programma's op dit thema maakt deze doelgroep niet relevant voor het gebruik van deze programma’s door gemeenten, maar kan wel nuttige inzichten geven voor het gevoerde beleid op overgewicht en obesitas vanuit VWS. Gemeenten zijn vrij in hun keuze om al dan niet gebruik te maken van ondersteuningsprogramma’s. Het aantal gemeenten dat geen beleid heeft op overgewicht bij de jeugd als ook geen gebruik maken van programma's die hierbij kunnen helpen lijkt echter beperkt. Immers, veel gemeenten zijn GIDS-gemeente en/of JOGG-gemeenten en/of maken gebruik van het aanbod uit het programma Sport en bewegen in de buurt. Daarnaast zijn andere programma’s op bijvoorbeeld onderwijs in veel gemeenten actief (Gezonde School) en hebben gemeenten vanuit de Jeugdwet een belangrijke verantwoordelijkheid voor de zorg voor kinderen met bijvoorbeeld obesitas. De gegevens over het gebruik van de programma’s door gemeenten waarover VWS beschikt kunnen op basis van de evaluatie worden aangevuld met inzicht in het aantal gemeenten dat geen specifiek beleid voert.

Vraag

Voorts vragen deze leden hoe de personen (de inwoners van de te onderzoeken gemeenten), die gevraagd worden naar effecten van het beleid van het ministerie, goed onderscheid kunnen maken tussen de verschillende initiatieven die op gemeentelijk niveau op het desbetreffende thema plaatsvinden. Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de aanpak van overgewicht bij jongeren op verschillende plekken ligt, maar hoe kunnen deze verschillende factoren dan goed uit elkaar gehouden worden, zo vragen deze leden. Hoe weet een ouder of een gewichtsafname van zijn of haar kind veroorzaakt wordt door eigen handelen, aandacht voor het thema op school, interventies van de gemeente of bijvoorbeeld beleid vanuit het ministerie? Deze leden vragen of deze effecten überhaupt uit elkaar te houden zijn?

Antwoord

In de eerdere beantwoording van uw vragen ben ik hier deels al op ingegaan. Eventuele lokale resultaten ten aanzien van overgewichtsdaling zijn niet toe te wijzen aan een concrete, geïsoleerde interventie. Overgewicht en obesitas zijn een resultante van vele factoren, zowel gedragingen van het individu zelf, gedragingen van anderen en de omgeving die daar invloed op heeft. Hierdoor lijkt een integrale (lokale) aanpak op overgewicht bij kinderen plausibel effectief, door juist aan de vele «knoppen» te draaien. Ouders hebben hierin een rol, maar gemeenten en lokale partijen zoals scholen en zorgprofessionals ook. Voor de effectiviteit van een dergelijke lokale, integrale aanpak is het niet randvoorwaardelijk dat inwoners exact weten welke programma's er uitgevoerd worden. Het betrekken van inwoners in deze evaluatie kan echter wel nuttige informatie geven in hoeverre inwoners beïnvloed worden door bepaalde programma's (zonder te weten welke deze zijn) of merken dat de omgeving en hun gedrag veranderd is gedurende de uitvoering van deze programma's. De hypothese is dat een integrale aanpak – door in te zetten op verschillende factoren tegelijkertijd – leidt tot resultaten. Dit is het uitgangspunt voor het onderzoek.

Vraag

De leden van de SP-fractie vinden het absoluut een gemiste kans dat met betrekking tot de evaluatie van de geneesmiddelenvisie gekozen is om geen vergelijking te maken tussen verschillende landen als het gaat om betaalbaarheid en toegankelijkheid van geneesmiddelen. Deze betaalbaarheid en toegankelijkheid voor iedereen is essentieel en de laatste tijd een groot onderwerp van zorg. Bovengenoemde leden zijn van mening dat als geleerd kan worden van ervaringen in andere landen, die kansen niet kunnen blijven liggen. Deze leden ontvangen graag een toelichting van de Minister voor Medische Zorg waarom ervoor is gekozen geen vergelijking met andere landen te maken en of het wellicht alsnog mogelijk is om dit onderdeel aan de evaluatie toe te voegen. Hoe wordt bij de evaluatie van de geneesmiddelenvisie vervolgens omgegaan met het feit dat gegevens over prijzen, prijsvorming en prijsafspraken niet (volledig) openbaar zijn? De leden van de SP-fractie vragen hoe bijvoorbeeld in dat licht de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid gericht op het maken van afspraken met de farmaceutische industrie kan worden vastgesteld. De Minister heeft de afgelopen tijd sterk ingezet op transparantie. Deze leden informeren hoe transparant straks de resultaten en conclusies van de onderzoeken worden als zoveel informatie niet openbaar is. Kan de Minister tenslotte een toelichting geven over hoe de onafhankelijkheid binnen deze evaluatie is geborgd en wat precies vernieuwend is aan de gekozen onderzoeksmethode.

Antwoord

Voor de beantwoording van de vragen van de leden van de SP-fractie verwijs ik u allereerst naar de antwoorden van GroenLinks over deze evaluatie. Bij de gunning van de aanbesteding zal daarbij speciaal worden gelet op hoe de kandidaten aangeven om te kunnen gaan met het feit dat gegevens over prijzen, prijsvorming en prijsafspraken niet (volledig) openbaar zijn. Ook het creatieve en vernieuwende in de onderzoeksvoorstellen zal zwaar meewegen in het gunnen van de evaluatieopdracht.

Vraag

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom uitsluitend ingegaan wordt op de doeltreffendheid en niet ook op de doelmatigheid van het Zvw-pgb. Waarom wordt niet onderzocht of het flinke bedrag van 307 miljoen euro doelmatig wordt uitgegeven? Genoemde leden vragen vervolgens op welke manier budgethouders, wijkverpleegkundigen en zorgverzekeraars bij dit onderzoek worden betrokken. Is het al bekend welke partij het onderzoek uit zal voeren en hoe de begeleidingscommissie samengesteld wordt? Kan de Minister tenslotte toelichten hoe de onafhankelijkheid binnen deze evaluatie is geborgd, zo vragen deze leden.

Antwoord

De leden van de SP-fractie vragen net zoals de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister kan aangeven waarom uitsluitend ingegaan wordt op de doeltreffendheid en niet ook op de doelmatigheid van het Zvw-pgb. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar mijn eerder gegeven antwoord hierover.

Met de stakeholders worden diepte-interviews gehouden. Daarnaast wordt in overleg met de stakeholders casuïstiek geselecteerd die aan de hand van «Patient Journeys» besproken wordt, met als doel te achterhalen hoe de uitvoering van het pgb in de praktijk is verlopen. De beroeps- en brancheverenigingen van de stakeholders hebben tevens zitting in de begeleidingscommissie. Deze commissie heeft een belangrijke rol in de evaluatie. De onderzoekers ontwerpen in samenspraak met deze commissie het toetsingskader dat de basis vormt voor de evaluatie. Ook worden in de begeleidingscommissie gezamenlijk de resultaten van het onderzoek geduid.

De evaluatie wordt uitgevoerd door Significant. Significant is een zelfstandig, onafhankelijk advies- en onderzoeksbureau. Voor de begeleidingscommissie wordt een onafhankelijke voorzitter aangetrokken.

Vraag

De leden van de SP-fractie achten dit domein overstijgende onderzoek van groot belang en willen de voortgang dan ook goed kunnen volgen. Deze leden informeren daarom hoe de Tweede Kamer op de hoogte gehouden wordt van de voortgang. Kan de Minister van VWS aangeven hoe de Kamer betrokken wordt bij de verdere invulling en opzet van het meerjarige evaluatieprogramma Langer zelfstandig thuiswonende ouderen, waarbij ook enkele go/no-go momenten zijn voorzien.

Antwoord

Zoals ook in de eerdere beantwoording van vragen hierover door andere fracties wordt een vooronderzoek naar het conceptueel model en de beschikbaarheid van data om de constructen te kunnen meten uitgevoerd. In het najaar is een go/no-go beslissing voorzien op basis van deze inzichten. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Vraag

Deze leden vragen welke reeds beschikbare data gebruikt zullen worden voor het onderzoek, waar deze informatie vandaan komt en binnen welke kaders de informatie is verzameld. Deze leden zijn van mening dat door de bezuinigingen in de zorg veel ouderen gedwongen zijn om langer thuis te blijven wonen, met alle gevolgen van dien. Deze leden vragen daarom of in het onderzoek tevens zaken als de effecten van het nieuwe beleid op het aantal eerste hulp bezoeken en de eenzaamheid onder ouderen worden meegenomen?

Antwoord

Op dit moment wordt mijn programma Langer Thuis vormgegeven. Dit programma wordt op basis de huidige inzichten uitgewerkt inclusief de bijhorende indicatoren. Om de analyse van het vraagstuk langer thuiswonen ook richting toekomst verder te versterken, wordt binnen dit programma een exploratief onderzoek voor de langere termijn gestart. Deze evaluatie Langer zelfstandig thuiswonende ouderen is onderdeel van de pilot Lerend evalueren.

Bij het verzamelen van data in dit project werkt VWS samen met het CBS. Het CBS verzamelt al veel data in het kader van haar wettelijke taak. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de kennis van het CBS over het gebruik van data en op welke wijze deze data gebruikt mag worden.

Vraag

De experimenten persoonsvolgende zorg lopen al langere tijd en de leden van de SP-fractie vragen daarom aan de Minister waarom en hoe deze experimenten binnen de vernieuwde en thematische aanpak passen. Kan de Minister aangeven hoeveel middelen bij de experimenten persoonsvolgende zorg zijn betrokken en op welke wijze aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid. Een brede stuurgroep is bij de experimenten betrokken. Worden echter ook de personen bij de evaluatie betrokken om wie het gaat, degenen die via persoonsvolgende zorg zelf kunnen bepalen waar zij wonen, wie hen verzorgt en wanneer? Deze leden informeren tevens of wordt gevraagd naar de ervaringen van deze personen (breder dan via de belangenorganisaties). Dat zijn immers de meningen die hierbij het zwaarst moeten wegen, aldus deze leden.

Antwoord

Het experiment persoonsvolgende zorg is 1 januari 2017 gestart. Voor 2017 is (voorlopig) – zoals ook eerder bij de vragen hierover door de leden van de CDA-fractie is aangegeven – binnen het Wlz kader een bedrag van € 678 mln. beschikbaar gesteld. Voor 2018 gaat het om een bedrag van € 720 mln. Aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de experimenten zal in de (tussen)evaluatie aandacht worden besteed in het kader van het kwantitatief onderzoek door de NZa. Tevens is een bedrag van € 0,1 mln. beschikbaar gesteld voor onafhankelijke cliëntondersteuning binnen de beide experimenten.

Door het onderzoeksbureau HHM wordt in de kwalitatieve monitor gekeken of de behoeften en voorkeuren van de cliënten centraal staan in het keuzeproces, of die behoeften en voorkeuren worden beantwoord en hoe de geboden informatie en ondersteuning door cliënten en hun verwanten worden gewaardeerd. Daartoe is voorzien in interviews met cliënten en/of hun vertegenwoordigers (Rotterdam) en cliënten in zorg, wachtlijstcliënten en cliënten bij cliëntondersteuners (Zuid-Limburg).

In Rotterdam worden de cliënten ook expliciet betrokken bij de activiteiten (bijvoorbeeld bij de regionale bijeenkomsten en bij de ontwikkeling van de vraaggestuurde website).

Vraag

Het valt de leden van de SP-fractie op dat in het onderzoeksteam bij de evaluatie Subsidies (19) het Ministerie van VWS zwaar (over)vertegenwoordigd is. Genoemde leden vragen hoe de onafhankelijkheid van deze evaluatie gegarandeerd kan worden. Welke partijen zijn naast VWS en de voorzitter nog meer bij de evaluatie betrokken? Deze leden vragen of een enkele onafhankelijke voorzitter de onafhankelijkheid van het onderzoek kan garanderen. Deze leden informeren of de Minister vervolgens kan aangeven wie de onafhankelijke voorzitter van de werkgroep wordt.

Antwoord

VWS is de pilot beleidsevaluaties gestart met als doel werkende weg het inzicht in de kwaliteit van het beleid en het effect hiervan op de samenleving te verbeteren. Om de organisatie inderdaad zelf beter te laten leren van de evaluaties en daarmee evaluaties effectiever te maken is het van belang dat VWS zelf ook stevig binnen de evaluatie vertegenwoordigd is. Tegelijkertijd zijn wij het met de SP-fractie eens dat het zeer van belang is de onafhankelijkheid van de analyse zeker te stellen. Daartoe zijn binnen deze evaluatie, naast de reeds in eerdere antwoorden genoemde maatregelen voor de pilot als geheel, specifiek de volgende maatregelen genomen.

Gedurende het onderzoek zullen externe partijen bijvoorbeeld uit het wetenschappelijke veld en van andere (eventueel buitenlandse) overheden betrokken worden. De werkgroep zal bestaan uit een mix van VWS-medewerkers en externe vertegenwoordiging (o.a. van het Ministerie van Financiën). Het onderzoeksteam bestaat uit een VWS'er en een niet VWS'er (externe detacheringspool). Met deze projectopzet met vertegenwoordiging uit andere overheden, externe partijen en VWS'ers, wordt enerzijds de onafhankelijke geborgd en anderzijds de benodigde praktijkkennis binnen VWS gemobiliseerd. Een beschrijving van de definitieve projectorganisatie wordt opgenomen in de eindrapportage.

Vraag

De evaluatie Pilot lerend evalueren (20) is overkoepelend ten opzichte van de andere evaluaties. De leden van de SP-fractie hebben nog verschillende vragen over deze evaluatie. Zal in evaluaties die in het kader van de pilot de komende vijf jaar worden uitgevoerd tevens, net als bij beleidsdoorlichtingen, aandacht worden besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid? Hoe en wanneer wordt de Kamer betrokken bij de taakopdrachten van de overige twaalf voorziene evaluaties in het kader van de pilot? Genoemde leden vragen of de Kamer daar nog evaluatie-onderzoek aan kan toevoegen en/of de planning kan aanpassen. Tevens vragen deze leden aan de Minister hoe en op welke momenten de Kamer wordt betrokken bij de voortgang van de pilot. Kan de Minister voorbeelden geven van indicatoren die inzicht geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsevaluaties en van indicatoren die inzicht geven in de opvolging van de aanbevelingen van beleidsevaluaties?

Antwoord

Bij alle evaluaties is doeltreffendheid en doelmatigheid een belangrijk onderdeel. In de evaluatie van de pilot zal dan ook veel aandacht zijn voor de vraag of het inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid is verbeterd.

Uw Kamer zal jaarlijks een volgende set aan taakopdrachten voor het dan aankomende jaar voor Prinsjesdag ontvangen. U heeft dan, net als nu, de mogelijkheid vragen te stellen. De afgeronde evaluaties inclusief kabinetstandpunt worden aan uw Kamer gezonden.

De planning is gemaakt voor 5 jaar, dat betekent niet dat er geen nieuwe of alternatieve beleidsthema’s opgenomen kunnen worden. Indien er een onderwerp ontbreekt dat naar uw mening aan de programmering toegevoegd dient te worden, is dat bespreekbaar.

De betrokkenheid van uw Kamer wordt vormgegeven op verschillende manieren. U ontvangt de taakopdrachten voorafgaand aan de evaluaties en u ontvangt de opgeleverde evaluaties. Daarnaast wordt uw Kamer ook betrokken bij de evaluatie van de pilot. Het doel van de pilot is immers ook het verbeteren van de verantwoording. Het doel van de pilot is het inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het VWS beleid te verbeteren. Nu komt het voor dat er niets over doelmatigheid is te zeggen of dat hooguit plausibel is dat het beleid doelmatig is. Wij verwachten dat in de komende jaren de evaluaties duidelijkere uitspraken kunnen doen over doeltreffendheid en doelmatigheid. Voor het opvolgen van de aanbevelingen wordt onder andere onderzocht wat hierover is opgenomen in het Jaarverslag van VWS. Wij zijn graag bereid u regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang en programmering van de pilot, bijvoorbeeld in een technische briefing.

Vraag

Wanneer ontvangt de Kamer de taakopdrachten van de evaluaties Sport en bewegen in de buurt (3c) en Value based health care (12)?

Antwoord

Zoals ook eerder aangegeven in de zal beantwoording zal de taakopdracht Sport en bewegen in de buurt in april 2018 aan de Kamer worden gestuurd. De taakopdracht richt zich op het belangrijkste onderdeel van het programma Sport en bewegen in de buurt, namelijk de buurtsportcoaches. De ex ante evaluatie gaat over de herijking van de buurtsportcoaches.

In het AO Kwaliteitszorg van 21 december 2017 is aan uw Kamer toegezegd om in het voorjaar een plan te sturen voor het programma Uitkomsten voor Samen beslissen. De taakopdracht «Value based health care» heeft betrekking op een van de lijnen van dat programma. Daarom ontvangt u de taakopdracht dit voorjaar tezamen met het programmaplan.

Vraag

Wanneer ontvangt de Kamer de drie nog resterende beleidsdoorlichtingen die in 2016 en 2017 zijn gestart? Worden deze in 2018 te verschijnen beleidsdoorlichtingen nog meegenomen in de nulmeting?

Antwoord

De leden van SP vragen naar de beleidsdoorlichtingen van 2017. Helaas zijn drie beleidsdoorlichtingen van 2017 vertraagd. De beleidsdoorlichting van artikel 6 «Sport en Bewegen» is onlangs aangeboden aan uw Kamer. De beleidsdoorlichting van artikel 2.2 «Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg» wordt binnenkort naar uw Kamer verzonden. Beide doorlichtingen zullen worden meegenomen in de nulmeting. De afronding van de beleidsdoorlichting van artikel 4.3 «Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling» wordt rond de zomer verwacht en zal daarom niet meer meelopen in de nulmeting.

Vraag

Tenslotte constateren de leden van de SP-fractie dat verschillende onderzoeken inmiddels zijn gestart of op het punt staan aanbesteed te worden en/of te starten. Bovengenoemde leden vragen of voor alle onderzoeken in een helder overzicht aangegeven kan worden wie de onderzoekende partij is en wie de onderzoekende partijen zijn en tevens welke budgetten voor de onderzoeken beschikbaar zijn gesteld.

Antwoord

Zoals hiervoor aangegeven bevinden de verschillende evaluatieonderzoeken zich nog in de opstartfase. Voor het inkopen van externe expertise zal conform de reguliere werkprocessen en geldende wet- en regelgeving van het Rijk plaatsvinden.


X Noot
1

Kamerstuk 31 865, nr. 99, bijlage Taakopdracht bij de brief Pilot Lerend evalueren aan de Tweede Kamer, pag. 9.

Naar boven