31 788
Stemmen uit de regio. Over de regionale publieke omroep

nr. 4
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 26 november 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 24 november 2009 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de initiatiefnota Atsma «Stemmen uit de regio. Over de regionale publieke omroep».

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler

Stenografisch verslag van een notaoverleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Dinsdag 24 november 2009

19.00 uur

De voorzitter: Biskop

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Atsma, Biskop, Bosma, Van Dam, Jasper van Dijk, Remkes en Van Vroonhoven-Kok,

en de heer Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie,

en de heren Edens en Schuiteman, adviseurs van opsteller van de initiatiefnota.

Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 oktober 2009 over de regionale omroep (32123-VIII, nr. 17);

de brief van het lid Atsma d.d. 23 april 2009 met antwoorden op vragen van de commissie OCW naar aanleiding van de initiatiefnota "Stemmen uit de regio" (31788, nr. 3);

de initiatiefnota "Stemmen uit de regio. Over de regionale publieke omroep" (31788, nr. 2).

De voorzitter:

Dames en heren, hartelijk welkom bij het notaoverleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de initiatiefnota-Atsma inzake de regionale omroepen. In het bijzonder welkom aan de opsteller van de nota, met zijn gewaardeerde ondersteuning, en de minister van OCW. Dit notaoverleg begint met een eerste termijn van de Kamer met een spreektijd van plusminus zes minuten. Daar komt de heer Remkes, die graag het spits wil afbijten. Na de eerste inbreng van de Kamer vervolgt de opsteller van de initiatiefnota en daarna de minister. Dan beginnen we aan de tweede termijn van de Kamer. Dit gezegd zijnde, geef ik graag het woord aan de heer Remkes.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Ik ben ergens in de stukken de vraag tegengekomen – ik weet niet meer van welke fractie – of de regionale omroepen tegen de achtergrond van de globalisering eigenlijk nog wel enige zin hebben. Degene die deze vraag stelde, heeft het niet begrepen. Aan de ene kant is er op allerlei vlakken sprake van globalisering, maar aan de andere kant is er een grotere georiënteerdheid op de eigen omgeving. Ik begrijp dat deze vraag van de SP was.

De heerJasper van Dijk(SP)

Geen sprake van.

De heerRemkes(VVD)

Of misschien was de vraag van collega Van Dam. De vragen worden nooit per partij genoemd, maar dat is niet erg; het gaat om de inhoud.

Die grotere georiënteerdheid op de eigen omgeving was de afgelopen jaren zichtbaar in de luisterdichtheden van de regionale radio. Die is niet voor niks op dit moment nog marktleider, alhoewel er bij zowel de radio als de televisie enig verlies aan marktaandeel te signaleren is. Nederland 1 op de televisie, internet en digitale ontwikkelingen spelen daarin een rol. Vorige week spraken wij hier over de pluriformiteit van de regionale en de landelijk media. Uit het oogpunt van pluriforme nieuws- en achtergrondvoorziening is de regionale omroep natuurlijk van buitengewoon grote betekenis.

Dat is precies de reden waarom ik al tot twee keer toe bij de begrotingsbehandeling een amendement heb ingediend – ook om collega Atsma een beetje te helpen – over het financiële kader voor de regionale omroepen. Collega Atsma heeft daaraan nooit willen meedoen. Ik begrijp dat gezien het coalitieverband ook wel; ik heb er een schriftelijke vraag over gesteld in de richting van collega Atsma. In zijn beantwoording zeilt hij daar een beetje omheen: wij hebben niet voorgestemd omdat de VVD wilde dat alleen het Rijk die verantwoordelijkheid nam. Collega Atsma wist natuurlijk beter. Ik heb namelijk iedere keer benadrukt dat dit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van de provincies, het Rijk en – dat voeg ik nu toe – de regionale omroep. Het bedrag van 5 mln. uit de amendementen was precies op die gedachte gebaseerd. De kop in de nota van het CDA was: CDA wil 15 mln. extra voor de regionale omroep. Mijn vraag in de richting van het CDA en collega Atsma als initiatiefnemer is: hoe denkt hij dat nu waar te maken?

De toonzetting van de brief van de minister staat mij aan. Hij onderkent het belang van de regionale omroepen, ook op basis van de evaluatie. Er zit overigens nog wel een gat in. Ik vind namelijk dat er iets moet gebeuren voor de vier kleine omroepen. Het gaat om een bedrag van 3,1 mln. voor de omroepen in Drenthe, Groningen, Flevoland en Zeeland. Daar zitten de belangrijkste tekortkomingen. De minister moet daar de helpende hand bieden, al was het maar in een overgangsmodel. Hij moet erover aan tafel gaan zitten met het IPO en er iets aan doen. Het gaat om een beperkt bedrag, dat een minister kan vinden in de plooien van zijn eigen begroting. Als dat het resultaat is van dit debat, zou dat een belangrijk winstpunt zijn. De vraag richt zich echter ook op collega Atsma.

De minister schiet tekort in de taakomschrijving. Hij citeert het rapport Kracht in de Regio een beetje eenzijdig. Bij het omschrijven van de kerntaak focust hij op "het verzorgen van regionale nieuwsprogramma's en het belichten van de achtergronden ervan". In het rapport – ik onderschrijf dat van harte tegen de achtergrond van mijn beginopmerking – staat echter ook dat de culturele dimensie van regionale radio en televisie buitengewoon belangrijk is. Een aantal omroepen zijn de afgelopen tijd begonnen met het brengen van regionaal drama. Zo hier en daar is, linksom of rechtsom, daarvoor financieel soelaas geboden. Ook dit vind ik een kerntaak van de regionale omroepen. Ik begrijp dat dit een omissie is geweest in de brief; dat zij dan zo. In deze discussie wil ik het echter wel gezegd hebben.

Een tweede punt is dat provincies met de decentralisatieoperatie een belangrijke verantwoordelijkheid hebben gekregen. De minister focust echter wel heel erg eenzijdig op de financiële eindverantwoordelijkheid. Ik heb wel meer decentralisatieoperaties meegemaakt; in feite is dit een normale decentralisatieoperatie. Een voorbeeld is de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ook daarbij is de afspraak gemaakt dat na verloop van een paar jaar nog eens zouden worden teruggekeken naar de precieze financiële consequenties van de wettelijke taakopdracht en de financiële ruimte die daarvoor bestaat. Als die niet in verhouding tot elkaar zouden blijken te staan, kon dat eventueel financieel worden gerepareerd. Dat is voor mij precies de titel om in de richting van de minister te zeggen: ook daar ligt voor u een verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Mijnheer Remkes, mag ik u vragen om af te ronden? U bent namelijk door uw spreektijd heen.

De heerRemkes(VVD)

Dan maak ik nog een paar kleinere puntjes.

Het is positief dat de minister over de keuze binnen de digitale pakketten in overleg wil met de kabelaars. Wat is zijn inzet in dat overleg? Als er op dat punt geen goed antwoord komt, overweeg ik daarover een motie in te dienen.

De calamiteitenzenders spelen al geruime tijd. Ik weet dat dit primair een verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken is, maar toch. Misschien kan de minister in het kader van het overleg met zijn collega van Binnenlandse Zaken daar iets over zeggen.

Ik begrijp dat er gesprekken lopen over de vensterprogrammering. Dat is een uitermate positieve ontwikkeling. Ik vraag de minister om die ontwikkeling te ondersteunen.

De heerBosma(PVV)

Voorzitter. Toen collega Remkes begon met de vraag of regionale media nog wel enige zin hebben in deze globaliserende wereld, dacht ik: nou, we gaan 22.00 uur wel halen vandaag. U hebt hem echter voor die tijd weten af te hameren. Hulde daarvoor.

De heerRemkes(VVD)

Ik was de vraag tegengekomen vanuit de Kamer.

De heerBosma(PVV)

Ja, maar niemand neemt de verantwoordelijkheid voor die vraag. Ik heb geen vraag gesteld, voorzitter. Ik ontken alles.

Hulde om te beginnen aan de heer Atsma voor zijn nota. Ik wil dat even gezegd hebben. Ik vind het altijd goed en mooi als Kamerleden initiatiefnota's en initiatiefwetten indienen. Zeker initiatiefwetten zijn natuurlijk de core business van een Kamerlid. Dat is echt het hoogste wat je kunt doen. Misschien dat de initiatiefwet van de heren Weekers en Van der Ham hierdoor ook weer in een stroomversnelling komt. Dat zou een mooi bijproduct zijn. Zo veel wordt er in de mediacommissie tenslotte niet geproduceerd.

Ik mis een aantal dingen in de nota van collega Atsma. Om te beginnen: welk effect hebben de regionale media op andere media die niet gesponsord worden door de overheid? Ik herinner mij dat collega Atsma op een dag zo aardig was om mij uit te nodigen op een bijeenkomst in Nieuwspoort van mensen van nieuwsbladen. Dat zijn bladen die een aantal malen per week verschijnen. Die mensen klaagden steen en been over het feit dat niet alleen advertentiegelden verdwijnen naar de regionale radio- en televisiezenders, maar dat dit ook nog eens een drukkend effect heeft op hun advertentietarieven. Collega Atsma zei toen: daarmee moet je bij de NMa zijn. Een beetje "mijn naam is haas". Als de heer Atsma de positie van de regionale omroepen wil versterken, wat betekent dat dan voor de nieuwsbladen, waar hij toch een warm hart voor heeft?

Ten tweede vraag ik mij af hoe het verder zit met concurrentievervalsing. Ik ontving een mailtje uit Drenthe. Dat hebben wellicht velen van ons gekregen. Het is van iemand die een mediabedrijf heeft. Hij heeft een IPTV-platform bedacht en dat helemaal opgezet. Ik citeer: "Als ik dan zie en lees dat RTV Drenthe wederom een pot met geld krijgt, gaan mijn nekharen recht overeind staan. Alstublieft help ons, want anders gaat ons bedrijf naar de ... en met een bedrag van 350.000 kunnen wij vijf jaar draaien." Dat lijkt me toch een zeer terechte klacht. Hoe staat de heer Atsma hier tegenover?

Wat ik ook mis in de nota van de heer Atsma is de redactionele onafhankelijkheid. Redactiestatuten zijn hartstikke leuk en prachtig. De Sovjet-Unie had ook een grondwet van hier tot de allerverste ambtenaar, maar dat leverde weinig garanties op. Er bestaat toch een soort natuurlijke neiging van subsidieontvangers om subsidiegevers tegemoet te komen in hun werk en om rekening te houden met de wensen en verlangens en met de normen en waarden van de subsidieverlenende partij. Ikzelf mag in onze mooie hoofdstad wonen en kijk daar naar AT5. Dat is geen regionale, maar een lokale omroep en ik stel vast dat die zender poeslief is tegenover het plaatselijke gemeentebestuur. Ik herinner mij bijvoorbeeld een demonstratie van Nederland Bekent Kleur, dat is een trotskistische club. Er waren 200 mensen en de demonstratie was gericht tegen mijn partij. Hedy d'Ancona verscheen er nog om mijn fractieleider te vergelijken met Adolf Hitler. Ik ben heel lang journalist geweest en volgens mij had die bijeenkomst een nieuwswaarde van nul, maar het werd wel live uitgezonden door AT5. Ik weet uit mijn eigen televisieverleden dat live peperduur is. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat men dat soort dingen graag doet om in een goed plaatje te komen bij de heren Asscher en Cohen. Hoe staat de heer Atsma tegenover de redactionele onafhankelijkheid?

Ik vraag mij ook af of de blik van de heer Atsma niet een beetje bepaald wordt door het feit dat hij wellicht als Fries een sterk provinciaal gevoel heeft, terwijl ik in de provincie Noord-Holland woon en helemaal niets heb met Noord-Holland. Vrienden van mij die ook in Amsterdam wonen, weigeren bijvoorbeeld te stemmen voor de Provinciale Staten omdat ze zeggen: wij zijn geen provincialen.

De heerRemkes(VVD)

Wat is er eigenlijk mis mee, zo vraag ik de heer Bosma – hij geeft zijn privéopvatting weer over identificatie met het regionale gebied waar hij woont – dat de heer Atsma zich verbonden weet met zijn Friese achtergrond? Wat is er mis met mij, als ik mij verbonden weet met mijn Groningse achtergrond? Wat is er mis met een goede Zeeuw of een goede Limburger? Toch helemaal niets?

De heerBosma(PVV)

Helemaal niets.

Dan nog even de keuzetoets. Volgens mij is dat een primaire verantwoordelijkheid van de kabelmaatschappijen, maar de heer Atsma schrijft dat de regionale omroepen op een lage plek geplaatst moeten worden. Hoe wil hij dat regelen? Mij lijkt dat de overheid in dezen in de praktijk weinig macht heeft. De heer Atsma heeft vorige week al voorgesteld dat er een staatspersbureau moest komen en dat ANP moest worden verkocht, dus hij slaat een beetje door. Mijn idee zou zijn om de provinciale media toch alsjeblieft lekker bij de provincies te laten zitten en om er vanuit Den Haag niet te veel op in te gaan, zeker niet met nog meer geld. De heer Atsma pleit voor meer geld, maar zijn nota is ook alweer van enige tijd geleden. Mijn vraag is: is dat geld er nog? Wij zitten inmiddels middenin een economische crisis en er moet aan alle kanten bezuinigd worden. Staat zijn pleidooi nog voor al die miljoenen?

De heerJasper van Dijk(SP)

Ik heb toch nog een vraag aan een potentiële regeringspartij. Het is toch wel interessant om te weten wat de PVV vindt van de regionale omroep. Wilt u die evengoed wegsnijden zoals u dat wilt met de publieke, landelijke zenders?

De heerBosma(PVV)

Laat ik de heer Van Dijk antwoorden op een manier die hij ongetwijfeld waardeert: laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren. Dat lijkt mij iets prachtigs voor de provincies om te doen en het lijkt me prachtig als zij daar zelf een beslissing over nemen.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Voorzitter. Dat collega Atsma met deze notitie kwam, heeft ons niet verbaasd. We kennen hem en natuurlijk ook het CDA als een warm pleitbezorger voor de regionale omroep. Het zal u niet verbazen dat ik ook wel begrijp waarom. Het CDA probeert toch altijd om dicht bij de mensen te staan, bij de regio. Wij begrijpen – ik hoor het de heer Remkes ook zeggen – dat mensen juist in deze tijd van globalisering houvast zoeken in de wereld waar ze vandaan komen, waar ze in verworteld zijn, waar ze hun roots hebben. In die zin vinden we het ook logisch dat mensen kijken naar de regionale omroep. Wij vinden de regionale omroep dan ook een wezenlijke aanvulling op de landelijke publieke omroep.

We hebben – dat zal u niet verbazen – met plezier kennisgenomen van de initiatiefnota van de geachte afgevaardigde Atsma. We vinden het goed om die regionale publieke omroep een keer apart tegen het licht te houden. Als je het hele medialandschap ziet, dan zie je toch ook veel problemen wat de regionale omroepen betreft. Dat heeft naar mijn opinie twee raakvlakken. Het ene is dat de regionale omroepen kijkers verliezen. Ongeveer 150.000 kijkers zijn in de afgelopen tijd al gewoon weggelopen. Dat tij moeten we keren. Het heeft voor een belangrijk deel te maken met de innovatie. Het CDA vindt echt dat er ingezet moet worden op innovatie en flexibilisering. Met name moet er gebruik worden gemaakt van de digitale middelen die er zijn. De tijden zijn veranderd en de media, ook de regionale omroep, mag niet achterblijven wat dat betreft. Alleen op deze manier is het mogelijk om bredere doelgroepen te bereiken. Op dit moment zie je een heel grote keuze in het aanbod van de media, juist ook in het digitale landschap. Hoe ziet de heer Atsma de regionale omroep zich daarin profileren?

Het digitale landschap is ongelofelijk breed en je wilt graag dat de regionale omroep daarin ook gevonden wordt. Ik geloof dat de heer Remkes daar ook al terzijde naar verwees. Nu staat de regionale omroep vaak helemaal achteraan op het lijstje, zodat de zappende burger de regionale omroep niet eens kan vinden. De andere kant is – en dat heeft ook te maken met de afkalving van het draagvlak – dat de regionale omroep niet meer zo hip is, daar moeten wij eerlijk over zijn. De regionale omroep is vaak zelfs een beetje oubollig. Jongeren haken massaal af. Ik ben blij dat de minister hier ook is, want hij kan wellicht tegengas geven. Het is belangrijk dat juist de regionale omroep de ommezwaai in de richting van de jongeren gaat maken. Wij vinden dat je de doelgroep jongeren juist goed zou kunnen bereiken door in te zetten op de nieuwe media. Wil de heer Atsma daar ook zijn licht over laten schijnen? Hoe wil hij bij uitstek die jongerengroep weer bij de lurven pakken en erbij houden?

Ik kom op de samenwerking met het landelijke niveau, want dat is ook een punt waarop naar ons idee veel winst valt te behalen. Nu wordt te veel geschakeld op twee niveaus. Als je meer cross-overs doet, zou het mes aan twee kanten kunnen snijden. Zo zien wij het voorstel om regionale zenders ook te laten uitzenden na de sport of het NOS Journaal. Wij vragen de minister hoe hij daartegenover staat en wat hij daarvoor zou kunnen betekenen.

Dat geldt ook voor de roep om Beeld en Geluid open te stellen voor de regionale omroepen. Wij begrijpen dat de landelijke publieke omroep daar wel oren naar heeft. Naar ons idee zouden regionale omroepen daarbij veel winst kunnen behalen. Minister, wat kunt u daarvoor betekenen?

Ik wil nog een opmerking maken over het calamiteitenfonds. Wij hebben daarover recent nog iets gezien in Friesland. Samen met de heer Schinkelshoek heeft de heer Atsma daar ook vragen over gesteld. Het is jammer dat de antwoorden nog niet binnen konden zijn, maar wij vinden het wel belangrijk om het belang van de regionale omroep als calamiteitenzender te blijven benadrukken. Daarom is het ook zo belangrijk dat zo'n regionale omroep ook goed kan worden gevonden.

Ik zeg een beetje prikkelend tegen de heer Atsma dat het dan natuurlijk niet zo kan zijn dat zo'n regionale omroep alleen maar in het Fries uitzendt, waardoor als er salpeterzuur gelekt wordt een buitenstaander niet weet wat er precies gebeurt als hij de calamiteitenzender aanzet. Mijnheer Atsma, hoe staat u daarin?

Nog een opmerking over de financiële situatie, waarnaar de heer Bosma ook heeft gevraagd. De nota is geschreven voordat alles is ingestort. De heer Atsma pleit voor extra geld. Ik weet ook dat hij verstandig met de economische crisis omgaat. Zijn er nadere gedachten? Vraagt het financiële beeld in zijn ogen om actualisering?

De heerRemkes(VVD)

Het is interessant dat mevrouw Van Vroonhoven deze vraag stelt, want ik heb hier de initiatiefnota van de heer Atsma, met als kop: CDA wil 15 mln. extra voor regionale omroep. Het CDA, niet Joop Atsma. Mijn vraag aan mevrouw Van Vroonhoven is dus: onderschrijft u dat nog steeds?

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Er is sinds de nota geschreven is best het een en ander veranderd.

De heerRemkes(VVD)

Dus u wilt dat niet meer? U zegt: deze kop had in november 2009 beter niet meer zo geschreven kunnen worden?

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Ik vind het gerechtvaardigd dat de heer Atsma hierover zijn licht laat schijnen, met name om te kijken hoe de schrijver van de nota daarin staat.

De voorzitter:

Daarmee gaat u uw betoog afronden, want u bent aan het einde van uw spreektijd, maar niet dan nadat u de vraag van de heer Van Dam hebt beantwoord.

De heerVan Dam(PvdA)

Om de vraag van de andere kant te stellen, volgens mij stond er in de nota vrijwel geen dekking vanuit de rijksbegroting. Dus waarom zou de situatie veranderd zijn als de heer Atsma helemaal geen geld uit de rijksbegroting haalt? Dat heeft mij juist zo verbaasd aan de nota: dat er zo'n grote kop boven stond, terwijl ik bij lezing van de nota dacht: waar is dat geld dan? Dat zit er namelijk helemaal niet in.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Wij lezen dat er bijvoorbeeld 3 ton is gereserveerd voor het Instituut voor Beeld en Geluid. Laat ik hier zeggen – ik heb dit al eerder gezegd – dat dit een waardevol initiatief is, juist om de cross-over tussen beeld en geluid naar voren te halen. Voorzitter, u zit te knikken naar de heer Van Dam, maar de heer Van Dam maakte een opmerking.

De voorzitter:

De heer van Dam zit op antwoord te wachten op zijn vraag, denk ik.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

De heer Van Dam vroeg naar de dekking van het geheel. Dat is een vraag aan de heer Atsma, of aan de heer Remkes, maar niet aan mij.

De heerRemkes(VVD)

Aan mij?

De heerVan Dam(PvdA)

Net als de heer Remkes zeg ik dat het een CDA-nota was. Dat stond er heel duidelijk boven. Er stond niet: de heer Atsma wil 15 mln. extra. En u zegt dat de situatie is veranderd. Dus ik vraag mij echt af, als ik kijk naar die dekking, wat er dan precies is veranderd. De heer Atsma trekt geld uit vanuit het Stimuleringsfonds. Dat is van iemand anders. Hij trekt geld uit van het programmaversterkingsbudget en hij zegt vervolgens in de beantwoording van de vragen dat hij daar niet op wil bezuinigen. Dus dat is ook geld van iemand anders. Dat is het enige landelijke geld dat erin zit. Ik zie niet in wat daar dan veranderd is in het afgelopen jaar. U zegt dat de situatie zo veranderd is, dus dat de budgettaire wensen er nu heel anders uit zouden zien. Ik zou niet weten waarom als je alleen maar geld van andere mensen uitgeeft.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

De heer Van Dam heeft niet goed naar mij geluisterd. Als wij de nota voor hebben liggen, als wij het hebben over de besteding van de budgetten en als wij zeggen dat wij bepaalde prioriteiten willen stellen, dan is het in deze tijd een gerechtvaardigde vraag of alles nog zo overeind staat. Nogmaals, de nota waarnaar de heer Van Dam verwijst, is een aantal jaren geleden opgesteld, de tijden zijn inmiddels veranderd.

De voorzitter:

U rondt uw betoog af.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Voorzitter. Ik vind het wel heel sneu om te horen dat de providers de regionale omroep vaak op nummer achthonderdzoveel neerzetten. Je kunt alleen maar als je terugschakelt de regionale omroep vinden. Is de minister bereid om te bekijken hoe wij de regionale zenders meteen achter de landelijke publieke omroep kunnen krijgen? Per slot van rekening is het publiek geld. Dat betekent ook wel dat iedereen de regionale omroep gemakkelijk moet kunnen vinden, vooral als het om calamiteitenzenders gaat.

De heerJasper van Dijk(SP)

Voorzitter. Allereerst complimenten aan de heer Atsma voor zijn nota over de regionale omroepen. Regionale omroepen zijn belangrijk, zeker in verband met de verschraling van de regionale nieuwsvoorziening, maar net zo goed ook voor calamiteiten en evenementen.

Daarom zeg ik nu al dat de SP de nota grotendeels kan onderschrijven. De strekking delen wij. Er staan goede aanbevelingen in en er blijven ook nog wel wat vragen liggen, waar ik nu op inga.

In de Mediawet staat dat provincies de realisatie van kwalitatief hoogwaardige programmering mogelijk moeten maken. De vraag is natuurlijk wat dat is. Graag een toelichting. Kan dat dan wel met de huidige, toch wat sobere financiering? Wat is precies de taak? Zijn dat alleen de nieuwsprogramma's en de achtergronden, of is er ook een culturele behoefte? Kan de minister daar meer op toezien? Of kan op de een of andere manier een commissie of anderszins er kritisch naar kijken wat nu die kwalitatief hoogwaardige programmering is? Het is een mooie formulering, maar als wij die niet invullen, is die leeg.

Kunnen regionale omroepen de vereiste kwaliteit bieden? Hebben zij daarvoor voldoende budget? Provincies betalen de regionale omroepen in elk geval het wettelijk minimum. Voor een aantal regionale omroepen is dit nauwelijks toereikend. In de nota Kracht in de Regio wordt dat ook gezegd. Het impliceert niet dat er sprake is van kwalitatief hoogwaardige programmering. Soms leggen provincies geld bij. Dat is op zichzelf een goede zaak, maar meestal is het incidenteel geld. En bij dat geld komt soms ook nog eens een pakket eisen. Dan ontstaat er een onwenselijke afhankelijkheidsrelatie, die een neutrale nieuwsvoorziening in de weg staat. Zeeland is met de inmiddels ingetrokken medianota een voorbeeld van ongewenste beïnvloeding. Het Commissariaat van de Media vond dat ook geen goed plan.

Maar als het gaat om het budget zou het volgens mij goed zijn als de minister hier in ieder geval vanavond zegt dat hij niet van zins is om te bezuinigen op de regionale omroepen. Dan hebben wij dat in ieder geval binnen. Dat is natuurlijk relevant, want de provincies moeten wel degelijk fors bezuinigen, dus daar kan een spanning ontstaan en dat moeten wij niet willen als wij waarde hechten aan de regionale omroep.

Hoofdvraag is ook wie nu precies verantwoordelijk is voor die omroepen. De regionale omroep moet wat ons betreft niet tussen wal en schip vallen en dat is nu wel een beetje het geval. De minister zegt dat de provincie verantwoordelijk is, de provincie zegt dat het Rijk ook een taak heeft. Er is dus een gedeelde verantwoordelijkheid. Zou het nu kunnen helpen als de minister jaarlijks een onderbouwd overzicht geeft van wat regionale omroepen dienen te zijn, wat de stand van zaken is en wat de verwachtingen zijn rond de regionale omroepen? Want het is nu toch wat schraal hoe de regionale omroepen in de landelijke begroting worden bedeeld met aandacht.

Dan heb je nog de regionale mediacentra. Vorige week hebben wij er ook al even over gesproken in verband met het persbeleid. Wat is precies de rol van de regionale omroepen in de mediacentra? Op zich zijn wij er positief over. De minister is er heel positief over en noemt als voorbeeld een regionale nieuwssite. Volgens mij kun je verder gaan dan alleen een nieuwssite.

Een volgend punt betreft de manier van financieren. Wij hebben er zo-even al over gesproken. Ik wil hier graag een toelichting op. De heer Atsma noemt het programmaversterkingsbudget van de landelijke omroep als dekking. Dat betekent echter een vermindering van het budget van de landelijke omroep. Hoe moet dit dan? De landelijke omroepen zullen daar immers niet blij mee zijn. Hoe zou de heer Atsma dit precies invullen? Bovendien moet men een en ander plaatsen in de context van bezuinigingen. Er gaat immers 25 mln. bezuinigd worden op de publieke omroep.

Ik heb verder nog wat losse punten. Er is wat geld om de regionale omroep ook op Uitzendinggemist.nl te krijgen. Dat is prima, maar hoe gaat dit dan verder en wie gaat dit financieren: de omroep zelf of komt de minister hierbij ook aan te pas? Dezelfde vraag geldt voor de manier waarop de regionale omroepen het best gebruik kunnen maken van het centrum Beeld en Geluid. Dan is er nog de calamiteitenfunctie. Er is een breed aangenomen motie-Schinkelshoek. Hierin wordt gevraagd, de positie van de regionale tv als calamiteitenzender formeel vast te leggen. De minister van BZK wil dat echter niet. Kan de minister van media zijn visie hierop geven? Moeten wij dit niet gewoon regelen, zeker als dit voorstel zo breed gedragen wordt?

Verder noem ik nog de positie van de regionale omroepen op de digitale tv. Deze omroepen zitten op de digitale tv ten minste boven de 700. Voordat je daar bent beland, ben je al in slaap gevallen. Je wilt namelijk niet weten waar je allemaal doorheen moet om daar te komen. Kan dit niet omhoog? Volgens mij is er een aanbod van de kabelaars zelf om ze op 30 te zetten, maar dat is misschien nog steeds te laag of te hoog, het is maar hoe je het ziet.

Tot slot nog een vraag. De minister heeft een eind gemaakt aan de coproducties op landelijk niveau, dus coproducties tussen overheid en omroepen, om onduidelijkheid weg te nemen. Hoe zit dit eigenlijk bij regionale omroepen: zijn ze daar nog wel toegestaan? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit dan? Hoe zien de initiatiefnemer van deze nota en de minister dat?

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. Ik wil beginnen met het maken van complimenten aan de heer Atsma. De initiatiefnota is een relatief nieuw instrument dat de Kamer heeft. Het is ontzettend goed dat het gebruikt wordt. Het blijkt maar weer eens dat je hiermee een discussie nog eens extra op de agenda kunt zetten. Deze discussie is al vaker gevoerd in de Kamer. Juist in deze tijd – de heer Remkes zei het al – wordt identiteit, ook de regionale identiteit, voor mensen steeds belangrijker, terwijl de wereld die binnen handbereik is, steeds groter wordt. Dat blijkt ook wel uit met name de positie van de regionale radio. Deze is nog steeds nummer 1 in Nederland.

Toch is deze discussie de afgelopen jaren niet gemakkelijk geweest. Op 1 januari 2006 is een nieuwe wet ingegaan. Ik herinner mij de discussie in de Kamer die eraan voorafging nog heel goed. Met deze wet werd de discussie over de vraag beslecht wiens verantwoordelijkheid de financiering van de regionale omroep is. Ik weet nog dat wij destijds heel lang getwijfeld hebben over de vraag of wij deze wet wel moesten aannemen. Voor ons ging de kogel door de kerk toen wij van het IPO en ROOS hoorden dat men akkoord was met het voorliggende wetsvoorstel en daarmee met de verantwoordelijkheidsverdeling. Volgens deze wet was de financiering van de regionale omroep voortaan primair de verantwoordelijkheid van de provincie. Bij wet werd geregeld op welk minimumniveau de financiering zich zou moeten bevinden. Het was aan de provincies om hier wat bovenop te doen.

Bijna vier jaar en een evaluatie van het commissariaat verder moet je de vraag stellen of een en ander helemaal heeft uitgepakt zoals bedoeld. Het moet mij van het hart dat ik schrik van de gebrekkige rol die de provincies hebben gespeeld. Uit de stukken blijkt dat ze bovenop het budget van 132 mln. slechts voor 1,7 mln. hebben uitgegeven aan aanvullende subsidies voor de regionale omroep. Ik schrik daarvan. Dat zegt iets over wat je voor je eigen regionale omroep over hebt. Misschien hebben provincies het nu, nu er bezuinigd moet worden, wat lastiger, maar in de afgelopen vier jaar was dat volgens mij absoluut niet het geval. Ik vind het gênant. Van de provincies verwachten wij een substantiëlere inspanning. Eigenlijk geeft de heer Atsma dit ook aan in zijn nota. Hij voert als dekking op dat provincies 6 mln. van de gewenste 15 mln. op tafel moeten leggen. Dat lijkt mij een goed begin, maar dan ook echt een begin.

De minister heeft in zijn stuk de verdeling van verantwoordelijkheden nog eens aangegeven. Hiermee komen wij terecht in een soort patstelling die met name een paar kleine omroepen lijkt te deren. In de eerste plaats denk ik aan de omroepen in Zeeland en in Flevoland en wellicht ook in het noorden. Vooral Zeeland en Flevoland zijn kleine provincies waar dus ook maar een klein basisbudget beschikbaar is voor de regionale omroep. Het is maar de vraag of je met dit basisbudget daadwerkelijk een regionale omroep neer kunt zetten die als een volwaardige regionale omroep kan functioneren. Uit zijn brief maak ik op dat de minister bereid is om bij te dragen aan een onderzoek naar de situatie van deze omroepen. Dat klinkt wat magertjes. Laten wij eens goed kijken naar de vraag of hier niet een gat is gevallen met de laatste wetgeving. Misschien hadden deze twee provincies moeten zeggen: sorry, dit pakt voor ons helemaal niet zo goed uit.

Wellicht kan de landelijke publieke omroep ook een rol spelen. Ik denk dan aan samenwerking. Volgens mij is er veel winst te behalen als de landelijke omroep meer samenwerkt met de regionale omroep. Neem de ontwikkeling van nieuwe media. Dit punt wordt door veel regionale omroepen naar voren geschoven als punt waarop men eigenlijk niet mee kan komen. Het lijkt soms wel of wij in de publieke sector, in dit geval in de publieke omroep, allemaal zelf het wiel moeten uitvinden, terwijl er bij de landelijke publieke omroep heel veel aan innovatie wordt gedaan. Dit zou prima ter beschikking gesteld kunnen worden van de regionale omroep. Neem bepaalde internetapplicaties of mobiele applicaties die men om niet ter beschikking zou moeten stellen. Volgens mij hebben wij in een ander kader hierover ook gesproken. Toen stelden wij vast dat het de bedoeling is dat de publieke omroep sowieso zo veel mogelijk met open sourceapplicaties werkt, waardoor andere omroepen hiervan gebruik zouden kunnen maken. Dit lijkt mij een belangrijke rol voor de landelijke publieke omroep.

De heerRemkes(VVD)

Dat is één route. Kunnen samenwerkingsvormen binnen de regionale omroeporganisaties niet bijdragen aan het oplossen van de financiële problematiek? Ik denk aan samenwerkingsinitiatieven op facilitair gebied tussen Groningen en Drenthe, tussen Zeeland en het aangrenzende Brabant, tussen Rijnmond en de rest van Zuid-Holland of tussen AT5 en Noord-Holland. Moet dit punt niet meegenomen worden in de slag die de minister moet maken samen met het IPO?

De heerVan Dam(PvdA)

Het korte antwoord is "ja". Een iets uitgebreider antwoord is als volgt. Ik denk dat op dit punt mogelijkheden zijn, al moeten wij oppassen dat wij een en ander niet te veel versimpelen. Zeeland en Brabant lijken van hieruit gezien dicht bij elkaar te liggen, maar als je iedere dag vanuit Middelburg naar een studio in West-Brabant moet, dan is dicht op het nieuws zitten – dat is toch een kenmerk van de regionale omroep – een stuk lastiger. Er zijn natuurlijk ook grenzen aan samenwerking tussen omroepen, wil ik maar zeggen. Ik ben het met de heer Remkes eens dat er veel winst te behalen is. Het zou goed zijn als hiernaar gekeken wordt. Wie weet kan ook de minister een faciliterende of verbindende rol spelen.

Hetzelfde geldt volgens mij voor de gezamenlijke producties, waar de heer Atsma het over heeft, en het overnemen van succesprogramma's. Wij zagen het eerder bij regionaal drama. Ik heb begrepen dat er wordt gesproken over vensterprogrammering. Dat zou een belangrijke kans kunnen zijn om het bereik van de regionale omroep te vergroten. Ook is er sprake van deelneming aan Uitzending Gemist. Uiteraard, zou ik bijna zeggen, als dat kan. Hetzelfde geldt voor Beeld en Geluid. Ik vind dat de minister in zijn brief op een goede manier ingaat op deze zaken. Hij gaat uit van het principe dat we samenwerking steunen, maar dat het wel sámenwerking moet zijn. In de nota van de heer Atsma vielen mij zijn opmerkingen over samenwerking een beetje op, hoewel hij in de beantwoording van vragen er toch net iets anders in lijkt te zitten. Samenwerking is natuurlijk iets anders dan een gedwongen greep uit de kas. In eerdere discussies hebben we al gewisseld dat dat niet de manier moet zijn waarop je het doet. Dat neemt niet weg dat er in het kader van samenwerking hartstikke veel mogelijk is. Misschien telt dat zelfs wel op tot meer dan de bedragen die de heer Atsma heeft staan.

Tot slot op dit punt kom ik op een onderwerp voor het Rijk: de functie van calamiteitenzender die de regionale omroep heeft. Dit speelt al heel lang. Ik wil deze minister verzoeken om de minister van BZK, die hierover gaat, te vragen hoe het zit. Als je wilt dat regionale omroepen de functie van calamiteitenzender hebben, moeten ze daartoe wel de mogelijkheid hebben.

Er komen nog wat andere vragen bij mij op, met name naar aanleiding van het stuk van het Commissariaat voor de Media. Het moet de provincies duidelijk zijn dat ze weliswaar over de financiering van de regionale omroepen gaan, maar daarmee nog niet over het programmabeleid van die omroepen. Ik zie dat het commissariaat daar ook een opmerking over maakt. Dat zegt dat bij "een enkele" provincie de neiging bestaat om zich te bemoeien met het programmabeleid. Ik hoor echter wel wat meer geluiden: provincies zijn medianota's aan het maken en willen daarmee inhoudelijk sturen. We hebben al eerder, tijdens een hoorzitting, in de Kamer een discussie gehad met regionale omroepen die een substantieel deel van hun programmering lieten betalen en ook bepalen door de provincie, in het kader van zogeheten sponsoring. Dat is denk ik wat de heer Jasper van Dijk zonet beschreef. Wat het Rijk niet meer doet, de zogenaamde coproducties, is op regionaal niveau heel gebruikelijk. Dat gaat echter wel ten koste van de uiteindelijke onafhankelijkheid van die regionale omroepen. Ik vind dit een punt van zorg.

Ik hoop dat het de provincies duidelijk is dat de Mediawet, waarin staat welk minimumbedrag uitgegeven moet worden aan de regionale omroep, ook gewoon de komende jaren nog geldt, en dat er dus geen ruimte is voor bezuinigingen op de regionale omroep.

Voorzitter, heb ik nog tijd voor drie korte vragen aan de heer Atsma?

De voorzitter:

Als u ze binnen een halve minuut kun stellen.

De heerVan Dam(PvdA)

Dat zou moeten lukken.

De heer Atsma heeft het over samenwerking met regionale kranten. Dat hebben we eerder besproken. Ik zie risico's. We willen twee dingen: aan de ene kant een gezonde regionale omroep en regionale kranten en aan de andere kant pluriformiteit, ook op regionaal niveau. Hoe ziet de heer Atsma dat?

De heer Atsma zegt dat het goed zou zijn als de regionale omroepen op een lager voorkeursnummer op de kabel komen. Ik deel die mening, maar wij kunnen het niet bij wet afdwingen. Daar zijn geen mogelijkheden voor, want dan lopen we meteen tegen Europese regels aan. Hoe pakken we dit aan? Gaan we samen naar de kabelmaatschappijen toe om hen te overtuigen?

De heer Atsma pleit voor meer ruimte voor nevenactiviteiten. Wat bedoelt hij precies? Gelet op zijn eerdere inzet bij de landelijke publieke omroep, hoop ik niet dat hij ook in dit geval bedoelt dat ze meer het commerciële pad op mogen. Daarmee gaan we namelijk een grijs gebied in.

De voorzitter:

Dank u wel.

Het woord is aan de opsteller van de initiatiefnota, de heer Atsma.

De heerAtsma

Dank u, voorzitter. Dank ook aan de collega's voor hun brede belangstelling voor dit belangwekkende omroeponderwerp en voor hun positieve meedenken om een nog beter product in de markt te kunnen zetten. Ik ben blij dat het eindelijk zo ver is dat deze nota op de agenda staat, aan de vooravond van de begroting voor het mediabeleid. Dit betekent dat er volgende week concreet een aantal slagen gemaakt kan worden als de Kamer dat wil. Ik zeg met nadruk "kan", want het hangt natuurlijk af van een aantal voorwaarden dat de Kamer wellicht wil stellen.

Ik ga zo meteen op een aantal concrete vragen in. Daaraan voorafgaand zal ik in algemene zin een paar opmerkingen maken. Ik heb drie medewerkers – "vrijwilligers", moet ik eigenlijk zeggen – naast mij zitten, die alle drie zeer goed zijn ingevoerd in zaken omtrent de regionale omroep. Ik wil, met permissie van de Kamer, de heer Schuiteman vragen om in te gaan op de vraag of de regionale omroepen qua digitalisering klaar zijn voor de start die een aantal Kamerleden heeft genoemd, richting Uitzending Gemist et cetera. Je moet ten aanzien van de digitalisering ver zijn, anders kun je de wens wel uiten, maar komt het niet zo ver. Als de Kamer het goedvindt, wil ik de heer Schuiteman deze vraag laten beantwoorden. Hij pakt er wellicht nog een enkel ander punt bij. De heer Harm Edens wil ik vragen om in te gaan op de vraag hoe je jongeren via de regionale omroep kunt bereiken daar waar anderen er kennelijk minder vaak in slagen om deze grote doelgroep te bereiken. Ik wil de heer Edens ook vragen om in te gaan op de specifieke vraag of de regionale omroep in staat is om kwaliteitsprogramma's te maken. Ik weet dat hij dat graag doet. Hij is bij verschillende programma's van de regionale omroep betrokken. Ik denk dat het goed is als hij vanuit zijn specifieke kennis en expertise op deze twee aspecten ingaat.

Ik kom toe aan enkele algemene waarnemingen. Zoals ik al zei, ben ik blij dat er breed draagvlak is voor een sterke positionering van de regionale omroep. Ik heb in de nota die vorig jaar november is verschenen al aangegeven dat de regionale omroep op zeker moment marktleider was en dat ook nog steeds is, een beetje afhankelijk van de provincie en van het platform waarover je spreekt, televisie dan wel radio. De regionale omroep doet het in het algemeen dus goed. Collega Remkes gaf al aan dat er wellicht hier en daar schommelingen zijn. Dat is niet nieuw, dat is altijd al het geval geweest als je kijkt wat er bereikt wordt dan wel wat de kijk- en luistercijfers zijn. In algemene zin kunnen we echter stellen dat de regionale omroep, zeker de televisie, in een beperkt aantal jaren een sterk verankerde positie heeft weten te realiseren. De regionale radio heeft al in een lange reeks van jaren die sterke positie opgebouwd. Dat geldt van Noord-Holland tot Limburg en van Zeeland tot Groningen. In die zin is het beeld, het patroon, redelijk evenwichtig, hoewel je natuurlijk wel per provincie verschillen ziet.

Verschillen zijn er ook in het antwoord op de vraag of regionale omroepen in staat zijn om het hoofd financieel boven water te houden. Ik stel in de nota vast dat een viertal kleinere omroepen, RTV Drenthe, Omroep Zeeland, Omroep Flevoland en Omroep Noord, het inderdaad niet gemakkelijk hebben. Ik meen dat de heer Remkes deze omroepen ook noemde. Het is interessant om te achterhalen wat precies de reden is van het feit dat uitgerekend in kleine provincies de omroepen het lastig hebben. Ik heb bewust Friesland niet genoemd, omdat de regionale omroep in Friesland een ietwat andere positie heeft. Dat heeft te maken met de positie van het Fries als tweede rijkstaal, waarvoor men separaat aanvullend budget krijgt. Het is interessant om te achterhalen waarom in een aantal provincies de regionale omroep het lastig heeft op financieel vlak. Ik ben blij dat de minister aankondigt dat hij een onderzoek wil doen naar de vraag hoe erg dat probleem op dit moment is en – dit is interessant voor de Kamer – wat de oorzaak ervan is. Ik ben ervan overtuigd dat het probleem alles te maken heeft met de verdeelsystematiek van de middelen uit het provinciefonds. Die verdeling is voor een belangrijk deel gerelateerd aan inwoneraantallen per provincie. Ik denk dat je uiteindelijk terechtkomt bij de kernvraag of de regionale omroepen in kleine provincies in verhouding niet te weinig geld krijgen voor het maken van een kwalitatief volwaardig aanbod op radio en televisie.

Deze vraag is heel expliciet gesteld door collega Jasper van Dijk van de SP. Hij vraagt zich af of die regionale omroepen wel in staat zijn om zo'n kwalitatief volwaardig aanbod te maken. Ik ben in de nota die vraag bewust niet ontlopen. Sterker nog, ik heb aangegeven dat wanneer je volmondig "ja" wilt zeggen tegen de vraag of de regionale omroepen voldoende financieel geëquipeerd zijn, je wat mij betreft daarvoor ook extra geld, aanvullende middelen, moet zien vrij te maken. Het bedrag van die aanvullende middelen is door mij, maar ook door anderen, globaal becijferd op 15 mln. Dat bedrag is voor een deel incidenteel, om eenmalig de achterstanden te kunnen inlopen, en voor een deel structureel.

De heerRemkes(VVD)

Ik vrees dat collega Atsma zich nu op glad ijs begeeft. De systematiek van het provinciefonds is immers juist dat niet precies per deeltaak op een rijtje wordt gezet of de bijdrage c.q. de vulling van het provinciefonds de exacte kosten dekt. Als de heer Atsma dat zegt, dan is dat allereerst gericht op de provincies. Dat kan zijn bedoeling zijn, maar gegeven de systematiek in het provinciefonds kan dat nooit precies consequenties hebben voor het Rijk. Ik realiseer mij dat ik nu de minister een beetje help, maar ik probeer altijd reëel te zijn en die opmerking moet mij wel van het hart.

De heerAtsma(CDA)

Daarom ben ik dus erg benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek dat de minister terecht heeft aangekondigd, want tot nu toe blijft het gissen naar de oorzaak. Ik herhaal mijzelf als ik zeg dat het mij niet zou verbazen als het te maken heeft met de verdeelsystematiek. Als het anders is, zullen we dat snel horen, maar pas nadat dat duidelijk is, kun je duidelijk maken hoe je het probleem wilt oplossen.

De heerRemkes(VVD)

Maar dat maakt het verhaal niet beter. Waarschijnlijk is de verdeling onder de regionale omroepen scheef vanuit het oogpunt van gemaakte kosten. Op een totaal ander terrein van overheidszorg zal de schade neerslaan bij andere provincies, maar daarbij is het waarschijnlijk ook scheef. De kracht van zowel het provinciefonds als het Gemeentefonds schuilt in de globale middeling en niet in de benadering per onderdeel.

De heerAtsma(CDA)

Het is dan toch goed om collega Remkes erop te wijzen dat we oorspronkelijk een andere financiering hadden, waarbij een omroeptientje werd geheven. Hij kent die systematiek van de fiscalisering nog wel. Het zou best zo kunnen zijn dat het omroeptientje, dus het bedrag per huishouden, onevenredig slecht uitpakt in provincies die relatief weinig huishoudens tellen. Laat het onderzoek daar maar duidelijkheid over brengen. Ik denk dat dit voor iedereen beter is, want pas dan kun je naar een oplossing zoeken voor dit specifieke probleem van de vier provincies waar regionale omroepen het het lastigst hebben. Die oplossing zal dan wellicht zelfs structureel moeten zijn. Ik kan dat niet beoordelen. De heer Remkes kan dat niet beoordelen. Het is slechts gissen. Het zou mij echter niet verbazen als het te maken heeft met die systematiek.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Atsma zijn betoog vervolgt.

De heerAtsma(CDA)

Wat mij betreft is de financiering van de regionale omroepen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en Rijk. Globaal genomen moet er structureel 12 mln. extra bij om te komen tot een volwaardige en kwalitatief hoogwaardige regionale omroep. Je zou dus op zoek moeten gaan naar dat bedrag: 12 mln. structureel erbij en incidenteel 3 mln. De minister heeft in de begroting voor 2010 overigens structureel al een aantal miljoenen toegezegd. Ik wijs op de bedragen die hij heeft weten vrij te maken via het Mediafonds, het vroegere stimuleringsfonds voor culturele producties. Dat juich ik zeer toe. U allen weet dat. Een aantal jaren geleden ging er nul euro vanuit het stimuleringsfonds naar de regionale omroepen. Vanaf 2011 zal dat globaal tussen de 3,5 mln. en 4 mln. zijn. Dat is bepaald niet weinig, zeker niet in het licht van de bedragen waar ik zojuist over sprak.

Ten aanzien van de vraag hoe je binnen de huidige begroting van mediazaken voldoende middelen kunt vinden voor de regionale omroep, heb ik gewezen op de mogelijkheid om een deel van het programmaversterkingsbudget daarvoor vrij te spelen. Ik heb dat bewust gedaan. De heer Edens kan misschien voorbeelden geven van programma's die in de regio worden gemaakt en die vervolgens zonder probleem landelijk worden uitgezonden en ook uitzendwaardig zijn, sterker nog, een breed publiek weten te trekken. Zo kun je voor dezelfde euro een hoogwaardig kwalitatief product maken dat een breed publiek bereikt en in de regio een functie kan krijgen. Die suggestie heb ik gedaan.

Tegen collega Van Dam zeg ik dat het natuurlijk waar is dat de minister 25 mln. aan bezuinigingen heeft aangekondigd voor de landelijke publieke omroep, maar we hebben het wel over minder meer. Ik doe het even uit mijn hoofd, maar het bedrag dat tot het eind van deze kabinetsperiode voor de landelijke publieke omroep voorzien was, gaat oplopend van 25 mln. structureel naar 100 mln. structureel. De minister heeft aangegeven dat er 25 mln. minder meer naar de landelijke publieke omroep gaat. Dat betekent dat er nog 75 mln. over blijft. Als de Kamer dat zou willen, kan zij proberen enkele miljoenen vrij te spelen voor de regionale omroep.

Daar komt een interessante ontwikkeling bij. U allen weet dat ik een sterk voorstander ben van de introductie van vensterprogrammering, van het inbouwen van een regionaal venster in het landelijk netwerk. Nu heb je om 20.00 uur een journaal en aansluitend daarop zou onmiddellijk in elke regio het eigen regionale journaal kunnen volgen. Als daarvoor gekozen wordt, en ik stel tot mijn genoegen vast dat zowel de regionale als de landelijke omroepen daar vanuit een positieve grondhouding aan willen meewerken en daarover willen meedenken, kun je door die samenwerking misschien zelfs substantieel besparen. Je kunt besparen omdat je 365 dagen keer anderhalf of twee uur regionaal ingevulde programmakosten kunt uitsparen. Kortom, er zijn verschillende mogelijkheden.

De heerVan Dam(PvdA)

Ik geloof niet dat de heer Atsma en ik het heel erg oneens zijn, maar ik wil even peilen hoe dicht we bij elkaar zitten. Mijn indruk is dat de bereidheid om dat soort samenwerking aan te gaan er bij de landelijke publieke omroep gewoon is. Als men dat doet, dan is het goed, volgens mij. Wat zou er aan rijksbeleid bovenop gedaan moeten worden als men die bereidheid toch al heeft?

De heerAtsma(CDA)

In die zin is er in een jaar tijd gelukkig veel ten positieve veranderd, wellicht door het verschijnen van tal van initiatieven en discussies die in de Kamer zijn gevoerd over de regionale omroep en de landelijke publieke omroep. Ik stel ook vast dat de bereidheid er bij de landelijke publieke omroep is. Dat is winst. Ik weet ook dat de regionale omroepen afgelopen week in ROOS-verband die bereidheid hebben uitgesproken. Je kunt dus van één plus één misschien wel drie maken, met alle voordelen van dien. Dat is ook belangrijk in het licht van de discussie die de heer Van Dam terecht aanzwengelt over de vraag of de programma's van een regionale omroep beschikbaar moeten worden gesteld voor Uitzending Gemist en vergelijkbare initiatieven. Wil je dat realiseren, dan is een ding absoluut van belang, namelijk dat ze samen door een deur gaan. Die ene deur staat nu gelukkig open. Ik hoop waarachtig ook dat het gaat lukken. Dat zou echt een doorbraak gaan, wellicht zelfs al met ingang van de nieuwe concessieperiode waar we, naar ik aanneem, in de loop van volgend jaar over gaan spreken. Dat zou een mooi punt zijn.

Ik heb daarmee een aantal vragen van verschillende collega's inmiddels beantwoord.

De voorzitter:

De heer Van Dam heeft nog een vervolgvraag.

De heerVan Dam(PvdA)

Het is mij nog niet duidelijk of de heer Atsma concreet iets wil veranderen in het rijksbeleid of dat hij erop vertrouwt dat men het bij de landelijke publieke omroep op basis van de bereidwilligheid uit eigen beweging zal doen. Dat is namelijk iets heel anders dan 5 mln. bezuinigen op de landelijke publieke omroep om dat beschikbaar te stellen voor de regionale omroep. Dan kom je in een heel andere discussie terecht dan wanneer de landelijke publieke omroep de samenwerking met de regionale steunt, waardoor er samen programma's worden gemaakt, samen wordt gewerkt aan vensterprogrammering en aan innovaties, en succesformules uit de regio worden overgenomen door de landelijke omroep. Ik zou voor het laatste opteren. Dat pakt misschien zelfs nog beter uit dan wanneer je een hekje zet om die 5 mln. Dan weet je namelijk zeker dat het daarmee ook ophoudt.

De heerAtsma(CDA)

Dan stel ik tot mijn genoegen vast dat wij elkaar al heel dicht zijn genaderd. Dat was namelijk ook mijn uitgangspunt: probeer met voldoende middelen in de regio kwalitatief goede programma's te maken die, nadat ze in de regio zijn uitgezonden, de moeite waard zijn om op het landelijk net vertoond te worden. De heer Edens kent ongetwijfeld de voorbeelden daarvan. Ik heb zelf vorig jaar ook een aantal voorbeelden genoemd, inclusief de kijkcijfers die die producties hebben meegebracht. Dan is er dus geen sprake van een bezuiniging, maar breng je geld uit de landelijke publieke pot eerst over naar de regio. Daar worden goede programma's gemaakt, die vervolgens voor 0 cent weer terugkomen bij de landelijke publieke omroep. Dan is er dus twee maal winst. Ik zou daar absoluut voor zijn.

De heer Bosma heeft met betrekking tot de regionale omroep gevraagd wat de effecten zijn op reclame, in het bijzonder die in dagbladen. Zo heb ik althans zijn vraag vertaald. Ik denk dat het alleszins meevalt. Twee weken geleden was er een bijeenkomst van reclamemakers uit heel Nederland, die een- en andermaal hebben bevestigd dat de verdringing van het medium televisie richting de dagbladenmarkt verwaarloosbaar is. Ik ga ervan uit dat dit beeld, als het geldt voor de landelijke dagbladen, ook geldt voor de regionale dagbladen. Sterker nog, ik zou me kunnen voorstellen dat het model van samenwerking, waar de heer Bosma en anderen terecht voor hebben gepleit, teruggrijpt naar de situatie van iets meer dan tien jaar geleden, toen de reclameboodschappen en de advertenties in het algemeen via één bedrijf werden verkocht. Het maakte niet uit of het om dagbladadvertenties ging of om reclamespots voor de regionale omroepen; het zat in dezelfde hand. Op enig moment zijn de omroepen opgestapt uit dat samenwerkingsverband, maar ik zou me goed kunnen voorstellen, juist ook om het risico dat de heer Bosma schetst, dat wij er weer eens serieus naar kijken. Het werkte toen namelijk goed, in goede harmonie zelfs. Wellicht is het een optie om de reclameverkopen te koppelen aan de Ster. Wellicht is dat ook efficiënter dan wat er nu gebeurt. Soms heb je namelijk te maken met landelijke adverteerders en soms met regionale adverteerders. Wat betreft regionale adverteerders stel ik vast dat het acquisitievermogen bij de dagbladen in het algemeen groter is en sterker is ontwikkeld dan bij de omroepen. Misschien kan de samenwerking tot iets moois leiden.

De heerBosma(PVV)

Ik refereerde ook aan een bijeenkomst van de mensen van de nieuwsbladen van een jaar of wat geleden. De heer Atsma was zo vriendelijk om mij daarvoor uit te nodigen. Die mensen klaagden steen en been over de concurrentie van de regionale omroepen. Het geld stroomt ernaartoe, de concurrentie is oneerlijk omdat de bladen niet gesponsord worden door de overheid en de advertentietarieven staan onder druk door de regionale media. De heer Atsma en ik waren samen op die bijeenkomst. Begrijp ik nu goed dat die mensen spoken zagen?

De heerAtsma(CDA)

Ik geloof niet dat er veel verdringing is door de adverteerders op de regionale publieke omroep van de huis-aan-huisbladen en de lokale nieuwsbladen. Ik denk dat het alleszins mee valt. Ik durf die stelling wel te verdedigen. Dat laat onverlet dat de minister heeft aangegeven dat wat hem betreft landelijk wordt bekeken of er sprake is van prijsdumping bij tarieven door Ster en of anderen. Ik kan mij goed voorstellen dat de minister ook dit aspect daarin meeneemt. Het kan namelijk niet zo zijn dat door dumping – dat woord wordt heel snel in de mond genomen – de kranten lokaal, regionaal, provinciaal of landelijk het kind van de rekening worden. Ik geloof daar niet in, maar dat geldt natuurlijk evenzeer voor het effect van dumping ten opzichte van regionale en landelijke commerciële stations. Daar zijn wij het volstrekt over eens. Als dat aan de orde zou zijn, moet je meteen ingrijpen.

De heer Bosma vroeg of de onafhankelijkheid van de regionale omroep voldoende wordt gewaarborgd. Ik vind dat de regionale omroepen niet moeten gaan plussen en minnen aan het noodzakelijke evenwicht dat er moet zijn tussen onafhankelijkheid aan de ene kant een belangrijke financier aan de andere kant. Het commissariaat heeft al aangegeven dat het op dit punt nadere spelregels wil formuleren. Het is goed om daar het Commissariaat voor de Media direct bij in te schakelen. Dat moet niet vanuit provincies worden vormgegeven, lijkt mij.

De heerRemkes(VVD)

Ik schrik even van de term "noodzakelijk evenwicht", die collega Atsma gebruikt. Dat noodzakelijke evenwicht moet volstrekt niet aan de orde zijn. De regionale omroepen zijn inhoudelijk volstrekt onafhankelijk. Provincies dienen zich er inhoudelijk niet mee te bemoeien.

De heerAtsma(CDA)

Dat was ook mijn laatste opmerking. Daarover zijn we het volstrekt met elkaar eens. Ik bemerk in sommige provincies de drang om te sturen of om invloed te willen hebben op wat er binnen de regionale omroepen gebeurt, omdat ze voor een deel aan de geldkraan zitten. Dat kan absoluut niet. Daarom zeg ik: laat het alsjeblieft over aan het Commissariaat voor de Media. Dat kan als geen ander de grenzen bepalen en doet dat gelukkig ook.

De heerBosma(PVV)

Grenzen bepalen, spelregels, Commissariaat voor de Media ... Het is allemaal prachtig en je kunt redactiestatuten schrijven van hier tot Tokio, maar is de heer Atsma bekend met het spreekwoord "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt"?

De heerAtsma(CDA)

Ja, maar ik ken de heer Bosma ook als voldoende ter zake deskundig. Ik ken zijn verleden ook. Het zal geen enkele rol spelen bij de onafhankelijke journalist die actief is binnen de regionale publieke omroep. Het zal geen enkele rol spelen. De heer Bosma weet dat net zo goed als ik. Het is dus eigenlijk een vraag met een bekend antwoord.

Meerdere sprekers hebben gewezen op de frequentie waarop de regionale omroep te vinden is. Alle fracties hebben er zo ongeveer op gewezen dat het nu een zoektocht van hier tot sint-juttemis is om de regionale omroep nog te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat het probleem door de digitalisering alleen maar ingewikkelder is geworden. Door de digitalisering is het aanbod aan tv-zenders op de kabel enorm toegenomen. Dat betekent inderdaad dat je soms tot aan kanaal 800 of hoger moet doorzappen voordat je je eigen regionale zender weer te pakken hebt. Ik ben ervan overtuigd dat dit een van de redenen is waarom de belangstelling voor de regionale televisie in een aantal regio's terugloopt. De heer Van Dam en anderen vroegen of hiervoor iets te organiseren valt en hoe ik dat zou willen doen. Ik denk dat je dit zelfs bij wet kunt organiseren. Je kunt het regelen als je dat zou willen. Ik geef er echter de voorkeur aan dat de minister met de kabelexploitanten om tafel gaat zitten om ervoor te zorgen dat de regionale omroep op kanaal 11 komt. Twee keer een ééntje en je zit op 11. Dat is ideaal. Dan doe je geen geweld aan al die commerciële omroepen die na de publieke omroep op 1 tot en met 10 zitten. Ik vind kanaal 11 een mooie plek voor de regionale omroep. Ik ga dus verder dan wat er nu al op papier is gezet. Ik vind ook dat je dit zou moeten regelen. Binnen de kortste keren moet de regionale omroep op dubbel-één!

De heerBosma(PVV)

Bij wet organiseren? Staatspersbureau? Staatsadvertentiekantoren? Gaat de heer Atsma nu ook onze afstandsbediening nationaliseren? Welke wet wil hij aanpassen opdat RTV Oost op 11 komt te zitten? Gaat hij ook bij mij thuis controleren of ik die zender niet op 31 heb zitten? Hoe moet ik me dit voorstellen?

De heerAtsma(CDA)

Het is maar net hoe je het organiseert en hoe je het bekijkt. Het heeft helemaal niets te maken met een staatsomroep of wat dan ook. Wij spreken volgende week bij de mediabegroting over een aanzet om bij de publieke omroep te komen tot meer invloed voor kijkers. Dat betekent dat je gaat aangeven van welke zenders je in elk geval vindt dat ze aangeboden zouden moeten worden. Wat je in elk geval aangeboden wilt zien, zit wat mij betreft niet in 800-plus. Dat zit in 800-min of zelfs in 100-min. Daar is de heer Bosma zelf bij. Hij is daar misschien niet zo voor. Ik heb zijn opmerking gehoord over de regionale omroepen en ook zijn interruptiedebatje met collega Remkes. De heer Bosma is kennelijk iets minder van de regio en iets minder van hart voor de regionale omroep, maar ik zou hem toch dringend willen adviseren om met een meerderheid van de Kamer mee te denken. Dan kan er op dit punt nog eens iets moois groeien. Zet de regionale omroepen niet in een afgelegen verdomhoekje.

De voorzitter:

De heer Bosma heeft nog een enkele opmerking. Daarna mag de heer Van Dam nog.

De heerBosma(PVV)

Er kan helemaal iets moois groeien als de heer Atsma gewoon antwoord geeft op mijn vraag. Hij wil iets bij wet organiseren. Dan stel ik een heel simpele vraag: welke wet moet dan hoe worden aangepast? Dat is een heel simpele vraag en ik wil een heel simpel antwoord.

De heerAtsma(CDA)

We hebben een aantal wetten waarnaar we zouden kunnen kijken. We zouden kunnen kijken naar de Mediawet in het algemeen, waarin we overigens ook aangeven dat de regionale omroep in het must carrypakket moet zitten. Ik weet bijna zeker dat de heer Bosma daartegen "ja" heeft gezegd. Het is slechts een voorbeeld, maar de heer Bosma is daar ook deelachtig aan. Hij heeft "ja" gezegd. Hij heeft zelfs voorgestemd, met andere collega's. Dat was ook prima. Als je vindt dat een regionale omroep in het must carrypakket zit, dan betekent dat ook dat je daar consequenties aan verbindt, net zoals een aantal collega's "ja" heeft gezegd tegen een amendement waarin wordt gepleit om behalve de regionale zender van de eigen provincie ook de buurtprovincies in de digitale omgeving door te geven. Dat is prima. Het zijn allemaal voorbeelden van wetgeving waar de Kamer een directe rol in heeft gespeeld. Dat kan ook in dit geval. Ik zit liever met de regionale omroep op 11 – ik zeg het nog maar eens – dan op 811. Sterker nog, ik weet soms niet eens hoe ik er moet komen met mijn afstandsbediening, maar dat kan ook liggen aan de afstand tussen Den Haag en Friesland.

De heerVan Dam(PvdA)

De heer Atsma en ik hebben in het verleden al vaker gesproken over de Telecomwet en de Mediawet. Over die wetten gaat het natuurlijk ook. De heer Atsma weet hoe lastig het zelfs al is om überhaupt regels te maken over het digitale pakket, omdat dit volgens Europese regels gewoon helemaal niet mag. Alleen het analoge televisie kijken valt onder datgene wat je mag regelen. Zelfs daarbij kunnen wij niet regelen op welke plek iets zit in het pakket. Dat weet de heer Atsma ook. Laten wij nu niet mensen dingen verkopen waarvan wij weten dat het niet kan, maar laten wij even kijken wat wij wel kunnen doen. Wij kunnen bijvoorbeeld wel gezamenlijk naar die kabelmaatschappijen toe stappen en daarmee het pleidooi van de regionale omroepen kracht bij zetten. Als ik hier in de Kamer kijk, is daar brede steun voor. Volgens mij hebben wij daar veel meer aan dan dat wij nu met elkaar gaan discussiëren over de vraag of het wel of niet in de wet kan. Wij weten immers dat het niet kan.

De heerAtsma(CDA)

Over dat laatste punt kunnen wij nog discussiëren. Ik begon met te zeggen dat ik vind dat dit via een goed gesprek tussen de minister en de kabelexploitanten geregeld zou moeten worden. Dat is natuurlijk het simpelst. Een gesprek tussen de minister en de uitbater van Digitenne is ook niet echt ingewikkeld. Ik ben ervan overtuigd dat als je de goede argumenten hanteert, en laat dan ook vooropgesteld zijn dat het niet om geld gaat, je daarvoor ook een oplossing vindt.

Voorzitter. Mevrouw Van Vroonhoven heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de samenwerking. Daar ben ik al op ingegaan.

Op het punt van de jongeren en digitalisering gaan de heren Schuiteman en Edens in.

Ik kom op het punt van de calamiteitenzender. Met mevrouw Van Vroonhoven ben ik van mening dat de calamiteitenfunctie van de regionale omroep van tien jaar geleden is. Ik zeg dat even zwart-wit. Destijds spraken wij over radio en nu over televisie. Ook ten tijde van het schrijven van de initiatiefnota heb ik nadrukkelijk bepleit om ook het medium televisie te betrekken in de calamiteitenfunctie. Nu, elf maanden later, voeg ik eraan toe dat het platform internet er ook nadrukkelijk aan toegevoegd zou moeten worden. Wat leert de kleine ramp die zich in een van de afgelopen weken in Friesland heeft voltrokken, waarbij salpeterzuur ontsnapte? Door een of andere handige mijnheer of mevrouw is er op de verkeerde knop gedrukt waardoor ineens in heel Friesland alle sirenes af gingen. Het was niet de eerste maandag van de maand, dus ontstond er paniek. Iedereen schakelde onmiddellijk over naar de regionale omroep, zowel radio als televisie. Beide gingen ook in de lucht. De mensen doken echter ook massaal het internet op. Onmiddellijk ging de zaak op zwart door overbelasting. Mijn suggestie aan de deze minister, maar ook aan die van BZK is om heel snel te gaan kijken naar dit punt. Je kunt niet het jongste, het modernste en het efficiëntste medium dat je kunt inzetten bij een calamiteit, laten liggen.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Iedereen dook meteen het internet op, omdat op televisie alleen Fries werd gesproken. Een heleboel mensen wilde gewoon nakijken wat er werd gezegd.

De heerAtsma(CDA)

Ik kan mevrouw Van Vroonhoven zeggen dat ook op het internet diezelfde tweede rijkstaal werd gehanteerd, voor zover de website nog in de lucht was. Veel mensen gingen op internet kijken om vervolgens de signalering op radio en televisie mee te nemen. De teksten op de website zijn overigens in het algemeen ook in het Fries. Ik stel wel vast dat in dit geval de regionale omroep onmiddellijk op tweetaligheid is overgestapt, maar dit heeft wel tot de nodige vragen geleid. Ik vind het ook goed als op BZK eens wordt gekeken naar het antwoord op de vraag hoe daarmee moet worden omgegaan: blijf je de mensen in het Limburgs of in het Fries bedienen of ga je bij een calamiteit over op de eerste rijkstaal? Ik kan mij voorstellen dat je het laatste doet en wellicht ook even kijkt welke consequenties dat heeft.

Voorzitter. De heer Jasper van Dijk heeft een aantal vragen gesteld over met name de financiering in algemene zin. Ik maak daar nog een paar opmerkingen over en die sluiten aan bij een waarneming van collega Van Dam. Er komt voor de regionale omroep globaal genomen 130 mln. uit het provinciefonds. Ik had het in het begin over het vroegere omroeptientje; daar zijn wat plussen bij gekomen. Het provinciefonds heeft dus 130 mln. over voor de regionale omroep. Daarnaast komt uit de reclamemiddelen zo'n 30 mln. Let wel, het bedrag aan eigen middelen is iets hoger dan door collega Van Dam genoemd. Er gaat ongeveer 3 mln. van de provincies naar de regionale omroep. Als je het hebt over de gespreide verantwoordelijkheid en over de aanvullende taken die de regionale omroep zou kunnen en moeten verrichten, is dat aan de magere kant. Als het gaat om de 12 mln. structureel die van het Rijk en de provincies samen zou moeten komen, moet men samen over de brug komen. Het kan dan niet zo zijn dat, even globaal genomen, het Rijk voor 6 mln. staat en de provincies voor niets. Er moet nog even stevig gediscussieerd worden over de vraag hoe je dat kunt organiseren. De liefde mag niet van een kant komen. Ik heb dat ook vanaf het begin aangegeven. Die 12 mln. structureel zou er wel moeten komen en dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

De heer Jasper van Dijk heeft ook gevraagd naar de regionale mediaplatforms. Ik zie dat punt nadrukkelijk als een uitdaging. Zoals wij daar vorige week in het debat over de toekomst van de pers over hebben gesproken, zeg ik met sommigen van de leden dat dit absoluut nauw luistert. Het heeft een toegevoegde waarde als je ziet hoezeer het media-aanbod in de regio onder druk staat. Kranten en krantentitels verdwijnen. Ze zijn in sommige delen van het land zelfs met een zaklantaarntje niet of nauwelijks meer te vinden. In een enkele provincie zijn nog twee dagbladen, maar dan heb je het ook gehad. Ik heb het dan niet over de vraag hoe renderend de dagbladen nog zijn. Vanuit die gezamenlijke aanpak, waar ook gezamenlijke belangen liggen, zou je de aanval moeten zoeken. Ik weet dat daar in regionaledagbladenland ten principale positief op wordt gereageerd. Dat geldt ook voor de regionale omroepen. De minister heeft vorige week gesproken over samenwerking tussen de regionale omroep en de dagbladen en misschien ook met de regionale nieuwsbladen en huis-aan-huisbladen. Dat luistert nauw en vereist tempo. Ik adviseer de Kamer om er bij de minister op aan te dringen dat er snel een clubje voortrekkers in actie komt dat het voorwerk doet van hoe je dat zou moeten organiseren. Er werd gevraagd of de pluriformiteit in de regio daarmee gediend is. Als wij het niet doen, ben ik bang dat wij niet eens meer een discussie hoeven te voeren over de pluriformiteit van het nieuwsaanbod, omdat in sommige delen van het land dan helemaal geen aanbod meer is. Als het dan kiezen tussen twee kwade kwaden is, dan weet ik wel waar ik voor zou kiezen. Ik zou absoluut voor de samenwerking kiezen, omdat die het nog het meeste perspectief biedt. Nogmaals, het luister nauw en ik heb in het begin al aangegeven op welke terreinen je zoal aan samenwerking zou kunnen denken.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb natuurlijk met grote belangstelling geluisterd naar de heer Atsma, maar ik heb toch nog even de vraag wat hij nu zelf in politieke zin gaat doen, of nu, of volgende week bij de mediabegroting, om de oplossing voor het probleem dichterbij te brengen. Daar gaat het uiteindelijk om.

De heerAtsma(CDA)

Wellicht was u even afwezig toen ik op de financiering inging. Ik heb gepleit voor totaal 15 mln. extra, tweemaal 6 mln. structureel.

De heerRemkes(VVD)

Daar was ik bij.

De heerAtsma(CDA)

Bij die tweemaal 6 mln. structureel is nadrukkelijk een verantwoordelijkheid voor de provincies weggelegd. De provincies duiken op dit moment weg en dat spijt mij zeer. Daarnaast heb ik aangegeven dat de minister op dit moment enkele miljoenen extra heeft vrijgemaakt voor de regionale omroep. Daar kan een tandje bij. Als je die brug overgaat, moet je van de provincies, die ook een verantwoordelijkheid hebben, absoluut de garantie hebben dat ook zij die stap willen zetten. Waar haal je dan het geld voor de regionale omroep vandaan, even los van de bezuinigingen en efficiencyslagen die zijn te maken? Daar heeft de heer Remkes terecht opmerkingen over gemaakt. Samenwerking op facilitair gebied tussen Groningen, Drenthe en andere provincies is allemaal prima, maar als je geld zoekt, dan kun je dat ook vinden. Eén aanvliegroute is wellicht iets minder meer naar de landelijke publieke omroep. De andere route kan zijn dat je een paar miljoen uit het programmaversterkingsbudget haalt van de landelijke publieke omroep.

De heerRemkes(VVD)

Dat de heer Atsma daar zo over denkt, weet ik natuurlijk al uit de stukken. Wij denken daar niet verschillend over. Gaat de opsteller van de initiatiefnota volgende week een amendement indienen? Mijn zegen heeft hij; ik ben ook bereid om mee te tekenen.

De heerAtsma(CDA)

Ik ben blij met de extra miljoenen die de minister heeft toegezegd. Ik vind dat die stap gezet kan worden. Misschien moet die wel zo snel mogelijk worden gezet. Je zult echter samen met de provincies de brug over moeten, anders heeft het geen zin. Daar ligt naar mijn mening een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik vind dat wij er dan ook snel naar kunnen kijken. Het gaat immers niet om veel geld. Er is ruimte op de begroting. Via de aanvliegroute vanuit de landelijke publieke omroep, die ik in het begin schetste, is dat geld te vinden. Zij zouden dus mee willen werken, maar dan moet het wel van twee kanten komen. Dat was ook de randvoorwaarde die wij vorig jaar hebben gesteld en die hebben wij dit jaar herhaald. Alle provincies luisteren mee. Zij weten waar zij op dit vlak aan toe zijn.

De voorzitter:

De heer Schuiteman zal nu ingaan op de vragen over de samenwerking op het gebied van digitalisering.

De heerSchuiteman

Voorzitter. Mij is gevraagd of de regionale omroepen klaar zijn voor de digitalisering. Daar wordt bij de regionale omroepen hard aan gewerkt, maar het is wel een langzaam proces. Nieuwe media en internet doe je er niet zomaar bij. Ook radio en televisie moeten dagelijks worden gemaakt. Het is dus iets extra's. Er komen echter mooie impulsen voor. Ik verwacht ook dat het allemaal wat sneller gaat dan wij hoopten en dat ook de kwaliteit beter wordt. Het gaat echter niet alleen om het internet en de website. De regionale omroepen willen vooral ook andere vormen van nieuwe media hebben, zoals video on demand en narrowcastingachtige dingen of mobiele toepassingen. Er is gewoon geld nodig om dat te doen naast de dingen die je nu doet. Anders groeien wij daar nog wel naartoe, maar dan duurt dat gewoon een hele tijd langer. Overal is in ieder geval een basisvoorziening nodig voor techniek. Daar zit geld in, maar het kost natuurlijk ook redactie om op het punt van crossmediale dingen of nieuwe dingen een stap te zetten.

Dan de samenwerking. Je hebt dertien regionale omroepen die al op tal van terreinen onderling samenwerken. Daarbij gaat het niet zozeer om faciliteiten, maar wel om reclame, personeelszaken en nieuwsuitwisseling, bijvoorbeeld samen met de NOS. Op dat gebied gebeurt er best veel. Samenwerking op het gebied van faciliteiten wordt steeds makkelijker doordat alles digitaal is. Door digitale voorzieningen kun je steeds makkelijker werken. Dat is meen ik ook de reden waarom Groningen en Drenthe nu al hebben aangekondigd daar onderzoek naar te gaan doen. Het maakt niet uit in welk systeem wij dan zitten. Ook hierbij geldt natuurlijk dat de journalisten op de plek het werk moeten doen. Zij rijden niet zomaar van Noord-Groningen naar Zuid-Drenthe of van Zuid-Limburg naar West-Brabant heen en weer. Zij zitten echt op hun plekje. Op het vlak van de faciliteiten willen wij het nodige doen. Er valt ook wel wat te winnen, maar ook dat heeft tijd nodig.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Edens, die zal ingaan op de kwalitatieve programmatuur en op de jongeren.

De heerEdens

Voorzitter. Laat ik eerst zeggen dat ik het heel leuk vind om hier als maker van programma's te vertellen wat naar mijn mening het belang van regionale televisie is.

Ik maak vanaf 1984 landelijk radio- en tv-programma's. De laatste drie jaar maak ik programma's bij de Omroep Gelderland. Aanvankelijk werd ik gevraagd om een programma te maken, het programma Pubers. Het was voornamelijk bestemd voor ouders en zou gaan over grote puberproblemen. Van alles – van seks, kapotte scooters, snelheidsovertredingen tot drugs – kwam langs. Terwijl ik dat programma zat te maken werd mij al heel snel duidelijk hoe groot de invloed is van regionale televisie die gemaakt is voor de bevolking die om de omroep heen woont. Je krijgt directe reacties op straat. Alles wat je aanbiedt, krijg je onmiddellijk terug. Ook als het wat minder is, krijg je het snel te horen. Er zijn korte lijnen. Het programma dat wij aanvankelijk maakten voor ouders, werd heel snel opgepikt door de jeugd. Wij kregen heel direct verzoeken, zo van "kun je het daar eens over doen?". In die programma's zat veel "state of the art"-informatie. Het was dus niet alleen een heel nuttig programma, maar het was ook heel dankbaar om het te maken. Je merkt meteen het verschil met Hilversum, waar de lijnen veel langer zijn en de beslissingstrajecten veel onduidelijker zijn. Als je iets wilt, kun je het vrij snel maken en kun je lean-and-mean aan de slag om heel eerlijke televisie, back to the roots, te maken die er ook inhakt bij de doelgroep waarvoor je die maakt.

Een tweede voorbeeld is Harms Hulptroepen. Dit jaar hebben wij dat uitgezonden. Het gaat over maatschappelijke stages voor middelbare scholieren van zowel een lager niveau dan vmbo als van gymnasiumniveau. Daarbij werd heel erg à la Puberruil XL met kruisbestuiven gewerkt. Meisjes op vmbo-niveau met heel lange nagels hebben wij op de Veluwe 48 uur lang struiken laten rukken; gymnasiumklanten gingen naar de drugsopvang in Nijmegen. Het effect was enorm. Allerlei scholen begonnen mij onmiddellijk persoonlijk op te bellen met de vraag of hun school in de volgende serie centraal mocht staan, of hun leerlingen mochten meedoen. Heel direct: het is die school, in jouw provincie. Dat geeft naar mijn gevoel een soort sociale cohesie in je eigen provincie.

Een ander voorbeeld is de vierdaagse. Dat is meteen het andere uiterste van het spectrum: vijf dagen lang het best bekeken evenement dat wij maken. Alleen al in Gelderland trekt dit programma 700.000 kijkers. Ik zal het meteen maar even doorkoppelen naar het landelijke. Uiteindelijk wordt dit programma aan alle provincies aangeboden. Zij nemen dat grotendeels ook over. Uiteindelijk heb je dan een bereik van 2 miljoen kijkers voor één programma. Er wordt echt snoeihard gewerkt bij de regionale omroepen, in ieder geval bij die van mij. Dat is onvoorstelbaar. Wij maken heel lange draaidagen. Eerlijk gezegd, vinden wij dat ook niet erg. Iedereen doet dit met een enorm goed gevoel, met het gevoel dat wat je maakt, heel veel zin heeft.

Kun je kwaliteitsprogramma's maken met zo weinig middelen? Sommige dingen kun je niet maken. Daar moet je heel eerlijk in zijn. Daar hebben wij niet de tijd, de studiofaciliteiten, de lampen of de technieken voor. Dat moet je niet proberen en dat doen wij ook niet. Andere dingen kunnen krap aan, als je dan inderdaad van die beestachtig lange dagen maakt. Draaidagen van 13, 14, 15 uur zijn geen uitzondering. Stiekem zeggen wij dan tegen de techniek: niet verklappen, het mag eigenlijk niet, maar wij doen het toch, want wij zullen het halen. En dan halen wij dat ook. Een voorbeeld hiervan is weer de vierdaagse. De NOS kwam vorig jaar dapper langs om te kijken of er een coproductie in zat. Zij zeiden na letterlijk vijftien minuten: jullie doen alles goed, wij kunnen het hoogstens overnemen, want er is niks meer aan toe te voegen. Dan ben je heel trots met je eigen kleine clubje dat je iets maakt wat de landelijke toets der kritiek kan doorstaan.

De heerRemkes(VVD)

Zou u het acceptabel vinden als de organisatoren van de vierdaagse de rechten om uit te zenden exclusief aan de NOS zouden verkopen?

De heerEdens

Als het daardoor niet meer in Gelderland gemaakt zou mogen worden, zou dat enorm jammer zijn. Het is immers een oer-Gelders ding dat heel erg veel internationale uitstraling heeft; uit Canada en Amerika hebben wij het verzoek gekregen of zij in ons programma mochten. Waarom zou je dat doen als het zo goed gaat en je de lokale en regionale kennis gebruikt om een prachtig programma te maken? Wij komen door onze contacten in Gelderland bij ex-militairen binnen. Wij weten precies waar wij in de provincie moeten zijn. Dat haal je niet zomaar als dat ineens naar de NOS gaat.

De heerRemkes(VVD)

Ik stel de vraag om iets duidelijk te maken. Daar kan Omroep Gelderland weinig aan doen, omdat de organisatie zo'n contract met de NOS afsluit. Daarmee wordt wel een van de wezensbetekenissen van regionale radio en televisie onderuitgehaald. De vraag is dus relevant wat daar op landelijk niveau eventueel aan zou moeten of kunnen gebeuren.

De heerEdens

Ik ga natuurlijk niet over dat soort beslissingen. Jammer genoeg, misschien kan dat nog in de toekomst. Ik zou dat de NOS enorm afraden. Het gebeurt nu goed. SBS en de KRO doen ook een poging, maar wij vinden onszelf toch stiekem veel beter. Waarom zou je dat weghalen bij de regionale omroep als hij dat al heeft opgetuigd en ook laat zien dat hij de landelijke kwaliteitstoets kan doorstaan?

Een ander voorbeeld. "Jonge lui en oude grond" kennen wij allemaal. Dat is een prachtig gemaakt streekdrama dat op den duur, als daar middelen voor zijn, navolging kan vinden. Mensen herkennen zich daar heel erg in. De eerlijkheid in die programma's wordt ook landelijk gewaardeerd. Als de KRO het daarna uitzendt op een rare tijd, wordt er toch weer goed naar gekeken. Dat zijn de dubbelingen die je wel degelijk kunt doen: als wij iets goeds maken, geef het door. Ik geef een heel klein ander voorbeeldje waaruit blijkt hoe het werkt. Iedereen weet waar ik woon. In mijn brievenbus in Zutphen vind ik heel vaak verzoeken: kan dat op de regionale zender? Op landelijk niveau zal dat nooit gebeuren. Je kunt niet iets meenemen naar de TROS of de NCRV, waar ik veel dingen voor doe, maar wel naar TV Gelderland, want dat is van ons. Zo wordt het erg gevoeld.

Nog een ander voorbeeldje van laatst. Ik sta voor de notenwinkel, komen er twee dames op me af: kun jij voor ons iets organiseren, want in China worden kinderen met een hazenlip weggegooid als oud vuil, met name de meisjes. In eerste instantie doe ik daar niks mee en zeg: jongens, organiseer het zelf en dan merk ik het wel. Uiteindelijk zijn ze bij Omroep Gelderland wezen praten. Het kan zijn dat we in het voorjaar, na het inleveren van alle kerstpakketten van de regionaleomroepmedewerkers, met een team van het UMC St Radboud naar China afreizen om een lange documentaire te draaien over dat soort kinderen. Ik kan nu alvast beloven dat dit landelijke kwaliteit wordt. Op zoiets kan ik me enorm verheugen. Het toont aan hoe laagdrempelig een omroep kan zijn, hoe direct het binnenkomt en hoe enorm het de sociale cohesie vergroot. Vele malen meer dan het landelijk lukt. Dat is enorm bevredigend, ook voor mezelf.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Ik maak eerst een paar algemene opmerkingen. Daarna loop ik een paar punten langs die door diverse leden zijn aangeroerd. Ten slotte bekijk ik of er nog opmerkingen van individuele sprekers zijn waaraan ik nog niet was toegekomen.

Laat ik beginnen te zeggen dat ik het belang van regionale televisie zeer groot vind. Er werd zojuist gesproken over een "goeie Groninger" en een "goeie Fries". Ik weet niet of ik goed ben, maar ik ben in ieder geval een Hagenaar, tot mijn achttiende altijd geweest. Zoals Wim Kan ooit zei: Gebôhen en getâugen in duh Haag, en lateâh in Amsteâhrdam weiâh afgetuigd. Dat is ongeveer ook mijn levensverhaal. Dit zeg ik omdat ik vanmiddag bij TV West was, een regionale omroep met een bereik van 2,7 miljoen mensen, waar het programma Haagse Iconen per uitzending 150.000 tot 200.000 kijkers haalt. Het was nu een bijeenkomst ter ere van, volgens mij, de 50e uitzending. Er was ook een dvd-box van gemaakt. Met de maker van het progamma, Fred Zuiderwijk, ben ik ooit door Den Haag gelopen bij het maken van de opnamen. Dan word je nageroepen door de mensen op straat: iconen, iconen! Iedereen kent natuurlijk Haagse Iconen. Dit onderstreept wat de heer Remkes als eerste zei maar door iedereen is gezegd: het belang is niet alleen nieuwsvoorziening. Als dat niet goed in mijn brief stond, is dat bij dezen gecorrigeerd. Het gaat wel degelijk ook om het versterken van de regionale identiteit. Ik ben het ermee eens dat juist in een tijd van globalisering mensen meer behoefte hebben aan regionale binding en daarmee aan culturele regionale identiteit. Het blijkt ook vaak een succesformule te zijn, zoals vorige week bleek in discussie over de kranten. Een krant die bewust kiest voor de regio, zoals Het Parool in Amsterdam, heeft vaak meer succes dan een krant die probeert om na te doen wat andere kranten landelijk al doen. Er is dus een duidelijke behoefte aan regionale of plaatselijke identificatie.

Daarnaast spelen het nieuws en de kritische reflectie daarop natuurlijk ook een grote rol. De regionale radio en televisie hebben daarin een belangrijke rol, temeer omdat de regionale pers behoorlijk onder druk staat. Dat wordt niet volledig goedgemaakt. De regionale gedrukte pers blijft dus een probleem; daarover hebben wij eerder met elkaar gesproken. De regionale omroep speelt daarin een grote rol.

Ik heb dan ook waardering voor de initiatiefnota zoals de heer Atsma die heeft overlegd. Hij heeft gelijk dat hij daarmee het onderwerp nog nadrukkelijker op de agenda heeft gezet. Het lijstje met aanbevelingen zal ik de aanwezigen besparen, maar voor een heel groot deel worden die door de regering overgenomen. Op specifieke punten kom ik zo nog wel terug.

Eén ding wil ik er nadrukkelijk bij zeggen, in het verlengde van wat net is besproken. Per 1 januari 2006 is een nieuwe situatie ontstaan. Er is nadrukkelijk vastgelegd dat de financiering van de lokale omroep loopt via de gemeente, van de regionale omroep via de provincie en van de landelijke omroep via het Rijk. Dat is pas gebeurd nadat de regionale omroepen samen met de organisatie van de provincies, het IPO, het erover eens waren geworden dat het zou moeten gebeuren en met welke financiële verdeelsleutel. Daaronder heeft men handtekeningen gezet en het is vastgelegd. Het bedrag zou vervolgens worden geïndexeerd. Het Commissariaat voor de Media heeft geconstateerd dat het juist is uitgevoerd en dat de bedragen in de loop van de jaren steeds zijn overgemaakt. Het staat ook in de Mediawet dat men dat moet doen en daarin worden ook de minimumvoorwaarden genoemd; de Kamer kent die dus en die zal ik niet herhalen. Ik wil dat ten principale zo houden, totdat de Kamer eventueel zou besluiten dat het geen goed idee is en fundamenteel zou vinden dat die taak niet bij de provincies hoort te liggen. In dat geval moet erover worden gesproken of de taak en het budget terug moeten worden gehaald naar het Rijk. Wat echter niet kan, is dat nadat het budget naar de provincies is gegaan, de provincies samen met de regionale omroepen aankloppen bij het Rijk: wij willen er nog wat bij. Dan gaan dingen door elkaar lopen. Dit moeten wij dus fundamenteel scheiden. Zelfs als ik het anders zou willen, weet ik dat mijn collega's in het kabinet – ik praat natuurlijk altijd automatisch namens het kabinet – dat niet laten gebeuren. Nu het volledig, met budget en al, is gedecentraliseerd, moet de financiële verantwoordelijkheid ook daar liggen.

Er zijn wel een paar kanttekeningen bij te plaatsen. Die marge heeft de heer Atsma in zijn nota natuurlijk buitengewoon goed gevonden; hij heeft zo veel ruimte gezocht als mogelijk. Bijvoorbeeld door erop te wijzen dat als men nu gebruik wil maken van Uitzending Gemist, het redelijk is dat er een landelijke bijdrage wordt geleverd omdat er een landelijke faciliteit is. Daarvoor heb ik 4,5 ton apart gezet. Voor het deponeren bij Beeld en Geluid 3 ton. Voor de achterstand in crossmediale ontwikkeling 2 mln. Het is natuurlijk een beetje zoeken in de marge, omdat je ook kunt zeggen: waarom zag de provincie die crossmediale ontwikkeling niet aankomen? Die verantwoordelijkheid is voor een deel mee gedecentraliseerd. Maar vooruit, dat kan eenmalig gebeuren. Daarnaast heb ik mij er door de Kamer van laten overtuigen dat het voormalige Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties (Stifo), tegenwoordig het Mediafonds, historisch gezien weliswaar was bedoeld voor en is voortgekomen uit de landelijke publieke omroep, maar een apart fonds is waaruit ook de regionale omroep mee kan worden bedeeld. Dat gebeurde al voor 1,6 mln. Dit bedrag hebben wij structureel met 2 mln. opgehoogd, waardoor er uit het fonds van ongeveer 20 mln. nu 3,6 mln. structureel naar de regionale omroep gaat.

Dit alles kan ik nog met droge ogen verdedigen als niet in strijd met de taakverdeling zoals ik die net heb gegeven. Wij hebben de grenzen echter al wel opgezocht. Met andere sprekers constateer ik – de precieze getallen heb ik hier – dat de regionale omroep op basis van wat naar de provincies is gegaan, 132 mln. moet krijgen van die provincies. Dat krijgt men. Daarnaast zouden provincies natuurlijk uit eigener beweging kunnen besluiten dat zij meer doen omdat zij het zo belangrijk vinden. Dat doen zij voor 1,7 mln. Die 132 mln is dus wettelijk verplicht en daarbovenop geven de provincies uit eigener beweging 1,7 mln. Daarnaast wordt er nog wat uit reclame binnengehaald. De provincies doen dus inderdaad niet heel veel meer dan waartoe zij wettelijk verplicht zijn. Ik verwijs toch naar wat de heer Ten Broeke, een collega van de heer Remkes, vorige week zei in een ander debat: het provinciale bestuur is een volledig gelegitimeerde bestuurslaag. Als mensen in een provincie vinden dat hun provinciebestuur er meer aan moet doen, moeten ze bij de volgende verkiezingen stemmen op een partij die dat ook wil. Wij moeten dus niet de taak van de provincie overnemen. De bevoegdheid ligt daar, bij een democratisch gelegitimeerd bestuur. Ik zal er straks nog wat kanttekeningen bij plaatsen, maar dit is mijn algemene punt.

De heerRemkes(VVD)

Ik ben de allerlaatste die daarvan moet worden overtuigd. Mij gaat het erom dat er wel meer decentralisatieoperaties zijn geweest waarbij op een gegeven ogenblik werd teruggeblikt. Ten eerste: is de omvang van de gedecentraliseerde middelenstroom op zichzelf juist? Ten tweede: is de verdeling juist? Daar zijn vele voorbeelden van te noemen. Mijn vraag was: waarom houdt de minister die boot af? Op zichzelf is het redelijk om zoiets te doen. Ik ontken natuurlijk helemaal niet dat een belangrijk voortouw van de hele operatie bij de provincies ligt.

MinisterPlasterk

Daarmee kom ik meteen op de vraag zoals die door diverse leden, onder anderen de heer Van Dam en de heer Atsma, is opgeworpen over mijn bereidheid om onderzoek te doen naar de manier waarop dat geld wordt verdeeld. Ik zal de woordvoerders de inwonersaantallen besparen, maar ik kan mij voorstellen dat een verdeling op basis van alleen die aantallen niet juist is. Er zijn natuurlijk vaste kosten voor bijvoorbeeld een redactie, die voor een kleine provincie relatief zwaarder wegen. Kunnen wij voor die kleine provincies dan niets betekenen? In de nota "Stemmen uit de regio" stelt het CDA, althans de heer Atsma, ook voor om nog eens te kijken wat daar de oorzaak van is. Ik kan mij inderdaad wel voorstellen dat zo'n onderzoek inzicht kan geven in mogelijke oplossingen zoals bijvoorbeeld mogelijke herverdeeleffecten. Is de verdeelsleutel wel een goede? Nu gaat het puur per inwoner. Je kunt er een vaste voet in leggen. Laten wij eerlijk wezen: dat betekent dat de grote provincies er dan iets op achteruitgaan en dat de kleine provincies er iets op vooruitgaan, maar daar kun je over nadenken. Je kunt je ook afvragen of sommige regionale omroepen niet meer reserves hebben dan strikt nodig is, dus of ze niet gewoon wat meer aan de programmering zouden kunnen besteden. Als het IPO, de regionale omroepen en ROOS besluiten dat ze dat willen onderzoeken, dan wil ik zo'n onderzoek met alle plezier ondersteunen. Dat is een andere volgorde dan wanneer ik het zelf laat onderzoeken. We moeten natuurlijk wel bij IPO en ROOS de bereidheid zien om zo'n onderzoek te doen. Ik herhaal dat ik het dan wel wil steunen. Daarmee hebben we meteen het eerste punt besproken.

Misschien nog even ten aanzien van die bestuurlijke verhoudingen, het principiële punt dat ik net maakte. Ik ben er niet voor om dat weer terug te centraliseren, althans dat is nu mijn opvatting. Ik kijk naar de heer Van Dijk die daar geloof ik naar vroeg. Hij zei: stel dat je het er niet mee eens bent hoe het nu gebeurt, zou je dan terug moeten centraliseren? Misschien vroeg u dat ook niet, mijnheer Van Dijk. Dan heb ik naar aanleiding van uw betoog die principiële vraag opgeschreven voor mezelf. In eerste instantie vind ik het toch gewoon een taak van een democratisch gekozen provinciebestuur om daar op een verstandige manier mee om te gaan. De heer Van Dijk vroeg wel: wat gebeurt er als de provincies gaan bezuinigen? Dan zullen zij zich natuurlijk moeten houden aan wat er is vastgelegd in de Mediawet. Als ze daaronder komen te zitten, dan ontstaat er een probleem. Het geld dat daarvoor ter beschikking is gesteld, moeten ze doorgeven en ze moeten de minimale taken overeind houden. Daar zullen wij op toe moeten zien.

De heerJasper van Dijk(SP)

Ik snap de stellingname van de minister en die klopt strikt genomen ook wel, maar dan is de vraag wat je bijvoorbeeld moet met een stelling als: de regionale omroep moet een kwalitatief hoogwaardige programmering bieden. Dat is een landelijke stelling. Wat is die dan nog waard als u hier zegt: wat er ook gebeurt, financieel is de provincie verantwoordelijk? Daar gaan wij hier niet over. Wordt het dan niet een lege huls?

MinisterPlasterk

IPO en ROOS samen hebben gelukkig dat begrip wel ingevuld. Dat bestaat uit een drietal elementen. Ik citeer maar even: de continuïteit in de programmering moet worden gerealiseerd, alle regionale publieke omroepen moeten een crossmediale aanpak gebruiken om zo veel mogelijk mensen te bereiken via televisie, radio en internet en de regionale omroepen moeten als onderdeel van de crossmediale ontwikkeling gebruik kunnen maken van een digitale omroeparchief. Aan het laatste heb ik nu dus ook landelijk een bijdrage geleverd. Dat lijkt mij een praktische invulling.

Die hele verantwoordelijkheid is gedecentraliseerd. In eerste instantie is het aan de regionale omroep en het provinciale bestuur om te kijken of zij vinden dat men zich aan de Mediawet houdt op dit punt. Daar wil ik het in eerste instantie bij laten. Mocht een provincie besluiten om dat geld niet meer ter beschikking te stellen en geen omroep meer te hebben, dan is dat flagrant in strijd met de wet en dan komt er een systeemverantwoordelijkheid in beeld, waaronder ik ook mijn verantwoordelijkheid neem. Maar ik vind dat ik nu niet alle provincies langs moet om te kijken of ik hun programmering wel goed vind. Ik ben het eens met de stelling dat de wet een zachte formulering bevat van wat er moet gebeuren. Juist daarom vind ik echter dat de invulling primair in de provincie moet gebeuren.

De heerJasper van Dijk(SP)

Dat kan ik in principe wel volgen, maar ik vind ook dat wij onszelf niet voor de gek moeten houden. Als wij hier zeggen dat de provincies het eigenlijk moeten regelen, dan kunnen we ook zeggen: we houden nu op en we geven het budget aan de provincies en dan zien we het wel. Volgens mij vinden wij hier echter allemaal dat we uiteindelijk een soort basisnormen stellen. Er moet wel wat geboden worden! Daarom heb ik gevraagd of we daar dan niet jaarlijks iets duidelijker over kunnen zijn. Als de minister nu bijvoorbeeld een hoofdstukje over regionale omroepen opneemt in zijn mediabrief of in de mediabegroting, dan kunnen we daar in ieder geval op ingaan.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Het is toch een dunne lijn. Ik vind het heel goed dat wij hier met elkaar praten. Ik kom zo op de specifieke onderwerpen, waaronder het entameren van meer samenwerking tussen de landelijke omroep en de regionale omroep, de subsidies op het grensvlak tussen regionaal en landelijk, en de vraag waar het Rijk wat aan kan doen. We moeten oppassen dat we niet taken en budget decentraliseren naar de provincies en er vervolgens als Rijk met onze vingers voortdurend in gaan zitten, om te bezien of ze het wel goed doen naar onze smaak. Ik wil proberen dat op afstand te blijven doen. Nogmaals, als u echt zou vinden – ik vind dat niet – dat men er een potje van maakt, dat men het niet goed genoeg doet, dan moeten we de taken en het budget terughalen.

Laten wij eerst maar eens naar een vrolijk onderwerp gaan, de keuzepositie op de kabel. Ik hoorde net al de suggestie 2 keer 1 is 11 van Harm Edens, met wie ik al jaren het programma "De Leraar van het Jaar" mag maken. 2 keer 1 is 11. Diverse leden hebben aangedrongen op een betere positie. De heer Remkes heeft zelf al gewapperd met een motie. Ik vraag mij ten eerste af of je dan niet tegen Europese regelgeving ingaat. Ik vraag mij ook af of je zoiets nu echt bij wet moet regelen. Moeten wij nu echt een wet gaan maken over waar de regionale omroep op je keuzelijst zit? Dat vind ik ver gaan.

Ik denk ook dat het niet nodig is. Laat ik nu allereerst de Kamer toezeggen dat ik met de kabelmaatschappijen en met Digitenne een gesprek hierover zal aangaan. Ik zal dat persoonlijk doen en ik zal zeggen dat de Kamer een goede plaats zeer op prijs zou stellen. Ik vind 11 een goed idee, maar laten we vragen om een vergelijkbare plek. De Kamer gaat over haar eigen plannen, maar mocht zij van plan zijn – ik durf het te zeggen omdat de heer Remkes erover begon – een motie in te dienen, waarin de Kamer de uitspraak ondersteunt dat men dat wenselijk vindt, dan neem ik die motie mee in mijn binnenzak, ga ermee naar de regionale omroep en zeg: luister nou eens, de hele Kamer of in ieder geval een heleboel partijen vinden dit een belangrijke wens. Dan zou ik het gek vinden als men daar niet naar luistert.

De heerRemkes(VVD)

Ik vermag de wetgever in dezen geen specifieke positie te geven, in tegenstelling tot de suggestie van collega Atsma. Ik vind dat de wetgever hier niet in beeld komt. Dit zal inderdaad via overleg geregeld moeten worden.

MinisterPlasterk

Nou, dan zijn wij het op dat punt eens. Ik beschouw dat als een aansporing om dat te doen. Mocht de Kamer dat nog verder willen ondersteunen met een Kameruitspraak, dan kunnen we kijken of dat helpt.

De heerJasper van Dijk(SP)

Stelt u zich nu voor dat de kabelaars zeggen: we bieden plaats 30. Wat zegt u dan?

MinisterPlasterk

Wij zijn hier niet op de vismarkt, zeg ik dan tegen de kabelaars.

De heerJasper van Dijk(SP)

Nee, maar dit is geen willekeurig voorbeeld. Er is een grote kans dat zij dit zeggen.

MinisterPlasterk

Laat ik het zo zeggen: ik denk dat het voor de kabelaars ook interessant is om enige goodwill te houden in de politiek. Dus als wij vanuit de politiek zeggen: we zouden het fijn vinden als die zenders laag staan, dan is dat toch helder. Laten wij nu maar even kijken wat er kan en waar er ruimte zit. Ik wil hier geen voorschot nemen op het goede gesprek dat wij gaan voeren.

Over de vier kleine omroepen heb ik het eigenlijk in het algemene deel al gehad. Ik ben bereid om daar onderzoek naar te ondersteunen wanneer de regionale omroep en het IPO dat een goed idee vinden.

Dan ga ik in op de calamiteitenzender. Ik heb nog even opgezocht wat salpeterzuur in het Fries is. Dat is salpetersoer. Wat er kennelijk op Omroep Fryslân is uitgezonden, is: "Bij in steuring by Friesland Coperco Dairy Foods yn Ljouwert is tongersdeitemoar n betiid salpetersoer frijkaam." Ik doe mijn best. Ik kan mij voorstellen dat mensen die geen Fries praten, dan denken: wat is daar nu vrijgekomen? Salpetersoer? Ik denk inderdaad dat het verstandig is om zoiets in de eerste rijkstaal te doen en niet in Papiaments, Engels of Fries, de andere drie wettelijk vastgelegde rijkstalen. Maar dit is echt een gesprek dat moet plaatsvinden met de collega die gaat over veiligheid, de minister van BZK. Nu is het zo dat de rampenzender radio 1 is en de regionale radio. De vraag is of internet voldoende capaciteit heeft en misschien ook of de regionale televisie daar niet een rol in moet spelen. Als je dat wilt, dan zit daar natuurlijk ook een budgetkant aan. Dan moet dat door de mensen die over de veiligheid gaan, worden afgewogen tegen andere manieren om de veiligheid te garanderen. Dus ik denk dat dit toch een gesprek is om met de collega's van BZK te voeren.

Ik wil toezeggen dat ik bij de collega daarvoor specifiek aandacht zal vragen en zeggen dat dit in dit debat aan de orde is geweest.

Er is gesproken over de vensterprogrammering. Dat ondersteun ik. Ik weet ook dat die gesprekken tussen de regionale omroep en de landelijke publieke omroep lopen. Dat kan naar ik heb begrepen twee kanten opgaan. De ene kant is dat landelijke nieuws op de regionale zender wordt uitgezonden. Van 18.00 uur tot 18.30 uur is het landelijke nieuws, daarna sluit het regionale nieuws aan. Maar je kunt het ook omgekeerd doen. Als je ergens in de provincie Drenthe woont, krijg je dan op de landelijke netten eerst het landelijke nieuws en daarna een halfuur regionaal nieuws. Dan is het dus per provincie verschillend hoe dat blokje wordt ingevuld. Dat zou ook nog wel eens tot synergie kunnen leiden, want in feite wordt dan een stukje zendtijd van de landelijke netten regionaal ingevuld. Dus ik denk dat het goed is dat dit wordt onderzocht. Ik heb het ook al met de voorzitter van de landelijke publieke omroep besproken en ik weet dat hij hiermee actief bezig is. Dat juich ik toe.

Dat geldt ook voor andere vormen van samenwerking tussen de landelijke en de regionale omroep, bijvoorbeeld op het gebied van de radionieuwscentrale, om dat eens voor de omroep te verkennen.

Dan is er nog door diverse leden – kennelijk is er iemand actief geweest – verwezen naar de casus van het bedrijf Sofita Groep bv in Drenthe, dat zich beconcurreerd voelt door de plaatselijke publieke omroep. Daar kan ik een lang antwoord op geven, maar het korte antwoord is dat dit het geval is. Dat gesprek hebben wij met de heer Remkes ook voor de landelijke publieke omroep gehad. Een publieke voorziening beïnvloedt natuurlijk de markt in zijn algemeenheid voor een private partner die hetzelfde doet, zoals de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) natuurlijk concurrentie ondervindt van het publiek gefinancierde openbaar onderwijs, en zoals de commerciële televisie – RTL, SBS6 – natuurlijk concurrentie ondervindt van de publieke omroep. Om die reden kun je er ook niet voor kiezen, maar de regering kiest er wel voor. Dat geldt in principe regionaal ook. De regionale omroep is publiek gefinancierd en heeft daardoor natuurlijk concurrentievoordeel.

Het onderwerp werd aangesneden van de coproducties. Wij hebben in het kabinet uiteindelijk besloten om niet langer coproducties mogelijk te maken. Dat is primair een besluit van de Rijksvoorlichtingsdienst. Wij hebben besloten dat wij vinden dat het voorlichtingsbeleid toch te veel door het mediabeleid heen gaat lopen als dat op die manier gebeurt. Dat betekent daarmee ook dat het een rijksbesluit is, dus dat de provincies zelf moeten besluiten of zij coproducties op diezelfde manier onacceptabel vinden als wij dat hier vinden. Daar wil ik vanuit het Rijk buiten blijven. Het is een gezamenlijk besluit geweest van het kabinet, waarbij het voortouw lag bij de portefeuillehouder voor de Rijksvoorlichtingsdienst, namelijk de minister-president. Ik ben als minister, verantwoordelijk voor de publieke omroep, ermee akkoord gegaan dat wij dit voortaan hebben uitgesloten. Dat is de volgorde. De logica ervan is dan ook dat het niet aan mij is om uit te sluiten hoe hiermee regionaal wordt omgegaan.

De heerVan Dam(PvdA)

Ik snap dat er geen nationale regels voor zijn en dat dat ook eigenlijk niet kan, maar de vraag is wel in hoeverre nu de redactionele onafhankelijkheid van de regionale omroepen is gewaarborgd. Ik herinner mij nog goed dat wij hier een paar jaar geleden een regionale omroep hadden die vertelde dat de provincie hem had gevraagd om een programma te maken over het welzijnsbeleid van de provincie, en bij voorkeur positief. Dat is ook niet helemaal de bedoeling, lijkt mij zo, om het maar met een understatement te zeggen.

MinisterPlasterk

Ik ben het daarmee eens. Dat is niet alleen niet helemaal de bedoeling, dat is natuurlijk totaal niet de bedoeling. Men mag verwachten dat het bestuur van de provincies dezelfde constitutionele opvatting heeft als wij op rijksniveau hebben, namelijk dat je echt inhoudelijk totale afstand moet hebben van wat er gebeurt bij de publieke omroep. Ik denk dat dat ook in principe overal gebeurt, maar kennelijk is dat misschien een keer misgegaan.

De punten van de heer Remkes heb ik allemaal besproken.

Op het punt van de heer Bosma, met name over de concurrentievervalsing, heb ik zojuist antwoord gegeven.

Ik kom bij een aantal punten van mevrouw Van Vroonhoven waar ik nog niet aan toe kwam. Meer jongeren aantrekken voor de regionale omroep lijkt mij een uitstekende doelstelling. Mijn buurman doet dat in Gelderland. Ik had de indruk dat verschillende regionale omroepen dat ook wel doen. Ik kom ze op veel plekken tegen waar duidelijk geprogrammeerd wordt voor jongeren door jongeren, of het nu gaat om onderwijs of om culturele activiteiten. Dat is waar ik toevallig kom. Het zal voor andere portefeuilles ook gelden. Dat is zeker niet alleen maar gericht op de oudere medemens, dus ik geloof dat men dit wel scherp voor ogen heeft.

Mevrouw Van Vroonhoven vroeg aandacht voor Beeld en Geluid. Ik heb al gezegd dat ik hiervoor € 300.000 beschikbaar heb gesteld om daar een archiveringssysteem te maken voor externe partijen, zoals de regionale omroepen. Op initiatief van uitzendinggemist.nl stel ik € 450.000 beschikbaar voor de ontwikkeling van een gezamenlijke dienst. Dit is eigenlijk een uitvloeisel van de nota van de heer Atsma. Het gaat om de ontwikkeling van een gezamenlijk content management system. Daar is geen woord Fries bij.

De heer Jasper van Dijk vroeg naar de rol van de regionale omroep in de regionale mediacentra. Ik zie grote voordelen in de samenwerking tussen de regionale omroep en bijvoorbeeld de lokale en de regionale pers. De commissie-Brinkman is ook met een voorstel gekomen om virtuele of fysieke regionale mediacentra te vormen. Ik wil daarmee aan de slag. De invulling daarvan moeten wij nog wel gaan bekijken. Die moeten partijen lokaal ook gaan bekijken. Wij zullen zien of er wettelijke belemmeringen zijn. Ik heb al de bereidheid getoond om zo nodig de Mediawet 2008 aan te passen als zou blijken dat die dat in de weg staat.

De digitale expertise ter beschikking stellen van de regionale omroep vind ik een interessante gedachte. Daar is net ook al iets over gezegd. Ik denk dat het primair aan de landelijke publieke omroep en de regionale omroepen is om samen te inventariseren of daarbij nog meer kan, bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van applicaties. Ik zeg u toe dat ik dat in het volgende overleg met de voorzitter van de publieke omroep zal agenderen om te zien wat er op dit punt gebeurt en wat er nog meer zou kunnen gebeuren.

Ik kom bij de vraag of de regionale omroepen kunnen meedingen naar het stimuleringsfonds. Wij hebben inmiddels twee stimuleringsfondsen, te weten het Stimuleringsfonds voor de Pers – waarvoor wij vorige week op suggestie van de Kamer van de 25% minimaal voor de regio 50% hebben gemaakt, dat is natuurlijk altijd samen met de geschreven pers – en daarnaast het stimuleringsfonds dat tegenwoordig het Mediafonds heet. Ik heb u zojuist gezegd dat daaruit 3,6 mln. gereserveerd is voor de regionale omroep.

De heer Schuiteman heeft gesproken over het geïntegreerd produceren voor regionale en landelijke omroep. Bij de Omroep Flevoland, maar bijvoorbeeld ook bij de BBC Oxford wordt dat gedaan. Er wordt dus inderdaad een nieuwsitem gemaakt door dezelfde redacteur die dat doet voor radio, televisie, teletekst, headlines, internet et cetera. Dus bij elk nieuw medium wordt niet een nieuwe, mediumspecifieke redactie gevormd, maar wordt slechts aangepast naar de manier waarop het wordt ingepast en uitgezonden. Dat is efficiënt. Ik benadruk dat omdat ik niet de indruk wil wekken dat wij nu naast de media die wij al hebben weer een nieuwe redactie in het leven gaan roepen. Het moet juist meerwaarde opleveren en efficiencywinst.

Naar aanleiding van de discussie die zojuist ontstond over de regionale programma's en de vraag of dat landelijk zou moeten gebeuren, denk ik inderdaad dat wat goed is, goed moet blijven. Dus er is op zichzelf geen enkele reden om hieraan te gaan sjorren. Ik denk ook niet dat wij naar een soort omgekeerde subsidiariteit zouden moeten, dus dat de landelijke omroep zich niet met alles wat regionaal is zou mogen bezighouden. Veel van de schatten van het land zitten in de regio. Als de landelijke omroep iets over het skûtsjesilen wil maken, waarom niet? Dit zeg ik als kanttekening hierbij, opdat er geen misverstand ontstaat.

De heer Jasper van Dijk vroeg mij om een toezegging om niet te bezuinigen op de regionale omroep. Dat kan ik in die zin vrij gemakkelijk toezeggen omdat natuurlijk het leeuwendeel daarvan zit bij de provincies, die hun verplichtingen op dat punt moeten waarmaken. Ik heb net over de wettelijke verplichtingen gesproken. Ik hoop dat er geen grote Kamermeerderheden ontstaan die voortdurend alles willen heroverwegen in deze sector. De 2 mln. die ik nu aan het Mediafonds heb toegevoegd, komen natuurlijk uit het budget voor de media.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's om te zien of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Dat is het geval, want ik zie de heer Remkes zijn microfoon aanzetten.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Laat ik beginnen om collega Atsma te complimenteren met het uitbrengen van deze nota. In eerste termijn had ik dit nagelaten. Mijn complimenten zijn oprecht gemeend. Het onderwerp staat weer eens op de agenda, dat is de toegevoegde waarde van deze nota.

Vooral naar aanleiding van het antwoord van de minister heb ik een paar opmerkingen. De minister zegt dat het bestaan van regionale omroepen niet mag verhinderen dat ook de landelijke publieke omroep zich met dingen in de regio bemoeit. Op zichzelf ben ik het daarmee eens. Het verschil van mening spitst zich toe op het volgende. Het is wel heel gek als er contracten worden gesloten volgens welke uitsluitend de landelijke publieke omroep verslag doet van regionale gebeurtenissen. Het zou heel gek zijn – dit voorbeeld is volgens mij nog niet over tafel gegaan – als van de mogelijk en hopelijk binnenkort te houden Elfstedentocht de NOS verslag doet en radio en tv Fryslân dat niet kunnen doen. Dat type contracten mag wat mij betreft niet gesloten worden.

Het volgende punt betreft de concurrentieverhoudingen op regionaal niveau. Wat voor de landelijke publieke omroep geldt, dient wat mij betreft ook te gelden voor een regionale omroep. Dat ben ik met collega Bosma eens. Ik vind een fatsoenlijke toets om concurrentieverstoring te voorkomen alleszins redelijk, maar dit moet niet door de minister georganiseerd worden, maar regionaal. Dit past immers in de bestuurlijke verhouding.

Kennelijk is er geen verschil van mening over de rampenzender. Het onderwerp dreigt een beetje heen en weer te pingpongen. Ik zou het op prijs stellen als de minister van BZK en de minister van OCW de Kamer binnen afzienbare tijd informeren over de uitkomst van het overleg tussen hen beiden op dit punt. Het thema als zodanig mag niet wegvallen omdat twee departementen naar elkaar verwijzen. Ik zeg niet dat dit aan de orde is, maar dit is precies de reden dat ik het formuleer zoals ik het formuleer.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Dat was precies de reden dat wij de antwoorden op de vraag van de heer Atsma zo graag hadden ontvangen voor vandaag. Dan zouden beide bewindspersonen op dit punt gezamenlijk hun antwoord hebben geformuleerd.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb ook geconstateerd dat dit nog niet het geval is. Dat is precies de reden dat ik zeg wat ik zeg.

Dan kom ik op de plaatskeuze voor de regionale zenders in het digitale pakket. Als de minister mij toezegt dat hij in het overleg dat hij voert met de kabelaars en Digitenne ernaar streeft om de regionale zenders direct na de landelijk publieke en commerciële omroepen geplaatst te krijgen en dat hij de Kamer hierover informeert, ben ik voor dit ogenblik tevreden. Aan overbodige moties hebben wij ook niets.

De basisvraag is wat mij betreft de volgende. De nota van collega Atsma bevat een aantal stevige teksten. Ik ben benieuwd wat hij volgende week bij de begrotingsbehandeling gaat voorstellen. Ik constateer dat noch de initiatiefnemer, noch de fractiewoordvoerder van het CDA de hooggespannen verwachtingen in politieke termen waarmaakt. Met de lijn van de minister ben ik het op zich eens. Hij is bereid om een onderzoek van ROOS en het IPO te steunen en – dat neem ik tenminste aan – waar mogelijk en nodig te faciliteren. Ik vind dit belangrijk. Ik ga ervan uit dat in dit onderzoek naar herverdeling de vraag meegenomen wordt welke schaalvoordelen facilitaire samenwerking kan opleveren. In bestuurlijke zin ben ik het met de minister eens dat hier best enige druk op uitgeoefend mag worden. Zo is het helemaal geen schande om in Zuid-Holland te onderzoeken wat de synergievoordelen zijn als Rijnmond met West tot samenwerking zou komen. Dit heeft zo zijn eigen historische achtergronden, nog uit de tijd van het Samenwerkingsverband Rijnmond. Het kan best zinnig zijn om hier eens taboeloos naar te kijken. Daar ligt wat mij betreft dus een belangrijke verantwoordelijkheid. Deze ligt er ook bij de provincies. Als de minister zegt dat deze verantwoordelijkheid tot dusver wellicht wat mager is ingevuld, deel ik deze opvatting. De minister kan zijn handen er echter niet helemaal van aftrekken. Daarom zeg ik ook dat ik het op prijs stel als dit gebeurt. Stel dat dit at the end een paar miljoen extra kost. Naar ik begrepen heb, gaat het bij de echt kleine omroepen in totaal om een bedrag van 3,1 mln. Ik kan mij voorstellen dat hiervoor financieel maatwerk geleverd wordt. Je kunt hierbij denken aan het financieel stimuleren van samenwerking.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

De heer Remkes insinueert dat de CDA-fractie grote woorden gebruikt die zij niet waarmaakt. Ik herken in deze woorden het "CDA-bashen" dat ik ook bij andere VVD-woordvoerders beluister. Het gaat in dit geval om een initiatiefnota van een collega van CDA-huize. Deze collega heeft wel zijn nek uitgestoken. Ik wil de heer Remkes vragen om een en ander preciezer te maken. Immers, als er iets concreet is, is dit het wel.

De heerRemkes(VVD)

Dit is uitlokking. Als ik de collega van het CDA was, had ik de vraag niet gesteld. Ik heb er al aan gerefereerd. De nota van collega Atsma bevat de kop: CDA wil 15 mln. extra voor regionale omroep. Dat is de kop. Neem mij niet kwalijk, ik heb bij de behandeling van én de begroting 2009 én de begroting 2008 een amendement ingediend om 5 mln. extra aan de regionale omroep ter beschikking te stellen, met als achtergrond dat op deze manier cofinanciering ontstaat richting provincies. Dit staat overigens ook in de toelichting op de amendementen. Het gaat hierbij dus om precies dezelfde gedachtegang als de gedachtegang die de heer Atsma had. Ik ben geen professionele CDA-basher, dan kent u mij niet; steek dat in uw zak, mevrouw Van Vroonhoven. Ik constateer dat het CDA tot twee keer toe niet levert en ik constateer nu dat er niet aangekondigd wordt dat er bij de begrotingsbehandeling van volgende week een amendement wordt ingediend. Dan blijf ik een beetje verweesd achter met mijn wens en probeer ik een paar suggesties te doen om er nog wel iets van te maken. Dat is, collega, de achtergrond van mijn opmerkingen. Ik zou het liever anders zien. Ik ben bereid om te functioneren als tweede ondertekenaar van een amendement-Atsma om volgende week wat extra te doen voor de regionale omroep. Ik heb hiertoe inmiddels ruimte van mijn fractie gekregen. De bal ligt helemaal bij het CDA.

De voorzitter:

Hiermee lijkt de vraag van mevrouw Van Vroonhoven ampel beantwoord. Ik stel voor dat zij aan haar tweede termijn begint.

MevrouwVan Vroonhoven-Kok(CDA)

Voorzitter. Ik begrijp meteen de woorden van de heer Remkes: het moet op zijn manier en niet anders.

Dank aan alle personen aan de andere kant van de tafel die ons geantwoord hebben. De regionale omroep is even in het zonnetje gezet en dat was ook nodig.

Ik wil nog heel even terug naar de verbreding van de doelgroepen. Dat is een belangrijk punt. De heer Edens heeft terecht aangegeven dat deze verbreding in de praktijk gebeurt. Er kan echter nog wel meer gebeuren. In mijn eerste termijn heb ik verzuimd hier nog een vraag over te stellen. De heer Edens zegt dat zijn omroep programma's maakt voor een brede doelgroep jongeren. Dat is oké, maar in hoeverre kunnen jongeren ook actief input leveren? Wordt daar ook naar gekeken?

Ik ben blij dat de minister de zappende burger een beetje tegemoet wil komen. De heer Remkes had een zeer sympathieke motie voorbereid, maar de woorden van de minister komen zo aan mijn wens tegemoet, dat het belangrijk is om eerst te kijken waar het overleg zal uitkomen.

Voor de rest zijn mijn vragen goed beantwoord.

De heerJasper van Dijk(SP)

Voorzitter. Ik houd het heel kort. Dank voor de beantwoording.

Het blijft spannend: de verantwoordelijkheidsverdeling tussen landelijk en regionaal en provinciaal blijft een beetje wringen. Daarom heb ik een, volgens mij heel bescheiden suggestie gedaan, door de minister te vragen om in zijn mediabegroting jaarlijks een update te geven van de stand van zaken rond de regionale omroep.

Ik ben heel blij met de toezegging dat er geen bezuinigingen komen. We zullen het doorgeven aan de provincies. De financiering van de prachtige plannen van het CDA wordt een cliffhanger! We zullen maandag zien hoe die afloopt.

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. De minister vroeg zo-even: de Kamer wil toch niet de nieuwe verdeling van de verantwoordelijkheden terugtrekken? Het begint er een beetje op te lijken dat dit de discussie zou moeten worden, dat de enige optie die overblijft als de provincies niet zelf vrijwillig over de brug komen, is dat we het inderdaad terughalen en dat wij zorgen dat de provincies uiteindelijk toch betalen. Laten we het debat niet op die manier afronden. Volgens mij is wel een van de belangrijkste conclusies dat de provincies wel eens over de brug mogen komen. Er werd gezegd dat ze niet gaan bezuinigen, maar ze kunnen ook nauwelijks bezuinigen, want ze zitten nauwelijks boven wat ze minimaal wettelijk horen uit te geven aan de regionale omroep.

Toen het ging over de kleine omroepen zei de minister dat als IPO en ROOS een onderzoek willen, hij bereid is om daaraan bij te dragen. Het gaat daarbij onder andere om de vraag of de kostenverdeling over de provincies wel de juiste is. Zo formuleerde de minister het ook. Ik kan mij goed voorstellen dat grote provincies niet snel zullen zitten te springen om een onderzoek naar dat soort vragen. Als de minister het zo formuleert, is de vraag dus of dat onderzoek er wel komt. Als we het laten afhangen van de vraag of het IPO, dus alle provincies tezamen, zo'n onderzoek wil ... Die provincies zijn heel solidair als ze met zijn allen in Den Haag om geld komen vragen, maar anders niet. De lat wordt dus misschien iets te hoog gelegd. Ik zou het goedvinden als zo'n onderzoek er daadwerkelijk komt, en dat dit niet afhangt van de vraag of de grotere provincies bereid zijn om eraan mee te doen.

In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat ik de lijn van de minister in het algemeen steun. De minister zegt dat hij vragen over samenwerkingsmogelijkheden en de vraag of de innovaties die de landelijke publieke omroep maakt ook door de regionale omroep gebruikt kunnen worden, zal aankaarten in het volgende gesprek met de voorzitter van de raad van bestuur van de NPO. Wanneer hoort de Kamer daar concreet iets over? Laten we de vinger aan de pols houden. Bovendien vind ik het ook een principezaak. Waarom zou de publieke omroep alleen voor zichzelf dingen ontwikkelen, als er ook elders in de publieke sfeer partijen zijn die er gebruik van kunnen maken? Ik vind dat het principe gewoon hoort te zijn dat dit soort dingen beschikbaar wordt gesteld. We hebben zelfs al discussie gehad of bepaalde dingen ook niet beschikbaar kunnen worden gesteld aan marktpartijen. Het gaat er immers om dat de publieke omroep een aanjaagfunctie op het gebied van innovatie kan vervullen. Ook wat dit betreft, mag het van mij dus wel wat steviger.

Tegen de heer Atsma zeg ik dat ik de indruk heb dat we uiteindelijk toch op hetzelfde spoor zitten en dat we het beide zoeken in meer samenwerking en meer bereidheid vanuit de landelijke publieke omroep om meer met de regionale omroep te doen. Daar ben ik blij om. Laten we samen de vinger aan de pols houden, zodat het ook daadwerkelijk gebeurt.

De heerAtsma

Voorzitter, ik kan kort zijn omdat er geen concrete vragen aan mij zijn gesteld. Er zijn slechts enkele opmerkingen gemaakt, die ik alleen maar kan onderschrijven, zeker de laatste opmerking van collega Van Dam. Uiteindelijk ligt daar inderdaad een belangrijk winstpunt. Op het moment dat de landelijke publieke omroep de overtuiging heeft dat intensieve samenwerking met de regionale omroepen meerwaarde heeft voor beide partijen, is de discussie over het beschikbaar stellen van een deel van het landelijk programmabudget helemaal niet ingewikkeld. Ik zeg het nog maar eens een keer, ook tegen collega Remkes. Ik heb dit eerder aangegeven en ik blijf mezelf herhalen, omdat ik denk dat daar de winst te behalen is.

Er is gezegd dat we moeten kijken wat de minister op dit punt aan geld heeft toegezegd. Het gaat structureel om enkele miljoenen. De minister heeft het net nog een keer herhaald. Ik wil de exacte bedragen nog wel eens op een rij zetten, als dat op prijs wordt gesteld. Ik stel wel vast, met collega Van Dam en anderen, dat er een jaar geleden nog werd gesproken over de matching van het geld, dus het verdubbelen van de middelen uit de regio, maar dat daar nu niet of nauwelijks meer sprake van is. Dat is buitengewoon jammer. Dit laat onverlet dat de ambitie moet zijn dat die 15 mln. er komt en dat er een belangrijke aanzet is gegeven in de voorstellen en de toezeggingen die tot nu toe zijn gedaan. Dat stemt mij hoopvol voor de komende jaren.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb een vraag over het programmaversterkingsbudget. Het is wat mij betreft ook om het even: of linksom of rechtsom. Ik herinner mij echter dat de minister heeft gezegd dat het programmaversterkingsbudget daar niet voor is bedoeld. Ik zou het op prijs stellen als de minister daarop in zou willen gaan. De minister heeft de deur dichtgehouden. Dan moeten we daar toch een oplossing voor zoeken?

De heerAtsma

Dat deel ik met u. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat wanneer vanuit Hilversum wordt gezegd dat daar mogelijkheden zijn voor die vormen van samenwerking - en waarom zou dat niet het geval kunnen zijn, zeker nu men zelf de luiken en vensters openzet – dat alleszins bespreekbaar moet zijn, zonder dat men tegenover elkaar staat. Men moet naast elkaar blijven staan. Ik voeg er nog aan toe dat dit ook geldt voor de toezegging die is gedaan met betrekking tot Beeld en Geluid. De regionale omroepen zitten te springen om goede archivering. Ik ben blij met het geld dat de minister beschikbaar stelt voor een eerste aanzet. Mijn stelling was, is en blijft dat ten aanzien van de algemene publieke financiering van een publiek instituut als Beeld en Geluid er natuurlijk ook verantwoordelijkheid ligt bij de regio's.

Collega Remkes en anderen hebben opmerkingen gemaakt dat evenementen beschikbaar moeten worden gesteld aan en bereikbaar moeten zijn voor regionale omroepen, als die evenementen plaatsvinden zoals ze plaatsvonden in de Oostvaardersplassen. Ik ben het daarmee natuurlijk volstrekt eens. Gelukkig kan ik uit eigen ervaring verzekeren dat voor de Elfstedentocht die borging veilig is gesteld en zeker is. Dit nog afgezien van het feit dat de volgende Elfstedentocht iedere dag een dag dichterbij komt. Denk daar maar eens over na!

De heerEdens

Voorzitter. Er is mij een vraag gesteld over de input van jongeren. Het leuke is dat ook landelijk veel onderzoek wordt gedaan naar de vraag hoe je jongeren bereikt. Die kennis neem ik dan lekker mee naar Gelderland. Het gekke is echter dat ze daar soms meer weten over dit onderwerp dat men landelijk weet. Je bereikt jongeren heel slecht door televisie te maken direct voor hen. Dan vinden ze het niet leuk. Het is veel interessanter om ergens te buzzen: websitecontent ergens vandaan te halen die ze zelf vinden. Bij Omroep Gelderland hebben we bijvoorbeeld een website – ik ben de naam even kwijt – die letterlijk alleen voor jeugd is. Pas als ze erop zitten, merken ze: hé, Omroep Gelderland! Ze linken door naar de website en weten waar het vandaan komt.

Ik heb nog een heel ander voorbeeld. Ik heb drie vaste cameramensen met wie ik werk. Zij komen allemaal van het roc in Ede. Als je daar toevallig op school een keer iets draait, hangen er grote posters op de muur, waarop deze jongeren in actie zijn, aan het filmen zijn. Zij zijn dus heel direct rolmodellen voor de jeugd. Er komen bij ons ook jongeren kijken. Ze krijgen rondleidingen en noem maar op. Door de programma's die ik doe, word ik weer gevraagd voor dingen in de provincie. Ik geef nu dus op een aantal scholen debatingles aan middelbare scholieren. Dat is weer een voorbeeld van sociale cohesie. Het is heel leuk dat dingen direct hun weg weten te vinden naar de plek waar je het kwijt kunt. Jongelui komen direct naar ons toe met de vraag: kunnen we dit doen, kunnen we dat doen? Een klein eindejaarsfilmpje wordt nu helemaal gedraaid door mensen die nog nooit een camera hebben vastgehouden. Die zijn actief bij ons aan de slag. Dat kan in Hilversum ook, maar daar is het veel en veel moeilijker.

Ik zeg nog kort iets over de heer Remkes en de Elfstedentocht. Dat is nu typisch een voorbeeld waarbij landelijk en provinciaal heel goed kunnen samengaan. Ik denk namelijk dat Omrop Fryslân onmogelijk in heel korte tijd de Elfstedentocht kan verslaan. De NOS doet dat fantastisch. Als je dat weet als Omrop Fryslân, ga je heel andere aanvullende reportages maken, die fantastisch zijn. Samen heb je dan een onverslaanbaar wereldprogramma dat zijn weerga niet kent! Dat is fantastisch.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Er zijn nog een paar punten opgebracht in tweede termijn.

De heer Remkes wist in enkele zinnen nog drie of vier vrij principiële nieuwe punten aan te kaarten. Ik zal mijn best doen om daar een bevredigende reactie op te geven.

Ik begin met het punt van de wenselijkheid dat er voor regionale activiteiten een exclusief contract met de landelijke publieke omroep wordt gesloten. Ik voel onmiddellijk met de heer Remkes mee dat dit onplezierig aanvoelt. Als wij spreken over samenwerking tussen de landelijke publieke omroep en de regionale omroep, is het een beetje onhandig als men voor het schaatsen in Flevoland een contract wil met de schaatsclub in Flevoland en gaat eisen dat dit exclusief is, want je zou de regionale omroep juist gemakkelijk kunnen helpen door die exclusiviteit niet te eisen. Ik ben het op zichzelf dus met de heer Remkes eens.

De vraag is nog wel even aan wie die vraag geadresseerd is. Ik wijs op het Prinsengrachtconcert in Amsterdam. Het staat natuurlijk de organisatoren van dat concert vrij om met de AVRO daar een programma van te maken. De AVRO betaalt dan waarschijnlijk mee aan die productie. Die staat daar op het ponton en maakt daar dat programma. Je hebt natuurlijk vrije nieuwsgaring, maar dat is iets anders dan dat je ter plaatse gebruik mag maken van de installatie die op het ponton is aangelegd. Het is dus nog niet eens zo'n heel gemakkelijke vraag hoe je daar in alle gevallen mee omgaat.

De heerRemkes(VVD)

Dat onderken ik volstrekt. Het gaat mij erom dat in het kader van een totaalpakket van publieke omroepen de attitude van de landelijke publiek omroep zou moeten zijn: we doen het in coproducties.

MinisterPlasterk

Ik ben het daar helemaal mee eens. Dat was ook de strekking van mijn antwoord.

Ik had al toegezegd om het punt van de rampenzender door te geleiden naar de collega van BZK en om daar nog eens nadrukkelijk aandacht voor te vragen. Eerlijk gezegd wil ik het daarbij laten. Het is niet zo dat het heen en weer wordt getikt tussen OCW en BZK. Rampenbestrijding is echt de verantwoordelijkheid van BZK en we zullen het nog beleven dat de minister van BZK dat terug tikt naar de minister die over media gaat. Ik verwacht dat niet en dat is ook niet redelijk. Daarmee is niet gezegd dat de vaste commissie voor BZK en de minister van BZK overeenkomen om rampenuitzendingen op de regionale televisie te doen, want daar zit ongetwijfeld een prijskaartje aan. Men moet natuurlijk ook beoordelen of dat de beste manier is om de veiligheid ter plekke te realiseren. Die afweging moet gemaakt worden door de vaste commissie van BZK en uiteindelijk door de Kamer, en natuurlijk door het kabinet in de persoon van de minister van BZK. Ik speel daarin in principe geen rol. De partijen zijn aan de ene kant de provincie, die verantwoordelijkheid is voor de regionale omroep, en aan de andere kant de minister van BZK, die verantwoordelijkheid is voor de rampenbestrijding. Het heeft inhoudelijk verder niets met mediaproducties te maken. Ik wil het echt zuiver houden.

Over de plaatskeuze zei de heer Remkes dat als ik toezeg dat ik nadrukkelijk zal bepleiten om de regionale zenders direct na de landelijke omroepen geplaatst te krijgen en de Kamer daarover informeer, hij voor dit moment tevreden is. Dat zeg ik toe. Ik doe dat zo snel mogelijk.

Ik kom op het onderzoek. De heer Van Dam heeft mij goed gehoord. Ik wil het onderzoek graag ondersteunen als ROOS en IPO daartoe een basisbereidheid tonen. Ik weet niet of die er is bij het IPO, maar ik weet ook niet of die er is bij ROOS. Ik heb gezegd dat ik dan ook wel even wil kijken naar de eigen reserves van de regionale omroep en naar de bereidheid bij de brancheorganisatie van regionale omroepen om te kijken of de verdeelsleutel goed is. We hebben namelijk drie jaar geleden de handtekening van eenieder gekregen onder die verdeelsleutel. Het gaat om een bedrag van 132 mln. Ik ben het met de heer Remkes eens dat je kunt zeggen: die 3 mln. voor de drie kleine provincies, wat is dat nu op de rijksbegroting? Ik vind het echter op de een of andere manier toch niet prettig als we drie jaar later terugkomen en zeggen dat de verdeelsleutel niet goed is en we het geld opnieuw moeten verdelen, maar dat de grote niet willen inleveren en er dus op de 132 mln. 3 mln. bij moet van het Rijk. Dat vind ik eigenlijk toch niet de manier om ermee om te gaan. Voorop moet staan de basisbereidheid van ROOS en IPO om nog eens te bekijken of het verstandig in elkaar zit en of er nog andere manieren te vinden zijn. Dan kunnen we daarna altijd hier nog terugkomen, maar wel in die volgorde. Dat wil ik echt bepleiten.

De heer Van Dijk en de heer Van Dam refereerden aan de decentralisatie. Decentralisatie doet natuurlijk altijd een beetje zeer, omdat je iets waar we voorheen landelijk over gingen, aan de lagere overheden geeft en zegt dat zij boven het minimumniveau dat in de wet zit, zelf moeten afwegen wat zij belangrijker vinden: een schouwburg, een betere regionale omroep, een wegennet of andere dingen. De lagere overheden kunnen dan afwegingen maken die de vaste commissie in samenspraak met mij misschien niet zo maken. Maar goed, er zijn ook andere vaste commissies. Die afweging zit bij de lagere overheden. Natuurlijk kun je budget en taken terughalen naar het Rijk, maar als je dat met nog een paar taken doet, kun je de provincies op een gegeven moment opheffen. Sommigen steken hiervoor juichend hun hand op, maar het is niet de keuze die ik nu wil maken.

De heer Van Dam vroeg wanneer ik zou kunnen rapporteren over de mogelijkheid om expertise te delen. Ik stel voor dat we dit doen in combinatie met de verkenning naar de samenwerking tussen de landelijke en regionale publieke omroepen. De indruk aan deze kant van de tafel was dat we er in ieder geval voor de volgende zomer over kunnen rapporteren.

Toezeggingen

- De minister overlegt met de NPO om te bevorderen dat landelijke producties van regionale evenementen bij voorkeur in coproductie met regionale omroepen geschieden.

- De minister overlegt met de kabelmaatschappijen en Digitenne over de plaatskeuze van de regionale omroep op de digitale zender en informeert de Kamer hierover.

- De minister laat een onderzoek uitzetten naar de verdeling over de provincies van de kosten van regionale omroepen, mits IPO en ROOS dat ondersteunen. In het onderzoek zal ook aandacht worden besteed aan de schaalvoordelen die facilitaire samenwerking kan opleveren.

- In de verkenning naar samenwerking tussen landelijke en regionale omroepen zal ook aandacht worden besteed aan het beschikbaar stellen van landelijke producties aan regionale omroepen.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van dit notaoverleg. Ik dank alle aanwezigen en in het bijzonder de initiatiefnemer, zijn ondersteuning en de minister van OCW.

Sluiting 21.33 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Anker (ChristenUnie) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill'ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Gerkens (SP).

Naar boven