31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 507 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2022

Tijdens de coronapandemie kregen onderwijsinstellingen in het mbo, hbo en wo ruimte om, waar nodig, af te wijken van de vigerende wet- en regelgeving om het onderwijs zo goed als mogelijk door te laten gaan. Maatregelen en afspraken, vastgelegd in servicedocumenten voor mbo en hoger onderwijs, zijn uit nood geboren en hebben in principe een tijdelijk karakter. Het is interessant om na te gaan of hier ook maatregelen en afspraken tussen zitten waarvan het ook zonder het coronavirus wenselijk is om ze te behouden. In de evaluatie van de servicedocumenten mbo en hoger onderwijs heeft Berenschot, in opdracht van OCW, dit vraagstuk nader onderzocht.

Met deze brief bied ik u de eindrapportage aan, inclusief de onderliggende deelrapportages met bevindingen van het literatuuronderzoek, de studentenpeiling en de gesprekken met studenten, docenten, bestuurders en stakeholders. Ook geef ik in deze brief mijn reactie op de door onderwijsinstellingen, docenten en studenten genoemde elementen die men wil behouden voor de toekomst.

Versterking interne dialoog over onderwijskwaliteit

Allereerst heeft de pandemie en de noodzaak om het onderwijs anders vorm te geven de interne dialoog binnen de instelling over de kwaliteit van het onderwijs geïntensiveerd. Wanneer zijn studenten goed opgeleid en wat is daarvoor nodig? Naarmate de pandemie aanhield werden de gebaande paden steeds meer verlaten en werd gezocht naar creatieve oplossingen. Ik wil de mbo- en ho-instellingen uitdagen om deze creativiteit vast te houden en de al bestaande ruimte in wet- en regelgeving maximaal te benutten. Ook moedig ik instellingen aan de opgedane kennis hierover met elkaar te delen. Een voortdurende en levendige dialoog over de kwaliteit van het onderwijs versterkt de innovatiekracht van het onderwijs.

Waardering voor servicedocumenten

Voor de ontwikkeling van de servicedocumenten is met verschillende stakeholders uit het onderwijsveld (vakbonden, studentenvertegenwoordiging, sectorraden) samengewerkt. Deze gezamenlijke ontwikkeling van de servicedocumenten mbo en ho wordt gewaardeerd. Voor eventuele toekomstige crises kan het proces rond de servicedocumenten als voorbeeld dienen. Leerpunt is dat in de servicedocumenten nog wat duidelijker onderscheid gemaakt kan worden tussen de bestaande ruimte in de wet- en regelgeving en tijdelijk extra geboden ruimte afwijkend van de bestaande regelgeving. Ook kan meer gelet worden op lees- en vindbaarheid van de servicedocumenten voor studenten en docenten die niet direct bij het beleidsproces betrokken zijn. Ik betrek deze bevindingen bij de middel(lange) termijn aanpak COVID-19 voor mbo en hoger onderwijs1.

Ervaringen met volledig afstandsonderwijs niet alleen negatief

Een terugkeer naar (noodgedwongen) volledig afstandsonderwijs zowel in het mbo als in het hoger onderwijs kan op weinig draagvlak rekenen. Wel wordt als positief effect gezien dat de digitale en didactische vaardigheden van de docenten op het gebied van online onderwijs op onderdelen zijn verbeterd. Ook werd een grotere flexibiliteit en het wegvallen van reistijd als een positief punt gezien. Instellingen zien een toekomst in blended onderwijs waarbij er sprake is van een doordachte mix van allerlei onderwijsvormen van fysiek en digitaal onderwijs. Ik deel de opvatting dat digitaal onderwijs een bijdrage kan leveren aan verbetering van de onderwijskwaliteit en de verhoging van leeropbrengsten van studenten. De ervaringen tijdens de pandemie hebben wel laten zien dat nadrukkelijk oog moet zijn voor het studentenwelzijn. Ik zal de bevindingen van het onderzoek betrekken bij de brief over de uitvoering van de toezegging2 over een afwegingskader voor online en fysiek onderwijs die uw Kamer binnenkort ontvangt. De recent toegekende middelen van het programma Digitaliseringsimpuls Onderwijs van het Nationaal Groeifonds ondersteunen onderwijsinstellingen in mbo, hbo en wo om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en om te werken aan een veilige, gezamenlijke ICT-infrastructuur. Ook biedt het programma mogelijkheden voor docenten om hun digitale vaardigheden bij te spijkeren. In het najaar van 2022 ontvangt uw Kamer een gebalanceerde visie op digitalisering in het onderwijs. Bij deze visie zal ik studenten, docenten en de onderwijskoepels betrekken.

Meer flexibiliteit in urennormen mbo wenselijk

In het mbo hebben instellingen, studenten en docenten aangegeven dat zij de geboden mogelijkheden om flexibeler om te gaan met de urennormen willen behouden voor het bieden van (meer) maatwerk. Ik vind het belangrijk dat het gesprek binnen instellingen minder gaat over het voldoen aan vaste urennormen en meer over op welke studenten het beste de benodigde competenties, kennis en vaardigheden kunnen opdoen. Signalen dat de huidige regels voor (verantwoording van) de urennorm knellend werken, zijn ook al voor de uitbraak van de coronapandemie afgegeven aan het ministerie. Instellingen hebben tijdens de pandemie laten zien dat zij de geboden ruimte benutten voor een interne professionele dialoog over onderwijskwaliteit. Dit geeft mij vertrouwen voor de toekomst. Ik bereid daarom een wetswijziging voor ter aanpassing van de urennorm in het mbo.

Lessen stages en beroepspraktijkvorming

De tijdens de pandemie mogelijk gemaakte alternatieven voor stages en beroepspraktijkvorming in mbo- en ho-opleidingen, zoals simulaties en stages bij niet-erkende leerbedrijven, worden zowel door instellingen als door docenten en studenten uitdrukkelijk als «second best» gewaardeerd. Mbo-instellingen zien wel als positief element dat hiermee maatwerk geboden kan worden aan studenten met een extra begeleidingsbehoefte. Ook kunnen alternatieve stagevormen volgens instellingen in sommige gevallen bruikbaar zijn in het kader van stagetekorten in kraptesectoren. Verder wordt bij mbo de wens genoemd om erkenning van leerbedrijven op onderdelen (kerntaken) van kwalificaties te behouden voor studenten in een niche of die specialisaties willen combineren.

Stages en beroepspraktijkvorming zijn van groot belang voor het opdoen van beroepsvaardigheden en horen daarom deel uit te maken van een beroepsopleiding. Ondanks de forse afname van het aantal stagetekorten in het afgelopen jaar, zijn er in sommige sectoren nog steeds tekorten en dat vind ik onwenselijk. Voor het hbo zal ik uw Kamer na de zomer informeren over de omvang van de stagetekorten en mogelijke vervolgacties. Wat betreft het mbo werk ik, conform de afspraken in het coalitieakkoord, gezamenlijk met onderwijs en bedrijfsleven aan een stagepact om ervoor te zorgen dat er voldoende stages zijn voor alle studenten. Ik zal mij er hard voor maken dat in dit stagepact extra aandacht komt voor stages voor studenten met een extra begeleidingsbehoefte en voor beroepen in kraptesectoren. Na de zomer ontvangt uw Kamer meer informatie over de uitwerking van het stagepact. Het signaal van mbo-instellingen dat alternatieve stagevormen ter voorbereiding op de beroepspraktijkvorming mogelijk knelt met regelgeving voor begeleide onderwijstijd, neem ik mee bij het al eerder aangekondigde voornemen voor wijziging van de regels voor onderwijstijd. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), die de erkenningen van leerbedrijven afgeeft, blijft ook in de toekomst deelerkenningen afgeven, in goed overleg met onderwijs en bedrijfsleven en daar waar dat van toegevoegde waarde is.

Nog geen lessen uit maatregelen voorwaardelijke toelating en bsa

De servicedocumenten bevatten verschillende tijdelijk geboden mogelijkheden tot voorwaardelijke toelating tot (vervolg)opleidingen. Het ging onder meer om voorwaardelijke doorstroom mbo-hbo, waarbij studenten mbo-4 die een kleine studievertraging hadden opgelopen, konden starten met een hbo-opleiding. Ook waren er versoepelde doorstroomnormen binnen het hoger onderwijs, van ad-opleiding naar bachelor, hbo-propedeuse naar wo en doorstroom bachelor-master. Verder hadden onderwijsinstellingen in mbo, hbo en wo op verschillende manieren de normen en voorwaarden voor het bindend studieadvies (bsa) versoepeld of opgeschort. De maatregelen en afspraken waren er op gericht om het onderwijs optimaal toegankelijk te houden en stapeling van studievertraging te voorkomen.

Omdat er nog geen goed zicht is op de lange termijneffecten van deze maatregelen, blijft voor nu het uitgangspunt dat leerlingen en studenten eerst diplomeren en dan naar een vervolgopleiding gaan. Overgangen binnen en tussen onderwijssectoren zijn kwetsbaar. Een versoepelde toelating kan op een later moment tot problemen leiden, als studenten niet in staat blijken om gemiste onderdelen in te halen en (in het slechtste geval) alsnog uitvallen. In het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) worden de komende jaren de effecten gemonitord van de inspanningen van onderwijsinstellingen om de door de coronacrisis ontstane leer- en studievertragingen in te halen. Deze resultaten wacht ik af. Wat betreft het bsa in het hoger onderwijs verken ik samen met betrokken partijen de uitvoering van de maatregel over het bsa in het coalitieakkoord. Uw Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd. Ook informeer ik uw Kamer na de zomer over mijn beleid voor bsa in mbo, waarbij ik de bevindingen van de evaluatie servicedocumenten zal meenemen.

Tot slot

De evaluatie van de servicedocumenten mbo en hoger onderwijs heeft eerste lessen opgeleverd over het onderwijs tijdens de coronapandemie tot nu toe. De verschillende rapportages van het Nationaal Programma, gericht op aanpak van coronavertragingen op korte termijn en verbetering van studentenwelzijn, leveren weer nieuwe lessen op en zullen huidige lessen verdiepen. Zo kunnen we, ondanks de negatieve impact van de pandemie, de ervaringen van afgelopen jaren ook gebruiken voor structurele onderwijsverbeteringen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven