nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2010
Op 7 oktober 2008 zond ik u in het kader van het Programma Vernieuwing
Rijksdienst de nota «De kwaliteit van de verbinding» (TK 2008–2009,
31 490, nr. 3). Tijdens een AO op 10 december 2008 (Kamerstuk
31 490, nr. 7) bleek, dat uw Kamer behoefte heeft aan meer inzicht
in het geheel aan kennisinstellingen dat de rijksoverheid ten dienste staat.
De rijksoverheid maakt gebruik van een brede reeks aan kennisinstellingen
die sterk verschillen in rechtspersoon (van agentschap tot stichting), in
omvang, in breedte e.d. De bijlage bij de nota «De kwaliteit van de
verbinding» bleek te globaal te zijn voor verdere analyse.
Een grondige inventarisatie is in 2006 uitgebracht als onderdeel van het
TNO-rapport «Vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur van Nederland»
(TNO 2005 SP-TNO 0462). In deze inventarisatie was berekend dat het bij
deze instellingen gaat om ongeveer 24 700 mensjaren. Dit rapport is door
TNO op mijn verzoek geactualiseerd.
Uit deze actualisering blijkt een grote dynamiek binnen de kennisinstellingen.
Er zijn instellingen samengegaan en ook is sprake van allianties met universitaire
en internationale kennisinstellingen, de financiering verschuift steeds meer
van instituutsfinanciering naar financiering van opdrachten e.d. De actualisering
is uitgevoerd aan de hand van gegevens die via internet beschikbaar zijn (jaarverslagen,
organisatie-overzichten e.d.). Deze informatie is overigens niet altijd volledig,
consistent en actueel.
Met inachtneming van deze beperkingen, ontvangt u hierbij een overzicht1. Het geeft inzicht in het grote aantal publieke, niet-universitaire
instellingen die zich direct bezig houden met de ontwikkeling van kennis en
een in principe permanent bestaan hebben, en die een structurele financiële
relatie met de rijksoverheid hebben.
Inmiddels heeft TNO opdracht gekregen deze gegevens verder uit te werken
en van een toelichting te voorzien. Daar wordt aan toegevoegd een analyse
van de vraag hoe de publieke infrastructuur zich in de afgelopen jaren heeft
ontwikkeld. Deze nadere rapportage zult u uiterlijk 1 juli 2010 ontvangen.
Met de inventarisatie en de nadere rapportage meen ik te hebben voldaan
aan mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg op 11 november 2009
(Vergaderjaar 2009–2010, 31 490, nr. 38).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst