nr. 308
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 januari 2010
Op 19 november jl. heeft de Europese Commissie haar beschikking aan
de Staat verzonden inzake de steunmaatregelen ten gunste van ING. De beschikking
stelt concluderend dat de steunmaatregelen, te weten de Alt-A Illiquid back-up faciliteit en de Core Tier 1 kapitaalinjectie, verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt
op voorwaarde van een aantal toezeggingen. De toezeggingen betreffen herstructureringsmaatregelen
en gedragsbeperkingen. Middels deze brief wil ik u informeren dat de Nederlandse
Staat in beroep gaat tegen één onderdeel van de beschikking.
In de beschikking van de EC van 18 november 2009 heeft de EC de staatssteun,
die voorvloeit uit de kapitaalinjectie van € 10 mld. in ING, definitief
goedgekeurd als reddingssteun en de omvang vastgesteld op € 10 mld.
Voordat de EC echter definitief over de toelaatbaarheid van de kapitaalinjectie
had geoordeeld, zijn de voorwaarden voor aflossing van de helft van de kapitaalinjectie
in overleg met de EC gewijzigd en heeft ING aangekondigd de helft van de CT1
securities terug te kopen. De terugkoop is inmiddels geschied. In deze terugkoop,
met een rendement voor de Staat van 15%1,
ligt volgens de EC additionele staatssteun besloten ter hoogte van € 2
mld. Tegen de kwalificatie van de terugkoop als additionele staatssteun van € 2
mld., tekent de Staat beroep aan.
De Staat is van mening dat de terugkoop niet zou moeten worden aangemerkt
als € 2 mld additionele staatssteun. De redenering van de EC is
dat de aflossingsvoorwaarden die oorspronkelijk golden, tot € 2
mld. meer betaling van ING aan de Staat hadden kunnen leiden en dat in het
afzien hiervan door de Staat, staatssteun aan ING verscholen ligt. Volgens
de Staat is deze benadering niet juist onder meer omdat het niet aannemelijk
is dat ING onder de oorspronkelijke voorwaarden ook op dat moment had afgelost.
Voor het aflossen tegen de oorspronkelijke voorwaarden had ING namelijk niet
de middelen. Zonder andere voorwaarden was het niet mogelijk geweest voor
ING om het benodigde kapitaal op te halen op de markt middels een claimemissie.
Het onderdeel van de beschikking waarin de terugkoop van de CT1 securities
door ING als additionele staatssteun wordt beoordeeld, kwam als een verrassing
voor de Staat toen zij de beschikking ontving. De EC heeft niet helder aan
de Nederlandse Staat kunnen uitleggen waarom zij de terugkoop van de securities
als additionele staatssteun beoordeelt.
Het belang van de Staat bij dit beroep is dat de Staat een spoedige exit
wenst als investeerder in de financiële sector tegen een gepast rendement.
Om dat te bereiken is de Staat bereid met ING te praten over het terugkopen
door ING van de € 5 mld. aan CT1 securities die de Staat nog houdt.
Indien de EC de eerste terugkoop aanmerkt als additionele staatssteun, is
dit een precedent voor een eventuele tweede terugkoop met een vergelijkbare
benadering. Dat zou betekenen dat een volgende terugkoop weer als additionele
staatssteun wordt gekwalificeerd waar additionele herstructureringsmaatregelen
tegenover moeten staan. De Staat is van mening dat de aanmerking als additionele
steun (en daarmee het vereisen van bijpassende additionele maatregelen) niet
op zijn plaats is. Derhalve dient de Staat, met het oog op een spoedige volledige
exit van de Staat als investeerder in ING, dit beroep in.
Naast het beroepschrift van de Staat zal ook ING beroep aan tekenen tegen
de beschikking. Het beroep van ING ziet, naast de kwalificatie van de terugkoop
als additionele staatssteun, ook op de gedragsmaatregel die inhoudt dat ING
tijdelijk geen prijsleider mag zijn en op de proportionaliteit van de herstructureringsmaatregelen.
Het beroep van de Staat ziet op het deel van de beschikking waar de Staat
rechtstreeks in haar financiële belangen wordt geraakt. De Staat legt
de focus op dit punt omdat zij wenst haar investeringen in de financiële
sector zo snel mogelijk terug te krijgen tegen een gepast rendement en heeft
daarom een focus op de resterende kapitaalinjectie.
Indien het Gerecht de Staat in het gelijk stelt met betrekking tot haar
bezwaar zal de beschikking, voor zover het de € 2mld. additionele
staatssteun betreft, worden vernietigd. Het Gerecht zal niet in de discretie
van de EC treden maar toetsen of de bestaande kaders juist zijn toegepast.
Vervolgens is het aan de EC om te bezien hoe dat deel van de beschikking opnieuw
wordt ingevuld. Ik kan niet voorzien of de EC, in haar discretie, vermindering
van de steunomvang als aanleiding ziet om de overeengekomen herstructurering
aan te passen, noch hoe de EC dat zal doen.
Ik zal u over de uitkomsten van het beroep dat de Staat instelt te zijner
tijd informeren.
De minister van Financiën,
W. J. Bos