nr. 254
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2009
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (de
AFM) hebben als basis voor het toezicht op het beloningsbeleid van financiële
ondernemingen op 6 mei jl. de principes voor een beheerst beloningsbeleid
in de financiële sector gepresenteerd1. Aanvullend
daarop heeft DNB in de periode april en mei van dit jaar onderzoek uitgevoerd
naar de beloningspraktijk bij 27 Nederlandse financiële ondernemingen
(vergunning houdende banken en verzekeringsmaatschappijen, alsmede pensioenfondsen
en hun uitvoeringsorganisatie) over 2007 en 20082.
DNB had als doelstelling bij het onderzoek het in kaart brengen van de feitelijke
beloningsituatie binnen de financiële sector. Het onderzoek van DNB richtte
zich primair op de beloningen van het bestuur, senior management en de (overige)
grootste verdieners binnen de onderneming en betrof zowel Nederlandse als
buitenlandse vestiging van 27 Nederlandse banken, verzekeraars, pensioenfondsen
en uitvoeringsorganisaties.
Het onderzoek van DNB toont aan dat de risico’s die zijn verbonden
aan het beloningsbeleid en aan de toekenning van (variabele) beloningen op
een aantal belangrijke onderdelen nog niet voldoende worden beheerst. Het
is opvallend dat in de self assesment (onderdeel van het onderzoek) de onderzochte
ondernemingen hebben aangegeven dat hun beloningsbeleid grotendeels in lijn
is met de principes.
De tekortkomingen zien op governance rondom beloningen en vormgevingsaspecten
van de beloningsstructuur. Zo wordt de governance op een aantal belangrijke
onderdelen nog niet voldoende beheerst bij gebreke van het niet betrekken
van relevante actoren bij het opstellen en uitvoeren van het beloningsbeleid.
De vormgeving van beloningsstructuren vertoont vaak een evenwichtige balans
van toekenningsscriteria, maar bij de uiteindelijke toekenning wordt vaak
slechts een beperkte aantal elementen meegewogen. Dit is met name te wijten
aan het onvoldoende rekening houden met risico’s die samenhangen met
geleverde prestaties en het leggen van te veel accent op de korte termijn
bij de toekenning van variabele beloningen.
Omdat het onderzoek van DNB betrekking heeft op beloningen over 2007 en
2008 zien de conclusies derhalve deels op de periode vóór de
kredietcrisis en nog vóór het ontstaan van de principes van
de toezichthouders. Er dient derhalve enige terughoudendheid te worden betracht
bij het interpreteren van de cijfers. Er zijn immers in de afgelopen periode
een pakket van maatregelen genomen om tot een duurzaam en gematigd beloningsbeleid
te komen.
Dit neemt niet weg dat er nadere stappen dienen te worden genomen om geconstateerde
tekortkomingen te adresseren. DNB heeft dan ook een nadere uitwerking van
de op 6 mei gepubliceerde principes voor beheerst beloningsbeleid opgesteld.
De uitwerking heeft de vorm van een aantal «good
practices» bij elk principe en is opgenomen in de bijlage bij
het rapport. De good practices zijn voorbeelden
die voor ondernemingen een handvat bieden bij het vormgeven en uitvoeren van
een beloningsbeleid in lijn met de Principes. Deze nadere uitwerking van de
principes passen binnen het pakket van de reeds genomen maatregelen.
Ook de AFM werkt inmiddels aan een nadere invulling van de voor hun toezicht
relevante onderdelen van de principes. Zoals in mijn eerdere brief aangegeven,
werkt het ministerie van Financiën aan een wettelijke verankering ten
behoeve van het toezicht door de AFM. De initiatieven van DNB en de AFM zullen
op consistente wijze gezamenlijk een definitieve vorm worden gegeven. Hierbij
zullen andere partijen worden geconsulteerd en de aanbevelingen van de Europese
Commissie inzake beloningen in de financiële sector worden meegewogen.
Dit geldt evenzeer voor de uitkomsten op dit terrein van de G20 top in Pittsburg.
Alhoewel het beleid en de regelgeving ten aanzien van beloningen nog in
beweging is wil ik hierbij opmerken dat het een goede zaak is dat de good practices de geconstateerde tekortkomingen in het
beloningsbeleid adresseren. De instellingen dienen de principes concreet toe
te passen op hun situatie en waar nodig aan te passen. De good practices geven daarbij een duidelijke richting aan. DNB en
de AFM zullen er actief op toezien dat het beloningsbeleid van financiële
ondernemingen daarmee in lijn is.
De minister van Financiën,
W. J. Bos