nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2008
In deze brief ga ik in op de vragen over spaarhypotheken in relatie tot
het depositogarantiestelsel, die zijn gesteld tijdens het debat van 8 oktober
2008.
Spaarhypotheken
Een spaarhypotheek kan worden omschreven als een product waarbij een hypothecaire
lening op het einde van de looptijd geheel of gedeeltelijk wordt afgelost.
Ten behoeve hiervan wordt kapitaal opgebouwd. De opbouw van kapitaal kan plaatsvinden
op twee manieren: via een kapitaalverzekering of via een bankspaarproduct.
In het geval van een kapitaalverzekering is er sprake van een opbouw van
een aanspraak, waarbij de opgebouwde aanspraak aan het einde van de looptijd
van de polis (die meestal gelijk is aan de looptijd van de hypothecaire lening)
wordt gebruikt voor de aflossing. De kapitaalverzekering wordt afgesloten
bij een verzekeraar en niet bij de kredietinstelling («bank»)
die de lening verstrekt. Bij een bankspaarproduct is er sprake van een opbouw
van een spaartegoed op een geblokkeerde rekening. De opbouw van het spaartegoed
wordt aan het einde van de looptijd van de hypothecaire lening gebruikt voor
de aflossing hiervan. Het bankspaarproduct wordt in de regel aangehouden bij
de bank die ook de lening verstrekt. In beide gevallen is het gebruikelijk
hetgeen dat wordt opgebouwd, wordt verpand aan de leningverschaffer.
Toepassing depositogarantiestelsel (DGS)
Afhankelijk van de voorwaarden vallen bankspaarproducten onder het DGS.
Op hoofdlijnen zijn de criteria hierbij, dat het gaat om tegoeden die worden
gevormd door op een rekening staande gelden van particulieren en kleine ondernemers,
die aangehouden worden bij een bank met een vergunning van de Nederlandsche
Bank of een andere EU lidstaat (inclusief EER landen), en die een bank onder
de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient
terug te betalen. Tegoeden die worden opgebouwd aan de hand van een kapitaalverzekering
vallen niet onder het depositogarantiestelsel. Reden hiervoor is dat er bij
een kapitaalverzekering sprake is van het opbouwen van een aanspraak bij een
verzekeraar, een instelling die niet onder de dekking van het depositogarantiestelsel
valt.
De achterliggende verklaring hiervoor ligt bij de reden om tot het instellen
van een DGS over te gaan. Een DGS is van toepassing op banken, omdat deze
kunnen worden geconfronteerd met een snelle opname van spaartegoeden («bankrun»)
door depositohouders. Het doel van het DGS is hierbij tweeledig: 1) het voorkomen
dat een bankrun optreedt en 2) het beschermen van de kleine depositohouders
indien een bank toch failleert. Een dergelijke situatie kan bij een verzekeraar
niet in dezelfde mate optreden, aangezien bij verzekeraars meestal sprake
is van langlopende wederzijdse verplichtingen.
De minister van Financiën
W. J. Bos