nr. 191
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2009
Tijdens het AO d.d. 14 april 2009 (Kamerstuk 31 371, nr. 173)
over de voorwaarden voor steunverlening aan financiële instellingen en
in het bijzonder het beloningsbeleid, heb ik toegezegd uw Kamer te infomeren
over de stand van zaken van de morele appels die zijn gedaan bij ING, DNB
en ABN Amro. Bij deze meld ik u wat de betrokken instanties aan mij hebben
overgebracht.
Bij ING heeft bestuursvoorzitter Hommen uit eigen beweging aan de top-200
en de managers die aan hen rapporteren gevraagd om in overweging te nemen
of zij de variabele beloning over 2008 al dan niet accepteren. ING meldt dat
het besluit of en hoe te reageren op het verzoek van de heer Hommen een persoonlijk
besluit is, dat geheel vrijwillig kan worden genomen. Daarom heeft ING vanaf
het begin gezegd niet te registreren welke medewerkers hun bonus hebben laten
passeren noch daarover te rapporteren. Ook is toen besloten en toegezegd dat
zal worden nagegaan noch onthuld welk deel van het totale bonusbedrag uiteindelijk
is terugbetaald. Als gevolg van dit besluit is een volledig vertrouwelijke
en decentraal ingerichte procedure rondom de terugbetaling ingezet.
ING heeft eerder reeds de bonussen over 2008 ten opzichte van 2007 gehalveerd.
Het moreel appel was een vervolgstap op deze initiatieven en heeft volgens
ING duidelijk bijgedragen aan de discussies binnen ING over de hervorming
van het beloningsbeleid. Ofschoon er geen verplichting was voor senior managers
om te melden hoe zij op de oproep van Jan Hommen hebben gereageerd, is er
in een aantal gevallen wel openlijk opvolging aan gegeven. Zo zijn er senior
managers geweest die hebben laten weten een bedrag ter hoogte van hun bonus
te hebben overgemaakt naar een goed doel. Ook heeft een managementteam van
een bedrijfsonderdeel bekend gemaakt zijn bonus collectief te hebben teruggegeven.
Door de toezegging om de reacties op de oproep niet te registreren is het
voor ING niet mogelijk om het effect hiervan uit te drukken in een aantal
managers of een bedrag. ING heeft wel aangegeven dat uit het aantal openlijk
gegeven reacties valt op te maken dat een substantieel aantal betrokkenen
er op enigerlei wijze invulling aan heeft gegeven en de oproep van de heer
Hommen dus effect heeft gesorteerd.
Tijdens het eerdergenoemde AO heb ik aangegeven dat ik aan de president
van De Nederlandsche Bank het verzoek heb doorgegeven om een oproep te doen
aan twee voormalige directieleden om de uitkering bij uitdiensttreding respectievelijk
de uitkering in verband met een overgangsregeling met betrekking tot het pensioen
terug te geven (dan wel een belangrijk deel daarvan). De heer Wellink heeft
dit besproken met de betrokkenen, maar zij zien geen redenen om van hun rechten
af te zien.
Bij ABN Amro zijn ten tijde van de overname door het consortium retentieregelingen
afgesproken met een aantal medewerkers wier aanblijven voor de continuïteit
van de bank cruciaal was, maar voor wie na de overname waarschijnlijk geen
plaats meer zou zijn. Mede op mijn verzoek is de heer Zalm in gesprek getreden
met senior managers aan wie destijds een dergelijke retentiebonus is toegezegd,
maar voor wie nu (toch) een functie binnen de nieuwe bank mogelijk lijkt.
ABN Amro meldt mij dat het grootste gedeelte van de betrokken medewerkers
na een gesprek met de heer Zalm heeft besloten om van het hen toegezegde retentiepakket
af te zien. Om één en ander wel in proportie te zien is het
goed om hier nog eens vast te stellen dat het in totaal gaat om vijftien medewerkers,
waarbij voor vier het besluit nog niet is genomen, zes hebben afgezien van
hun retentiepakketten en de overige vijf (op termijn) niet meer bij ABN Amro
werkzaam (zullen) zijn.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Financiën,
W. J. Bos