31 371
Kredietcrisis

nr. 153
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN EN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2009

Hierbij zend ik u de Nederlandse Inzet voor de London Summit 1–2 april 2009.

De minister-president, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende,

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Nederlandse inzet voor de London Summit 1–2 april 2009

1. Inleiding

Op 2 april 2009 zal de London Summit on Stability Growth and Jobs worden gehouden. Deze top-bijeenkomst is een vervolg op de Top van Washington op 15 november 2008. Aanleiding van die Top en van het aldaar overeengekomen Washington Action Plan was de internationale kredietcrisis die zich afgelopen najaar steeds duidelijker aftekende. Inmiddels heeft de crisis in de financiële sector zich uitgebreid tot een mondiale economische crisis van ongekende omvang. Deze kenmerkt zich onder meer door een daling van de internationale handel en door toenemende werkloosheid.

Tegen deze achtergrond komt de top van London van de G20-landen1 bijeen, gericht op maatregelen om de stabiliteit van de financiële sector te herstellen en de economie en werkgelegenheid te stimuleren. Naast de concrete resultaten die de London Summit zal opleveren, is het zeer positief dat de belangrijkste economieën van de wereld – zowel de traditionele grootmachten (G7/8) als de opkomende economieën (Azië, Latijns-Amerika) – in deze moeilijke tijden overleg voeren en zich gezamenlijk inspannen om de crisis en haar effecten te bestrijden. Door bijeenkomsten als deze wordt voorkomen dat ieder land zijn eigen koers kiest en zijn eigen belangen laat prevaleren boven een gemeenschappelijk belang. Waar in het verleden wel gekozen is voor protectionistisch beleid of «economisch nationalisme» lijken alle grote economieën zich nu te realiseren dat een gemeenschappelijke inspanning noodzakelijk is om het economisch tij te keren.

2. Nederlandse deelname en Europese voorbereiding

Net als in Washington is Nederland opnieuw uitgenodigd voor de top-bijeenkomst in Londen. Dat was geen vanzelfsprekendheid; Nederland is immers formeel geen lid van het G20-samenwerkingsverband. Tegelijkertijd is Nederlandse deelname gezien de omvang van de Nederlandse economie (16e BBP van de wereld) en de relatief grote financiële sector (9e van de wereld) zeker niet onlogisch. Daarbij komt dat de Nederlandse economie een buitengewoon open karakter kent en wereldwijd omvangrijke handels- en investeringsrelaties onderhoudt. Ten slotte speelt Nederland een vooraanstaande rol binnen de multilaterale instellingen en draagt het bovengemiddeld bij aan ontwikkelingssamenwerking (ODA als percentage van BNP).

Inhoudelijk zal Nederland in Londen zijn standpunten, zoals in deze brief beschreven, voor het voetlicht brengen. Hoewel daarbij eigen accenten geplaatst zullen worden, is nadrukkelijk gestreefd naar Europese overeenstemming over de hoofdpunten. Immers, de inbreng van de Europese spelers zal beter gehoord worden naarmate deze beter op elkaar afgestemd is. Naast Nederland en G20-voorzitter Verenigd Koninkrijk nemen ook Duitsland, Frankrijk, Italië (allen G20-leden), Spanje (net als Nederland geen lid, maar wel uitgenodigd), het Tsjechische EU-voorzitterschap en de Europese Commissie deel aan de London Summit.

In dit kader zijn de Europese deelnemers op 22 februari jl. bij elkaar gekomen in Berlijn. Daarnaast is tijdens de Voorjaarsraad (19–20 maart jl.) gesproken over de EU-inzet die als Annex («Agreed language with a view to the G20 Summit in London») bij de conclusies van de Europese Raad is gevoegd. Bij beide bijeenkomsten bleek dat alle EU-lidstaten van mening zijn dat de London Summit moet leiden tot een aantal concrete afspraken over de aanpak van de financiële en economische crisis en gericht op de versterking van het internationale financiële systeem. Waar mogelijk zou Europa het voortouw moeten nemen.

Een goed voorbeeld van de initiërende rol van Europa zijn de initiatieven op het gebied van de hervorming van het internationale financiële systeem. Zo bevindt de EU zich thans, op basis van de adviezen van de zogenaamde De Larosière-groep, in een proces van versterking van regelgeving en (Europees) toezicht op de financiële sector. Daarnaast hebben verschillende Europese landen, waaronder Nederland, voorstellen gedaan voor de verbetering van regelgeving, toezicht en informatie-uitwisseling op mondiaal niveau. Het gaat daarbij onder meer om hedge funds en niet-transparante en niet-coöperatieve jurisdicties (belastingparadijzen).

Juist door concrete voorstellen te doen, onder meer in de vorm van non-papers, heeft Europa actief aan de agenda van de bijeenkomsten in Washington en Londen bijgedragen. Ondertussen begint de dreiging van maatregelen al effect te sorteren; een aantal landen heeft recent stappen aangekondigd in de richting van meer transparantie in het bankwezen en meer informatie-uitwisseling van belastinggegevens.

Een ander Europees initiatief is het idee van een «Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen» waarin normen en standaarden op finan-cieel-economisch en maatschappelijk gebied opgenomen worden die landen en bedrijven in hun beleid zouden moeten toepassen. Een nadere toelichting op dit initiatief wordt hieronder gegeven (zie tevens paragraaf 4.5).

3. Voortgang sinds de G20-bijeenkomst in Washington

Op de top-bijeenkomst in Washington is het Washington Action Planaangenomen en is afgesproken om in april 2009 weer bijeen te komen (zie ook het verslag aan de Tweede Kamer d.d. 19 november 2009). De uitvoering van de 47 actiepunten uit het Actieplan is ter hand genomen door vier G20 werkgroepen1.

De voortgang van de werkgroepen en de betrokkenheid van Nederland bij de werkgroepen is beschreven in de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 20 februari 2009. In het algemeen kan gesteld worden dat er substantiële vooruitgang is geboekt op de – meestal technische – onderwerpen van de vier werkgroepen. Helaas is een doorbraak in de WTO-onderhandelingen over een modaliteitenakkoord uitgebleven. En ook het afgesproken moratorium op nieuwe handelsverstorende maatregelen is niet altijd nageleefd, hoewel de omvang van dergelijke maatregelen beperkt is gebleven.

De laatste rapportages van de werkgroepen zijn besproken tijdens de bijeenkomst van G20-ministers van Financiën op 13 en 14 maart jl. Staatssecretaris De Jager heeft deelgenomen aan deze vergadering. Een verslag van deze bijeenkomst is op 19 maart jl. aan de Tweede Kamer verzonden.

4. Nederlandse inzet voor London Summit

Nederland zal zich inzetten voor ambitieuze, concrete resultaten op de hoofdterreinen van de London Summit:

• bestrijding van de financiële en economische crisis;

• versterking van het financiële systeem (regelgeving en toezicht); en

• hervorming van de internationale financiële instellingen (IFI’s).

Daarnaast zal Nederland aandacht vragen voor:

• het belang van vrije wereldhandel,

• de effecten van de crisis op de armste ontwikkelingslanden en de relatie tot de klimaatonderhandelingen;

• het initiatief tot een «Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen».

4.1 Bestrijding van de financiële en economische crisis

Nederland is van mening dat gecoördineerde begrotingsimpulsen meer effect hebben dan geïsoleerde nationale impulsen. Er dient daarbij aandacht te zijn voor een overtuigende exit-strategieen (herstel van duurzame overheidsfinanciën) en maatregelen moeten bijdragen aan een structurele versterking van de economie. Dit laatste draagt ook bij aan een betere schuldhoudbaarheid, hetgeen Nederland zeer belangrijk vindt.

Het laten werken van de automatische stabilisatoren en ingrepen in de financiële sectoren hebben uiteindelijk ook tot doel om de economie te stimuleren, en dienen dan ook meegenomen te worden in de evaluatie van de impulsen. Inmiddels hebben veel landen bestedingsimpulsen aangekondigd, waarvan de effecten later in 2009 duidelijk zullen worden.

Nederland zal pleiten voor opname in het communiqué van een zinsnede waarin de regeringsleiders zich ondubbelzinnig uitlaten over hun bereidheid om de financiële stabiliteit te waarborgen. Dit leidt niet alleen tot een bescherming van de klanten van de financiële instellingen, maar houdt ook de economie beter draaiende. Het waarborgen van de financiële stabiliteit door asset protection of kapitaalinjecties heeft positieve externe effecten voor binnenlandse en buitenlandse financiële instellingen, en voor klanten in binnen- en buitenland. Gezien het grensoverschrijdende karakter van vele financiële instellingen is internationale samenwerking essentieel bij het beschermen van de financiële stabiliteit. Dit kan op Europees of multilateraal niveau, maar ook op (informeel) bilateraal niveau. Nederland zal tijdens de London Summit pleiten voor deze verbeterde samenwerking.

4.2 Versterking van het financiële systeem (regelgeving en toezicht)

Ten aanzien van de regelgeving van financiële markten geldt dat uit de discussie in de G20 een duidelijke lijst van prioriteiten naar voren is gekomen, die een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verbetering van het functioneren van de financiële sector. Nederland steunt deze prioriteiten, die ook nauw aansluiten bij de Europese denkrichting in deze (bijvoorbeeld het recente rapport van de De Larosière-groep en de betreffende conclusies van de Europese Raad). Op bepaalde onderwerpen zou nog wel verdere concretisering kunnen plaatsvinden.

Het prudentieel toezicht richtte zich traditioneel op het realiseren van gezonde individuele instellingen. De impliciete veronderstelling dat daardoor de markt als geheel ook gezond is, is onjuist gebleken. Op macroniveau kunnen namelijk nog wel degelijk grote kwetsbaarheden ontstaan, o.a. door correlatie van risico’s, de onderlinge verwevenheid van financiële instellingen en het feit dat in de markt als geheel kwetsbaarheden kunnen ontstaan die op het niveau van nationale autoriteiten niet tot voldoende actie leiden. Deze aspecten zorgen voor een breed gedragen aanbeveling dat behoefte is aan macro-prudentieel toezicht. Nog niet besloten is welke instelling met deze taak belast zou moeten worden. Op mondiaal niveau zou het IMF een versterkte rol kunnen spelen. Binnen Europa pleit de De Larosière-groep voor een aparte instelling onder auspiciën van de Europese Centrale Bank (ECB). Nederland staat hier in eerste instantie niet afwijzend tegenover, op voorwaarde dat de onafhankelijkheid van de ECB gewaarborgd blijft en geen verantwoordelijkheid krijgt in het micro-prudentieel toezicht. Daarnaast moeten goede afspraken worden gemaakt over de afstemming tussen macro- en micro-prudentieel toezicht.

Ontwikkelingen in de financiële markten kunnen elkaar versterken, zowel in goede tijden (irrationele overwaardering) als in slechte tijden waar de financiële onrust tot een negatieve spiraal kan leiden van dalende koersen en steeds verdere afschrijvingen. De huidige regelgeving kan dit soort pro-cyclische effecten onbedoeld zelfs versterken. Er is overeenstemming dat de golfbewegingen in de financiële markt juist gedempt moeten worden. Dit kan in principe via verschillende kanalen. Het kan via een striktere definitie van kapitaal (gedifferentieerde risico-opslag Basel II), via meebewegende kapitaaleisen of via de mogelijkheid om eerder voorzieningen op te bouwen. Nederland steunt maatregelen om de procycliciteit te beperken en zet in op nadere analyse welke instrument daarvoor het meest geschikt zou zijn. Mede naar aanleiding van de oproep van de G20, wordt in het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) gewerkt aan een versterking van Basel II. Het betreft onder andere afspraken over een eenduidige definitie van kapitaal, het aanscherpen van risicometing en het omgaan met garanties en off-balance financiering. Op lange termijn zijn dit belangrijke versterkingen. Er zal wel goed gekeken moeten worden naar de timing van het invoeren van nieuwe afspraken. Nederland steunt het werk van het BCBS. Het doorvoeren van substantiële hervormingen in de huidige periode van onrust lijkt echter niet opportuun.

Er is brede overeenstemming dat het toezicht volledig dekkend moet zijn (comprehensive approach) en dat geen enkele sector en geen enkele jurisdictie buiten het toezicht mag vallen. Nederland zal ervoor pleiten dat het uitgangspunt van een risicogeoriënteerde benadering moet worden gehanteerd, hetgeen betekent dat toezicht zich vooral zal moeten richten op systeemrelevante activiteiten of instellingen. Regelgeving voor hedge funds en private equity moet net zo streng zijn als voor andere marktpartijen om zodoende het level playing field te handhaven. Met betrekking tot boekhoudstandaarden moeten er nadere afspraken worden gemaakt over specifieke gevallen en situaties, zoals de waardering van complexe producten en waardering bij illiquide markten. Nederland steunt de oproep aan de International Accountants Standards Body (IASB) om dit nader uit te werken. Het fundamentele uitgangspunt van fair value accounting dient echter niet ter discussie te worden gesteld. Ten aanzien van instrumenten voor crisismanagement die worden ingezet, geldt dat deze efficiënt moeten zijn met een zo optimaal mogelijke betrokkenheid van de particuliere sector. Nederland steunt dit uitgangspunt en is van mening dat autoriteiten voldoende instrumenten tot beschikking moeten hebben om effectief crisismanagement te kunnen uitvoeren. Het be-loningsbeleid is een zeer belangrijk aandachtspunt, ook omdat dit direct verbonden is met de oorzaken van deze crisis. Beloningsbeleid moet transparant zijn, gericht op lange termijn en worden meegenomen bij het prudentieel toezicht. Nederland zal pleiten voor nadere uitwerking van deze aanbeveling, waarbij ook de verantwoordelijkheid van de financiële sector zelf tot uiting moet komen. Voor beloningsbeleid geldt dat de best practices van het Financial Stability Forum (FSF) op korte termijn omgezet moeten worden in principes die door prudentiële toezichthouders gebruikt zullen worden. Het is van groot belang dat perverse prikkels in de be-loningsstructuur worden weggenomen.

De overige aanbevelingen hebben onder andere betrekking op het ver-groten van transparantie, het vergroten van de aandacht voor liquiditeitsmanagement en het oprichten van een centrale clearinginstelling voor niet-gestandaardiseerde producten.

4.3 Hervorming van de internationale financiële instellingen (IFI’s)

Het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) en de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) kunnen een grote rol spelen in het temperen van de crisis. Nederland ziet een belangrijke taak weggelegd voor deze instellingen met betrekking tot de hulp aan noodlijdende- en ontwikkelingslanden, mits er een aantal hervormingen wordt doorgevoerd en de instellingen de (financiële) middelen krijgen.

IMF

Er is internationaal brede overeenstemming over het feit dat het IMF over voldoende middelen moet beschikken om landen die in betalingsbalansproblemen raken te ondersteunen. Het IMF heeft in dit verband aangegeven dat een verdubbeling van de beschikbare middelen tot $ 500 miljard. gewenst zou zijn. Japan heeft inmiddels $ 100 miljard extra be-schikbaar gesteld aan het IMF en tijdens de Voorjaarsraad is besloten dat de Europese landen gezamenlijk € 75 miljard extra beschikbaar stellen. Ook Nederland is voorstander van een middelenophoging en zal erop aansturen dat er tijdens de London Summit een concreet bedrag toegezegd wordt. Financiering van een uitbreiding geschiedt bij voorkeur via een verhoging en verbreding van de New Arrangements to Borrow (NAB), op basis van een eerlijke lastenverdeling. Deze ordentelijke, multilaterale oplossing doet zoveel mogelijk recht aan de bestaande governance-structuur van het IMF. Voor een IMF-middelenuitbreiding op korte termijn, lijkt de meest pragmatische oplossing een aantal bi-laterale arrangementen tussen het fonds en de leden. Wat betreft de Europese bijdrage ligt het voor de hand om deze volgens de nieuwe quotaverhoudingen te verdelen over de EU-lidstaten. Nederland zou in dat geval € 5,32 miljard voor zijn rekening nemen. Dit sluit overigens niet uit dat op termijn andere modaliteiten van belang kunnen zijn om het IMF in staat te stellen adequaat te reageren op de crisissituatie, bijvoorbeeld door creatie van special drawing rights (SDR).

Er bestaat een brede consensus dat het instrumentarium van het IMF versimpeld en beter aangesloten kan worden op de behoeften van de lidstaten. Daarbij kan de conditionaliteit verder gestroomlijnd worden (dit bevordert de beleidsruimte van landen), kunnen toegangslimieten ver-hoogd worden en zou het nuttig kunnen zijn om een verzekeringsinstru-ment in het leven te roepen. Nederland steunt al deze initiatieven maar zal hierbij zeker de financiële stabiliteit van het IMF in het oog houden. IMF surveillance is in aanloop naar de huidige crisis onvoldoende effectief gebleken. Daarom moet de surveillance versterkt worden door de dekking, analyse en impact te verbeteren. De toezegging van de G20-landen om een Financial Sector Assesment Program (FSAP) te ondergaan en de instelling van een Early Warning Exercise door IMF en FSF zijn een stap in de goede richting. Nederland zou verder willen gaan en een periodieke FSAP-update verplicht willen stellen. Bovendien benadrukt Nederland het belang van de implementatie van IMF-adviezen. Deze laatste stap is essentieel voor het versterken van de internationale financiële stabiliteit.

De Verenigde Staten en opkomende economieën dringen sterk aan op verdergaande governance hervormingen dan de deal die daar in april 2008 over gesloten is. Europa benadrukt daarentegen dat eerst de hervormingen van april 2008 geratificeerd moeten worden. Het Kabinet deelt het algemene uitgangspunt dat het gewicht van de opkomende economieën beter gereflecteerd moet worden. Nederland is voorstander van het doorbreken van de informele afspraak dat de managing director van het IMF door de Europese Unie wordt benoemd en de president van de Wereldbank door de Verenigde Staten. Beide benoemingen zouden gebaseerd moeten worden op de competenties van de kandidaten, ongeacht hun nationaliteit. Ook kan Nederland, om aan de opkomende economieën tegemoet te komen, instemmen met het vervroegen van de volgende quotahervormingen en staat Nederland open voor het oprichten van een Ministeriële Raad die het International Monetary and Financial Committee (IMFC) zou moeten vervangen.

Multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s)

Wat betreft de multilaterale ontwikkelingsbanken (inclusief Wereldbank) zet Nederland in op een belangrijke rol van de MDB’s in het bestrijden van de impact van de financiële crisis op ontwikkelingslanden. Nederland pleit daarbij met name voor het versterken van de respons van de MDB’s in de armste ontwikkelingslanden. Tweede hoofdpunt van de Nederlandse inzet is de verdere versterking van de internal governance van de MDB’s, en een spoedige afronding van de voice hervorming bij de Wereldbank.

In het bijzonder zet Nederland in op een duidelijkere commitment tijdens de London Summit voor het nakomen van ODA-, HIPC- en MDRI-belof-ten1, inclusief bijdragen van nieuwe donoren. Verder dient overwogen te worden of het nuttig en wenselijk is om goedpresterende International Development Agency (IDA)-landen toegang tot het loket van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) te geven, onder voorbehoud dat het principe van schuldhoudbaarheid adequaat wordt ingevuld. Een andere manier om de respons van de MDBs in de armste landen te versterken is door de private sector loketten van de juiste instrumenten en financiële armslag te voorzien. Ook zal Nederland er voor pleiten om een groot deel van het beschikbare inkomen over 2008 van de MDB’s over te hevelen naar hun concessionele loketten voor de armste landen, indien aanwezig en onder voorwaarde van een eigen, gezonde financiële soliditeit. Nederland steunt het naar voren halen van de besteding van de middelen door de concessionele loketten van de MDB’s. Het vermijden van excessieve conditionaliteiten draagt ook bij aan het vergroten van de nationale beleidsruimte om de crisis te bestrijden. Tot slot zal Nederland de MDB’s oproepen om met verdere voorstellen te komen om de armste landen bij te staan in de bestrijding van de financiële crisis.

Nederland is verder in principe bereid om eventuele voorstellen tot kapitaalverhoging van de MDBs positief te benaderen indien ze voorzien zijn van o.a. een overtuigende langetermijnstrategie. Voor de EBRD heeft Nederland echter een voorkeur voor een herinterpretatie van de huidige gearing ratio, waardoor vooralsnog voldoende kapitaalruimte gecreëerd wordt om de crisis te bestrijden.

In de geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg over de voorjaarsvergadering 2009 van IMF en Wereldbank worden de bovenstaande onderwerpen in meer detail besproken.

4.4 Aandacht voor handel, ontwikkelingslanden en klimaat

Vrije wereldhandel

De ontwikkelingen in de wereldhandel stemmen somber: het volume van de wereldhandel zal in 2009 voor het eerst sinds 1982 afnemen. Het internationale handelsklimaat is ongunstig en dreigt verder te verslechteren. Juist nu is een actieve, stimulerende handelspolitiek van groot belang om de crisis zoveel mogelijk te beperken en herstel te bespoedigen. Dit geldt voor de wereldeconomie als geheel en in verhoogde mate voor een open economie als de Nederlandse. Nederland verwelkomt de verbreding van de agenda met dit onderwerp dan ook van harte.

De eerste uitdaging op handelsgebied is wat Nederland betreft het ver-krijgen van brede erkenning van het belang van vrije handel en, in het verlengde daarvan, een duidelijk commitment aan afronding van de Doha-ontwikkelingsronde. Naar verwachting komt de London Summit te vroeg (met name voor de nieuwe Amerikaanse regering en voor India dat thans gericht is op de aanstaande verkiezingen) om een concrete impuls te geven, door bijvoorbeeld een deadline vast te stellen. Een stevig, meer algemeen signaal van wereldleiders over het belang van spoedige afronding van de Doha-ronde mag echter wel verwacht worden. Op de korte termijn is het verder zaak de tot nu toe geboekte vooruitgang in de Doha-ronde zo stevig mogelijk te bevestigen, in het bijzonder door de VS, als basis voor verdere onderhandelingen.

Nederland is verder van mening dat het London communiqué, naast bevestiging van de eerdere afspraak geen handelsbelemmerende maatregelen te nemen, vooral een impuls aan effectievemonitoring – met name door de WTO – van dergelijke maatregelen zou moeten geven. De G20 zou moeten aansturen op versteviging van de monitoring van handelsbelemmeringen en zou wat Nederland betreft een oproep aan de WTO (i.s.m. andere internationale organisaties) kunnen doen om met suggesties hiervoor – en voor georganiseerde informatie uitwisseling en peer review – te komen. Bijzondere aandacht verdienen de gevolgen die de arme en meest kwetsbare ontwikkelingslanden zullen ondervinden van handelsbelemmerende maatregelen en protectionistische tendensen.

In handelskringen gaat ook aandacht uit naar het opdrogen van de handelsfinanciering en de negatieve impact daarvan op de internationale handelsstromen. De aandacht gaat daarbij uit naar de kwetsbare positie van ontwikkelingslanden, maar ook naar de noord-noord kant van de zaak. Nederland heeft de eigen knelpunten op het vlak van exportkredieten binnen de bestaande regels aangepakt en staat positief tegenover bijvoorbeeld verruiming van Wereldbank/International Finance Corporation (WB/IFC), een mondiaal fonds dat de private sector in ontwikkelingslanden steunt.

Effecten van de crisis op ontwikkelingslanden

De gevolgen van de crisis voor de armste ontwikkelingslanden, en de maatregelen die nodig zijn om deze gevolgen tegen te gaan, zijn tot nu toe in G20-kader enigszins onderbelicht gebleven. Nederland is van mening dat de belangen van de armste landen in Londen expliciet aan de orde moeten komen, temeer gezien geen van deze landen lid is van de G20. Van «ontkoppeling» tussen ontwikkelde en ontwikkelingseconomieën is immers duidelijk geen sprake. De armste ontwikkelingslanden hebben geen rol gespeeld bij het ontstaan van deze crisis, maar zij krijgen te maken met de meest ernstige gevolgen. Onder meer exporten, kapitaalstromen en overmakingen nemen drastisch af, waardoor de economische groei in deze landen daalt en de armoede stijgt. De laatste cijfers van het IMF en de Wereldbank zijn wat dat betreft alarmerend.1

Ook zullen veel ontwikkelingslanden door de crisis te maken krijgen met grote financieringstekorten en betalingsbalansproblemen. Nederland acht het daarom belangrijk dat landen hun ODA-verplichtingen nakomen en dit in Londen bevestigen. Concreet zullen vooral de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) een anticyclische rol moeten spelen, waarbij het gebruik van conditionaliteiten zoals eerder vermeld tot een minimum beperkt moet blijven. Ook pleit Nederland er voor dat de Wereldbank en het IMF voorstellen om de interpretatie van de concessionaliteitsvereisten binnen het schuldhoudbaarheidsraamwerk te verruimen, verder uitwerken. Daarnaast kan de Wereldbank gevraagd worden de modaliteiten van een vulnerability fund nader uit te werken.

Klimaat

Voor Nederland is de urgentie van de strijd tegen klimaatverandering bijzonder groot. Deze strijd zou wat Nederland betreft dan ook onverminderde aandacht moeten krijgen. Nederland is voorts van mening dat de huidige financiële en economische crisis geen excuus mag zijn om terughoudender te zijn bij het zoeken naar oplossingen voor de gevolgen van de klimaatcrisis. In de bestrijding van de economische crisis en de klimaatcrisis zou juist synergie gezocht moeten worden met maatregelen die zowel bijdragen aan het economisch herstel en aan het terugdringen van CO2-uitstoot.

De gedachte van een «Green New Deal» heeft inmiddels gestalte ge-kregen in het herstelpakket van de Amerikaanse President Obama. Ook in het Europese economische herstelplan, waarover tijdens de recente Voorjaarsraad een akkoord werd bereikt, ligt de nadruk op duurzaamheid met steun voor projecten op het gebied van onder meer windenergie op zee en carbon capture and storage (CCS). Hetzelfde geldt voor het Europese klimaat- en energiepakket.

Tijdens de London Summit zullen geen grote stappen gezet kunnen worden, maar Nederland zal ervoor pleiten dat de Top een constructief signaal uitzendt met betrekking tot de urgentie van de strijd tegen klimaatverandering. Dat is van groot belang in de aanloop naar de klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar.

4.5 Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen

In de aanloop naar de Europese G20-voorbereidingstop in Berlijn heeft Bondskanselier Merkel het idee gelanceerd van een «Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen». Het handvest is bedoeld als een verzameling overkoepelende beginselen van economisch, financieel en sociaal beleid, waarin economische vrijheid wordt gekoppeld aan rekenschap en verantwoordelijkheid. Uitgangspunt van het handvest is dat geïndustrialiseerde, opkomende en ontwikkelende economieën een gemeenschappelijk belang hebben bij duurzame globalisering.

In het handvest zou allereerst een aantal kernprincipes verwoord worden op gebieden als duurzame financiële markten, degelijke overheidsfinanciën, vrije wereldhandel, evenwichtige regionale economische ontwikkeling, goed bestuur van overheden en bedrijven en sociale en arbeidsstandaarden. In een annex bij het handvest kan eventueel een lijst worden opgenomen van bestaande regels die essentieel geacht worden bij de implementatie van de in het handvest verwoorde principes. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan de recent door de OESO verrichte inventarisatie van regels van vijf internationale organisaties (OESO, WTO, ILO, IMF en Wereldbank).

Het idee van een «Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen» wordt door Nederland ondersteund en de inzet is dat deze aanpak tijdens de London Summit wordt onderschreven. Deze gedachte wordt ondersteund door andere EU-lidstaten; tijdens de Voorjaarsraad werd de Europese inzet voor de G20 vastgesteld waarin ondermeer is opgenomen dat de EU streeft naar een consensus over het handvest, «als een eerste stap naar een set van mondiale governance standards». De verdere uitwerking van het handvest kan één van de concrete follow-up punten van de London Summit zijn.


XNoot
1

De Groep van Twintig (G20) is eind jaren negentig ontstaan in reactie op een aantal financiële crises. Het lidmaatschap van dit informele forum wordt gevormd door de ministers van Financiën en en de presidenten van de centrale bank van negentien landen: Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Frankrijk, Duitsland, India, Indonesië, Italië, Japan, Mexico, Rusland, Saudi-Arabië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika. Het twintigste lid is de Europese Unie die door het roterende voorzitterschap van de Raad en de Europese Centrale Bank wordt vertegenwoordigd. Tijdens de Top van Washington kwam de G20 voor het eerst bijeen op het niveau van regeringsleiders. Aan deze Top namen ook Nederland en Spanje deel. Voor de London Summit gelden dezelfde deelnemers, aangevuld met de voorzitters van de regionale organisaties New Partnership for Africa’s Development (NEPAD), Association of South East Asian Nations (ASEAN) en de Afrikaanse Unie (AU). Tenslotte zullen vertegenwoordigers van de belangrijkste internationale organisaties – de VN, de Wereldbank en het IMF – participeren.

XNoot
1

WG 1: Verbetering van regulering en versterking van transparantie; WG 2: Verbetering van internationale samenwerking en bevorderen van integriteit op financiële markten; WG 3: Hervorming van het IMF; en WG 4: Hervorming van de Wereldbank en overige multilaterale ontwikkelingsbanken.

XNoot
1

Official Development Assistance (ODA), Heavily Indebted Poor Countries Initiative (HIPC), Multilateral Debt Reduction Initiative (MDRI).

XNoot
1

Het IMF voorspelt een groeivertraging van ruim 2% voor de lage inkomenslanden in 2009, hetgeen overeenkomt met een toename van de extreme armoede met meer dan 4%. Volgens de Wereldbank zal het aantal armen dit jaar toenemen met 53 miljoen, en zal de crisis tot 2015 de kindersterfte verhogen met 200 duizend tot 400 duizend.

Naar boven