31 371
Kredietcrisis

nr. 140
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2009

Tijdens het algemeen overleg Ecofin op 5 februari jl. (21 501-07, nr. 648) heb ik naar aanleiding van een verzoek van de heer Weekers toegezegd uw kamer te informeren, in het kader van de ontwikkelingen rondom de IJslandse bank Landsbanki en haar Nederlandse bijkantoor, over de contacten met de 100 000+ spaarders en de stand van zaken in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (VK). Voorts ben ik u nog een enkel antwoord verschuldigd naar aanleiding van hetgeen ik heb toegezegd tijdens het algemeen overleg over de kredietcrisis op 6 november jl. respectievelijk het debat over de najaarsnota 2008 op 17 december jl.

Hierbij treft u deze informatie aan.

Stand van zaken onderhandelingen/VK en Duitsland

Aangezien de onderhandelingen met IJsland nog niet zijn afgerond, kan ik niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan. Wel is het mogelijk om u informatie te verstrekken over de voortgang van het proces.

Begin december 2008 hebben op het ministerie van Financiën in Den Haag besprekingen plaatsgevonden met als doel om overeenstemming te bereiken – als uitwerking van het in oktober met de IJslandse autoriteiten overeengekomen memorandum of understanding (MoU) – over de exacte voorwaarden waaronder de verstrekking van leningen door het VK, Duitsland en Nederland aan IJsland plaats kan vinden. Die besprekingen hebben tot op heden niet tot een definitieve uitkomst geleid.

Gezien de politieke situatie op IJsland – het kabinet van premier Haarde bleek uitgeregeerd te zijn en bood op 26 februari 2009 haar ontslag aan – was er gedurende enige tijd weinig zicht op een afronding van de onderhandelingen. Uiteraard is in de tussentijd zo veel mogelijk de druk op de ketel gehouden.

Op ambtelijk en diplomatiek niveau vindt regelmatig overleg plaats met de IJslandse autoriteiten. Zo reist de ambassadeur voor IJsland (standplaats Oslo) regelmatig voor overleg af naar Reykjavik. Ook met de Britten en de Duitsers vindt – op ambtelijk niveau – veelvuldig overleg plaats.

Recent zijn in het IJslandse parlement schriftelijk vragen gesteld over de vraag of de IJslandse regering zich gebonden acht aan de EU/Efta wetgeving inzake depositogarantiestelsels en wat de gevolgen zijn voor de IJslandse economie als er geen overeenstemming met het VK, Nederland en Duitsland wordt bereikt.

De recent aangetreden minister van Buitenlandse Zaken, de heer Skarphéinssonop, antwoordde naar aanleiding hiervan op 26 februari jl. dat hij het voor het herstel van de IJslandse economie onontkoombaar acht dat de IJslandse regering de visie van alle lidstaten van de EU en Noorwegen over de uitleg van de EU-richtlijn inzake depositogarantiestelsels respecteert (welke leidt tot aansprakelijkheid van de IJslandse staat voor het niet nakomen van verplichtingen uit hoofde van het depositogarantiestelsel) en voorts dat het tot de hoofdvoorwaarden voor steun van het IMF behoort, dat overeenstemming wordt bereikt met het VK, Nederland en Duitsland over de invulling van de MoU.

Het interim-kabinet onder leiding van premier Sigurdardottir heeft op 24 februari jl. een nieuw onderhandelingscomité samengesteld. Inmiddels heeft een eerste verkennend gesprek met de voorzitter van het onderhandelingscomité, de ambassadeur voor IJsland in Denemarken, de heer Getsson, plaatsgevonden om te komen tot een snelle hervatting van de besprekingen. Daarbij heeft de IJslandse interimregering (een minderheidsregering) aangegeven een uiteindelijk resultaat in Althingi – het IJslandse parlement – te willen bespreken teneinde een voldoende breed draagvlak te krijgen. Althingi zal echter na 5 april a.s. niet meer bijeenkomen tot de verkiezingen van 25 april a.s. In elk geval is inzet om vóór de zomer tot een definitieve regeling te komen. Dit is ook noodzakelijk voor een goed gevolg van het lopende IMF-programma voor IJsland.

Ten aanzien van de situatie in Duitsland merk ik op dat het Resolution Committee van Kaupthing begin februari 2009 bekend heeft gemaakt dat de 30 000 Duitse crediteuren van het Duitse bijkantoor van Kaupthing, Kaupthing EDGE Germany, die een gezamenlijke vordering van 330 miljoen euro hebben. Verklaring voor deze uitbetaling is dat Kaupthing, anders dan Landsbanki, beschikt over meer activa en mogelijk tenminste de preferente crediteuren geheel of voor een groot deel zal kunnen terugbetalen. Ook Dordrecht en de provincie Groningen hebben eind januari hun tegoeden bij Kaupthing teruggestort gekregen.

Overigens, tot op heden heeft nog geen uitkering aan Duitse depositohouders van Kaupthing EDGE plaatsgevonden.

Contacten met de 100 000+ spaarders

Vrijdag 13 februari jl. heeft ten kantore van de Landsadvocaat, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, overleg plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de belangenvereniging Icesaving Nederland, die een groot deel van de gedupeerden spaarders van Icesave verenigt (spaarders die niet volledig zijn gecompenseerd aangezien hun vordering meer dan 100 000 euro bedroeg). Het gesprek had tot doel te komen tot afspraken over zaken als informatie- en kennisuitwisseling. Tijdens de bijeenkomst werd het belang daarvan onderschreven door de aanwezigen. Afgesproken is dat partijen periodiek zullen overleggen over zaken die spelen in relatie tot Landsbanki.

Overige toezeggingen

Tijdens het algemeen overleg over de kredietcrisis op 6 november 2008 zijn mij door mevrouw Koşer Kaya vragen gesteld over juridische procedures tegen De Nederlandsche Bank (DNB), de Staat of de IJslandse autoriteiten. Voorts heeft de heer Weekers mij tijdens het debat over de najaarsnota 2008 op 17 december 2008 gevraagd of de IJslandse toezichthouder aansprakelijk is gesteld. Ter beantwoording van deze vragen merk ik op dat DNB en de Nederlandse Staat in dat kader niet aansprakelijkheid zijn gesteld. Wel heeft DNB, na overleg met de minister van Financiën, de IJslandse toezichthouder, FME, en de uitvoerder van het IJslandse depositogarantiestelsel, aansprakelijk gesteld voor alle schade die mogelijkerwijs voortvloeit uit het houden van onvoldoende toezicht. Hierover is de kamer bij brief van 10 oktober 2008 (31 371, nr. 18) reeds geïnformeerd. De IJslandse autoriteiten hebben tot op heden niet gereageerd op de brief van DNB. Overigens doet een parlementaire commissie onder leiding van een rechter van het IJslandse Hooggerechtshof onderzoek naar de gang van zaken rond de ineenstorting van het IJslandse bankwezen. Zij zal haar bevindingen in oktober 2009 naar het IJslandse parlement sturen. De commissie staat ook in contact met de Nederlandse onderzoekers, prof. mr. Du Perron en prof. mr. De Moor-Van Vugt, die een evaluatie uitvoeren van de gang van zaken rondom Icesave en met name van het juridische instrumentarium dat DNB in dat kader ter beschikking stond, waarover ik u in eerste instantie bij brief van 28 november 2008 (31 371, nr. 58) heb geïnformeerd. Naar verwachting zal ik hun bevindingen over enkele weken naar uw kamer kunnen sturen.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven