31 349
Evaluatie van de Mijnbouwwet

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2008

In deze brief informeer ik u nader over de voorgenomen invoering van een financiële maatregel in de Mijnbouwwet die tijdige opsporing en winning van aardgas in specifieke marginale velden offshore stimuleert en substantieel extra aardgaswinning enbaten oplevert.

In het licht van de energievoorziening, de economische bedrijvigheid en de aardgasbaten is het belangrijk dat in de komende 5 à 10 jaar zoveel mogelijk kleine gasvelden offshore tot ontwikkeling en productie worden gebracht. Naar verwachting zullen de thans nog producerende velden op het Nederlands deel van het continentaal plat over 10 à 15 jaar zijn uitgeproduceerd. Als nieuwe kleine velden dan nog niet zijn aangesloten op bestaande platforms en infrastructuur zullen deze worden ontmanteld en opgeruimd. Zonder deze platforms en infrastructuur zijn de kleine, veelal marginale velden in ieder geval niet meer rendabel tot productie te brengen en is het zeer waarschijnlijk dat er gasreserves en gasbaten in de ondergrond achterblijven.

Er zijn in de afgelopen jaren al diverse middelen ingezet om mijnbouwactiviteiten in kleine velden te stimuleren. Zo worden nieuwe kleine(re) mijnbouwondernemingen actief benaderd omdat de kleine velden in Nederland minder interessant zijn voor de traditionele grote(re), wereldwijd opererende mijnbouwondernemingen en worden «slapende» vergunningen aangepakt door vergunninghouders aan te spreken op hun activiteitenniveau. Daarnaast is de toegang tot en de toegankelijkheid van (geologische) informatie voor mijnbouwondernemingen verbeterd. Verder beoogt een op 28 mei 2008 ingediend wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, evenals een met de mijnbouwindustrie te sluiten convenant te bevorderen dat uit hoofde van de Mijnbouwwet verleende vergunningen door vergunninghouders actief worden benut voor opsporing, winning of opslag, dan wel worden teruggegeven of overgedragen. Een financiële maatregel zal deze reeds ingezette middelen completeren en versterken.

In mijn brief van 27 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 349, nr. 2) en in het Algemeen Overleg van 28 mei 2008 over de evaluatie van de Mijnbouwwet (Kamerstukken II 2007/08, 31 349, nr. 3) heb ik toegezegd u te zullen informeren over de resultaten van overleg over en onderzoek naar een doeltreffende financiële maatregel die de ontwikkeling en productie van specifieke marginale velden stimuleert. Voorts is de regering in een motie van het lid Ten Hoopen c.s. van 28 oktober 2008 opgeroepen een financieel instrument te introduceren «om de winning van gas in marginale velden aantrekkelijker te maken, mits de staatskas per saldo ervan profiteert» (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XIII, nr. 44). In overleg met het ministerie van Financiën, waarbij ook Energie Beheer Nederland B.V. (de staatsparticipant in de Nederlandse olie- en gaswinning) en Nogepa (brancheorganisatie van mijnbouwondernemingen) betrokken waren, heeft het adviesbureau Policy Research Corporation («PRC») de effecten onderzocht van een financiële maatregel die opsporing en winning van marginale velden zou moeten stimuleren. Die maatregel zag op een verhoging van de toeslag op de kosten die mijnbouwondernemingen op grond van de Mijnbouwwet ten laste mogen brengen van hun bedrijfsresultaat waarover zij de mijnbouwwettelijke afdracht van winstaandeel verschuldigd zijn. In zijn rapport van 22 september 2008 concludeerde PRC dat financiële maatregelen om de economische aantrekkelijkheid van Nederlandse offshore gasvelden te verbeteren nuttig en noodzakelijk zijn, maar dat de onderzochte maatregel een weliswaar positief, maar zeer beperkt effect zou hebben op extra gasvolume en gasbaten. Verder gaf PRC aan dat een andere maatregel die de financiële druk van de hoge investeringskosten in de beginfase van exploratie- en productieprojecten zou verlagen effectiever en efficiënter zou zijn.

Op grond van nader overleg met en met instemming van de minister en staatssecretaris van Financiën ben ik voornemens in de Mijnbouwwet te bepalen dat mijnbouwbedrijven eenmalig in het jaar waarin zij investeren in bedrijfsmiddelen voor exploratie en exploitatie van marginale gasvelden offshore (putten, platforms en pijpleidingen) naast hun normale afschrijving een extra bedrag van 25% van de kapitaalkosten van hun investering in mindering mogen brengen op het bedrijfsresultaat waarover zij winstaandeel verschuldigd zijn. Voor de velden die kwalificeren voor toepassing van deze maatregel worden criteria vastgesteld die zijn gebaseerd op de verwachte omvang van het gasvoorkomen, de verwachte productiviteit en de afstand tot de infrastructuur. Op grond van de op cijfers en prognoses van de mijnbouwindustrie gebaseerde economische rekenmodellen wordt op hoofdlijnen van de maatregel verwacht dat in de periode tot 2020 circa 30 gasvoorkomens op het continentaal plat meer worden aangetoond en in productie worden genomen dan zonder de maatregel het geval zou zijn. Deze prospects (door boringen aan te tonen gasvoorkomens) en stranded fields (aangetoonde voorkomens die nog niet in ontwikkeling zijn) zullen naar verwachting ruim 20 miljard m3 extra aardgas opleveren. Dit door de maatregel extra geproduceerde gasvolume heeft positieve gevolgen voor de inkomsten van de staat uit de gaswinning. De extra aardgasbaten voor de staat bedragen (in nominale bedragen) in totaal rond de € 700 mln. bij een olieprijs van $ 50 per vat, tot circa € 2,5 miljard bij een olieprijs van $ 100 per vat.

Dit voorstel zal worden uitgewerkt in een zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer in te dienen Nota van wijziging op het reeds ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet (Kamerstukken II 2007/08, 31 479) in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen die uit hoofde van de Mijnbouwwet zijn verleend voor opsporing, winning en opslag. In de memorie van toelichting bij die nota van wijziging zal nader worden ingegaan op de inhoud en effecten van deze maatregel voor gasvolume en -baten.

Gezien de positieve gevolgen die deze maatregel ook heeft voor de opbrengsten van mijnbouwbedrijven die investeren in exploratie en exploitatie van kwalificerende marginale velden stel ik aan de mijnbouwindustrie als voorwaarde voor de inwerkingtreding van deze maatregel dat het opgeschorte overleg over het beoogde convenant wordt hervat en dat dit convenant ook daadwerkelijk in werking zal treden zodra het wetsvoorstel met betrekking tot de financiële maatregel tot wet is verheven en in werking is getreden. Verder is van belang dat bij de uitwerking van de voorgenomen maatregel in het wetsvoorstel nader zal worden getoetst op verenigbaarheid met de staatssteunbepalingen van het EG-Verdrag. Mocht blijken dat deze maatregel als steunmaatregel ter goedkeuring bij de Europese Commissie dient te worden aangemeld, dan kan de maatregel slechts dan in werking treden als de Europese Commissie haar – redelijkerwijs te verwachten – goedkeuring eraan verleent.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven