Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2010
Op 23 april 2009 heeft uw Kamer de motie met nummer 75 van het Kamerlid Zijlstra (28 982, nr. 75) aangenomen, waarin de regering verzocht wordt de horizon van het beschermde dorpsgezicht van Urk niet onnodig te vervuilen
en in de besluitvorming rond het geplande windmolenpark rekening te houden met de maatschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Zoals reeds bekend heb ik 8 april 2009 een bezoek gebracht aan Urk. Deze motie zie ik als ondersteuning van mijn woorden die
ik daar gesproken heb.
Tijdens mijn bezoek heb ik de omgeving van Urk bekeken en op mij laten inwerken vanaf zowel de kant van de Noordoostpolder
als vanaf de zeekant. Tijdens dit bezoek heeft de gemeente Urk kenbaar gemaakt dat in haar ogen wel de lasten, maar niet de
lusten van het windmolenpark terechtkomen in Urk. Ik heb daartoe bij de Windkoepel Noordoostpolder aangedrongen mogelijkheden
te onderzoeken om inwoners van Urk te laten participeren in het windmolenpark. Dit heeft tot gevolg gehad dat de inwoners
van Urk in staat worden gesteld te participeren in het windmolenpark.
Ik heb gezegd dat wij graag een windmolenpark willen en dat ik daarbij niet iedereen volledig tegemoet kan komen. Natuurlijk
weeg ik de bezwaren van gemeente Urk en anderen mee bij het vaststellen van het rijksinpassingsplan, maar ik ben niet van
mening dat het park elders beter kan worden ingepast. Dit wordt ondersteund door het advies van de Commissie m.e.r. Uit de
vergelijking die de Commissie maakt wordt duidelijk dat alle onderzochte locaties milieueffecten kennen. Ook blijkt dat geen
van de locaties per saldo evidente milieuvoordelen biedt. Op basis van het MER, de aanvulling en het locatiebezoek constateert
de Commissie dat het rechtstreekse zicht op Urk vanaf het IJsselmeer en de Ketelbrug weliswaar geflankeerd zal worden door
windturbines, maar dat Urk wel ongehinderd zichtbaar blijft. De vraag óf het windpark daar komt, is hiermee positief beantwoord.
Het gaat er nu enkel om hoe het windpark er komt.
Vanaf 18 juni tot en met 29 juli 2010 liggen de ontwerpbesluiten en het inpassingsplan omtrent het windmolenpark in de Noordoostpolder
ter inzage, waarin rekening is gehouden met het verzoek in de motie.
Door op de locatie Westermeerdijk buitendijks aan zeven van de aangevraagde windturbines planologisch geen medewerking te
verlenen, wordt tegemoet gekomen aan het verzoek de horizon van het beschermde dorpsgezicht niet onnodig te vervuilen. Het
betreft de vier windturbines nabij Urk van de meest westelijke lijn en de drie windturbines nabij Urk van de meest oostelijke
lijn. Deze waren oorspronkelijk wel aangevraagd door de initiatiefnemers. Hierdoor zal de flankering van Urk door windturbines
enigszins afnemen en de «skyline» van Urk zal vanaf het IJsselmeer, komend vanuit het noorden, minder schuil gaan achter de
lijnopstellingen van het middelste deelgebied. Hiermee wordt deels tegemoet gekomen aan het behoud van de weidse zichten over
het water vanaf de dijk en vanuit Urk.
Met de keus om deze zeven turbines geen medewerking te verlenen is aangesloten bij de functie die met name de Westermeerdijk
deels heeft als uitloopgebied van Urk. Verschillende verbindingspaadjes lopen tussen de dijk en het noordelijke deel van de
bebouwing van Urk en het Urkerbos. Door deze situatie niet te veranderen is rekening gehouden met de maatschappelijke en cultuurhistorische
waarden van Urk.
Ik vertrouw erop dat ik met bovenstaande aanpassing voldoende recht heb gedaan aan de strekking van de motie.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven