Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31209 nr. 101 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31209 nr. 101 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2009
In de motie 31 209 nr. 58 hebt u de regering verzocht te onderzoeken op welke manier zelflevering optimaal kan worden gecombineerd met de huidige stimuleringsregelingen. U hebt hierbij ten eerste overwogen, dat het model van zelflevering op basis van artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998 ook bij andere duurzame energiebronnen dan zon-PV kan worden ingezet. Ten tweede hebt u overwogen dat zelflevering een grote stimulans kan geven aan het draagvlak van duurzame energie en ook het beslag op de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) kan verminderen.
Op 9 juni 2009 (kamerstuk 31 209/31 250, nr. 86) heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu u medegedeeld met de beantwoording van de motie te willen wachten op de uitkomsten van een onderzoek van SenterNovem naar mogelijkheden om het lokale draagvlak van windenergie projecten te vergroten. Hierbij stuur ik u mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de staatssecretaris van Financiën een inhoudelijke reactie op de motie.
Allereerst zal ik ingaan op het begrip zelflevering, beter bekend als thuisopwekking. Onder thuisopwekking wordt verstaan het achter de meter produceren van elektriciteit, bijvoorbeeld een kleinverbruiker die op zijn dak een kleine windmolen heeft staan of een zonnepaneel heeft gemonteerd. De vraag is op welke manier thuisopwekking optimaal kan worden gecombineerd met de huidige stimuleringsregelingen voor duurzame elektriciteit.
Er gelden reeds diverse stimuleringsregelingen voor thuisopwekking.
In de Elektriciteitswet 1998 is vastgelegd dat bij kleinverbruikers1 die achter de meter duurzaam elektriciteit opwekken en die per jaar minder dan 3000 kWh van deze elektriciteit invoeden op het net, de meterstand wordt berekend door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit (artikel 31c, tweede lid1 ). Dit wordt saldering genoemd. Dit geldt overigens niet alleen voor zon-PV, maar voor het duurzaam opwekken van elektriciteit in het algemeen. Kleinverbruikers die achter de meter duurzaam elektriciteit opwekken en die per jaar méér dan 3000 kWh hiervan invoeden op het net, krijgen hiervoor een redelijke vergoeding van hun energieleverancier (artikel 95c, derde lid).
Wet belastingen op milieugrondslag
De energiebelasting (EB) maakt deel uit van de Wet belastingen op milieugrondslag. De hoofdregel wat betreft de heffing van EB op elektriciteit is dat de belasting wordt geheven ter zake van de levering via een aansluiting2 aan de verbruiker. Tevens wordt EB geheven over het verbruik van elektriciteit indien het op een andere wijze is verkregen, met uitzondering van de verbruiker die achter de meter elektriciteit heeft opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen. Verder geldt sinds 1 januari 2008 dat indien de verbruiker via een aansluiting elektriciteit op het distributienet heeft ingevoed ter zake waarvan de eerder genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 worden toegepast, de EB wordt geheven over het positieve saldo van de via de aansluiting geleverde elektriciteit minus de via de aansluiting ingevoede elektriciteit.
De vraag speelt of ook kan worden gesproken over thuisopwekking, indien een afnemer via de aansluiting van zijn onroerende zaak elektriciteit krijgt geleverd die afkomstig is van een project waarbij (duurzame) elektriciteit wordt opgewekt en waarin de afnemer op enige wijze participeert (opwekking vóór de meter).
De huidige stimuleringsregelingen zijn niet van toepassing op opwekking vóór de meter. De vraag speelt of saldering alsnog mogelijk moet worden gemaakt voor duurzame elektriciteit die vóór de meter wordt opgewekt.
Bij windenergieprojecten op lokaal niveau speelt een sterke behoefte aan het vergroten van draagvlak. Een overgrote meerderheid van de Nederlanders is voor windenergie, maar niet in hun eigen directe omgeving. Saldering mogelijk maken bij opwekking vóór de meter is in theorie een manier om het draagvlak te vergroten. Een dergelijke stimuleringsregeling kent echter diverse nadelen:
1. Het participeren in een windmolen of andere elektriciteitsproducent ver buiten de eigen regio, leidt niet tot vergroting van het lokale draagvlak maar wel tot het mogen toepassen van saldering. Hierbij ontbreekt de één-op-één relatie met de onroerende zaak waar de stroom is opgewekt die de huidige salderingsregeling wel kent. Bij saldering wordt de meterstand immers berekend door de via de aansluiting aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de via de aansluiting op het net ingevoede elektriciteit die achter de meter is opgewekt.
2. Het beslag op de SDE wordt alleen verminderd door elders nieuwe financiële prikkels te creëren. Een vorm van het stimuleren van windenergie die leidt tot een derving van belastinginkomsten is echter veel duurder en een minder efficiënte inzet van overheidsmiddelen dan stimulering via de SDE. De energiebelasting voor de kleinverbruiker bedraagt in 2009 € 0,1085 per kWh exclusief BTW. Het basisbedrag voor de SDE voor wind op land bedraagt in 2009 € 0,094 per kWh. Met een lange termijn verwachte elektriciteitsprijs voor windenergie van € 0,059 per kWh, bedraagt de verwachte subsidie middels de SDE dus€ 0,035 per kWh.
3. Tot 2003 werd in Nederland duurzame elektriciteit ondersteund door vraag- en aanbodstimulering via de regulerende energiebelasting (REB; sinds 2004 EB genaamd). De basis van dit systeem was producenten van duurzame elektriciteit via de leveranciers een belastingvoordeel te geven en op de levering van duurzame elektriciteit aan afnemers een nihiltarief toe te passen. Producenten van duurzame elektriciteit afkomstig van installaties in het buitenland profiteerden ook van de stimuleringsregeling. Daardoor is destijds veel belastinggeld weggelekt naar het buitenland, zonder dat de stimuleringsregeling in Nederland tot nieuw vermogen voor het produceren van duurzame elektriciteit heeft geleid. Nederland is mede hierom vanaf 2003 overgegaan op aanbodstimulering via de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) en later de SDE. Gezien de ervaringen in het recente verleden ligt het niet voor de hand leveringen die via de leverancier verlopen en een weglekrisico naar het buitenland kennen wederom via de fiscaliteit te stimuleren.
4. Afnemers van elektriciteit worden via de EB geprikkeld om zuinig om te gaan met energie. Het vermijden van energieverbruik is immers nog beter dan het duurzaam opwekken van energie. Deze prikkel tot energiebesparing komt bij de mogelijkheid tot saldering te vervallen.
Vanwege bovenstaande redenen vindt het kabinet salderen bij opwekking vóór de meter niet wenselijk. Binnen de huidige regelgeving zijn de mogelijkheden dan ook alleen bedoeld voor thuisopwekking achter de meter.
Niettemin onderschrijft het kabinet de noodzaak van het vergroten van het draagvlak voor windenergieprojecten in de directe omgeving. SenterNovem heeft daartoe een onderzoek uitgevoerd op welke wijze (financiële) participatie in windenergieprojecten kan worden vormgegeven.
Andere vormen om draagvlak windenergieprojecten te vergroten
SenterNovem heeft onderzoek gedaan naar participatievormen voor omwonenden in windenergieprojecten en een expertmeeting georganiseerd. Het onderzoek is te vinden op www.windenergie.nl. Uit het onderzoek komt naar voren dat er vele vormen van participatie zijn. Onderscheid valt te maken tussen vormen met risico en zeggenschap en vormen met weinig risico en zeggenschap. Agrariërs en andere ondernemers maken meer gebruik van de eerste vorm en burgers in de omgeving meer van de tweede vorm. De financiële participatie is per project vaak sterk gebiedsgebonden. Er is een trend waar te nemen naar meer burgerparticipatie, dat wil zeggen naar vormen met een groot aantal kleine deelnemingen met geen tot zeer weinig risico. Er is ook een trend waar te nemen bij lokale overheden om de opbrengsten van windprojecten binnen de lokale economie te houden. Dit uit zich in de wens om financiële participatie te verankeren en zo mogelijk voor te schrijven, en in de instelling van fondsen voor sociale en natuurlijke ontwikkeling.
Het concept van stroomlevering van de windturbines aan de participant via het openbare net wordt vooral ingezet als een marketingconcept. Bij sommige leveranciers kan een klant zelf bepalen van welke windmolen stroom wordt afgenomen.
Uit de expertmeeting kwam naar voren dat (financiële) participatie het draagvlak vergroot voor concrete projecten. Daarom is (financiële) participatie van de omgeving bij de ontwikkeling van een windpark cruciaal bij de planvorming. Volgens het onderzoek leidt economische betrokkenheid er bij gelijke omstandigheden toe dat minder hinder van windparken wordt ervaren. Participatie in windprojecten binnen de agrarische sector draagt in belangrijke mate bij aan de continuïteit van de bedrijfsvoering. Financiële participatie gericht op burgers in de omgeving van een windpark kan toegepast worden om draagvlak te bereiken, maar draagt slechts beperkt bij aan de financiering van het (eigen) vermogen van een park.
Voor het vormgeven van de participatievorm is per project maatwerk vereist. Uit de expertmeeting kwam naar voren dat verschillen in initiërende partijen, windopbrengsten, politieke inbedding en sociale en fysieke kenmerken van de omgeving iedere situatie uniek maken. Hierdoor is er geen «ideaal model» voor participatie in windprojecten.
Om de bijdrage die (financiële) participatie kan leveren aan het draagvlak voor windenergieprojecten optimaal te benutten, zal SenterNovem de ervaringen en mogelijkheden omtrent (financiële) participatie bij windenergieprojecten publiceren, uitdragen via de windteams en actief onder de aandacht brengen bij diverse windprojecten.
Afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80 Ampère.
Als gevolg van wetsvoorstel 31 374 wijzigt artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998. De verdere behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer is voorzien op het moment dat de door de minister van Economische Zaken in dit verband aangekondigde novelle zal worden behandeld.
Aansluiting: een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd (zie artikel 47, eerste lid, onderdeel f van de Wet belastingen op milieugrondslag).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31209-101.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.