Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 84 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 84 |
Vastgesteld 22 januari 2008
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 23 november 2007 inzake het project «Herintroductie mijnenveegcapaciteit» (Kamerstuk 31 200 X, nr. 66).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 januari 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Als de gehele mijnenveegcapaciteit die als gevolg van dit project wordt verkregen op 100 wordt gesteld hoe groot is dan de verwachte omvang van de inzet in de verschillende beschreven gebieden zoals expeditionaire operaties, terroristische dreiging tegen de aanlooproutes naar onze zeehavens, de zeehavens zelf en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat?
De omvang en de wijze van inzet van de mijnenveegcapaciteit is steeds afhankelijk van de situatie op het moment van de gevraagde inzet. Op voorhand is daarover geen uitspraak te doen.
Zijn er naast expeditionaire inzet en terroristische dreiging nog andere dreigingen waarmee rekening wordt gehouden? Zo ja, welke?
Betreft het bij de terroristische dreiging tegen de Nederlandse wateren en het Nederlands Continentaal Plat met zeemijnen aanvallen met mijnen die beter geveegd dan gejaagd kunnen worden? Zo ja, kunt u uitleggen waarom of doorverwijzen naar literatuur betreffende aanvallen door terroristen met zeemijnen?
Welke voorbeelden kunnen worden gegeven van de inzet van zeemijnen die afbreuk konden doen resp. afbreuk deden aan het vrije scheepvaartverkeer in de afgelopen vijftig jaar?
Zijn er voorbeelden te geven van de inzet van zeemijnen door terroristische groepen e.d?
Naast de specifiek genoemde dreiging bij een expeditionaire inzet of een terroristische dreiging, wordt rekening gehouden met een algemene dreiging ten aanzien van het internationale scheepvaartverkeer met mogelijk grote economische gevolgen.
Er zijn verscheidene voorbeelden van de inzet van zeemijnen die afbreuk konden doen respectievelijk afbreuk deden aan het vrije scheepvaartverkeer in de afgelopen decennia: Rode Zee (1984), Perzische Golf (1987–1988), Perzische Golf (1991), Jemen (2000) en Irak (2003). Voorbeelden van de inzet van zeemijnen door terroristische groepen zijn niet bekend. Gelet op de huidige beschikbaarheid van zeemijnen wordt echter ernstig rekening gehouden met het gebruik van zeemijnen door terroristische groepen, ook in Europese wateren. Nu deze dreiging bestaat dient adequaat gereageerd te kunnen worden met mijnenbestrijdingscapaciteit.
De keuze tussen mijnenjagen of mijnenvegen wordt gemaakt op basis van de plaatselijke omstandigheden.
Kunt u aangeven hoe hoog Nederland binnen de NAVO scoort op het gebied van mijnenjaagcapaciteit? Zo neen, is deze vraag wel onderdeel van de door TNO uitgevoerde studie?
Hoe groot is de kwantitatieve behoefte aan mijnenveegcapaciteit volgens de NATO Defense Requirements review? Is deze behoefte ook kwalitatief gedefinieerd? Zo ja, hoe? Zijn er afspraken tussen de NAVO-partners onderling over het vullen van deze behoefte? Zo neen, op grond van welke overwegingen is de Nederlandse capaciteitsbehoefte vastgesteld? Zo ja, welke NAVO-partners hebben per wanneer de beschikking over hoeveel extra mijnenveegcapaciteit?
Wanneer is naar verwachting de TNO-studie naar internationale mijnenveegcapaciteit afgerond? Waarop is, bij het kennelijk ontbreken van een dergelijke studie, de behoeftestelling in de NATO Defense Requirements Review gebaseerd?
Betreft de studie die TNO momenteel verricht dezelfde als de in de Marine Studie 2005 genoemde studie «internationale mijnenveegcapaciteit»? Zo ja, wanneer is de studie uit 2005 afgerond? Zo neen, kan de Tweede Kamer een versie van deze studie uit 2005 krijgen?
De capaciteitsbehoefte voor de Navo wordt periodiek vastgesteld tijdens de Defense Requirements Review (DRR). Deze behoeftestelling is gebaseerd op een internationale scenarioanalyse. In de DRR 07 van januari 2007 werd binnen de Navo een tekort aan mijnenveegcapaciteit geconstateerd. Op basis van de DRR vraagt het NATO Defense Review Committee de lidstaten middels de Defense Planning Questionnaire (DPQ) om een bijdrage te leveren aan de capaciteit van de Navo. De Navo heeft hierbij vastgesteld dat de Nederlandse mijnenbestrijdingscapaciteit achterblijft door gebrek aan een mijnenveegcapaciteit. De kwalitatieve behoefte beschrijft in algemene termen onder welke omstandigheden en tegen welke soorten mijnen deze veegsystemen moeten kunnen optreden. Met de herintroductie mijnenveegcapaciteit wordt een bijdrage geleverd aan het Navo-tekort.
De studie «internationale mijnenveegcapaciteit», die genoemd is in de Marinestudie 2005 en Defensie thans in samenwerking met TNO uitvoert, zal meer inzicht geven in de technische mogelijkheden, de laatste internationale ontwikkelingen en de beschikbare productalternatieven voor de Nederlandse mijnenveegcapaciteit. Daarmee kan in de B/C en D-fasen een gevalideerde keuze gemaakt worden die past binnen het budget. De studie beoogt de risico’s verbonden aan de keuze van componenten te beperken en een zo goed mogelijk inzicht te verschaffen in de benodigde investeringen en exploitatie. Naar verwachting is het eindrapport in het eerste kwartaal van 2008 voltooid.
De mijnenjaagcapaciteit is geen onderdeel van die TNO-studie. Met de uitvoering van het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) (25 000 X, nr. 59) beschikt Nederland over een zeer moderne mijnenjaagcapaciteit waarmee zowel kwalitatief als kwantitatief een goede bijdrage aan de Navo geleverd kan worden.
Heeft Nederland zelf ook een «mijnenlegcapaciteit»? Heeft Nederland zelf de beschikking over zeemijnen? Zo ja, onder welke omstandigheden overweegt Nederland dit wapen in te zetten?
Neen.
Kunnen met de nieuwe «Target Simulation Mode» ook klassieke mijnen worden geveegd, of is de «Mine Setting Mode» nog steeds additioneel nodig? Zo ja, zijn de nieuw aan te schaffen mijnenvegers hiertoe in staat?
Met de nieuwe mijnenveegtechniek Target Simulation Mode (TSM) komen invloedsmijnen tot ontploffing doordat een doel wordt gesimuleerd. Deze techniek wordt toegepast indien de klassieke mijnenveegtechniek Mine Setting Mode (MSM) niet mogelijk is vanwege het ontbreken van specifieke technische informatie over de te vegen mijnen. De behoeftestelling in het project betreft een mijnenveegcapaciteit waarmee veegoperaties in zowel MSM als TSM kunnen worden uitgevoerd.
In welk opzicht is de dreigingsituatie wat betreft zeemijnen thans anders dan in 1997 toen het laatste Dokkum-klasse mijnenbestrijdingsvaartuig werd afgestoten?
De dreigingsituatie is laatste jaren gewijzigd door de voortschrijdende technische ontwikkelingen, de uitbreiding van landen die over zeemijnen beschikken en de toegenomen terroristische dreiging.
Zou de nieuwe mijnenveegcapaciteit ook een rol kunnen gaan spelen bij het ruimen/vernietigen van oude zeemijnen (bijvoorbeeld in de Noordzee)?
Neen, deze mijnen liggen al zo lang in zee dat de sensoren niet meer werken. Voor het opsporen en ruimen van deze oude zeemijnen en explosieven worden mijnenjagers ingezet.
Hoe groot is de kans dat de (onbemande) veeg- en sleepdrones materiële schade lijden tijdens actieve inzet?
Die kans is altijd aanwezig aangezien de drone een zeemijn activeert en die mijn dus in de omgeving van het sleeptuig zal ontploffen. Uiteraard worden de componenten zo ontworpen dat ze zo goed mogelijk bestand zullen zijn tegen de gevolgen van een ontploffing.
Zijn er afspraken met België over inzet van mijnenjaagcapaciteit in Nederlandse wateren? Zo ja, welke?
Op het gebied van mijnenbestrijding werken Belgische en Nederlandse marines al tientallen jaren zeer nauw samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de BENESAM-overeenkomst van 1995. De uitvoering van die overeenkomst is in 2007 geactualiseerd. De samenwerking richt zich vooral op het plannen, aansturen, coördineren, uitvoeren en direct ondersteunen van het opleiden, het opwerken en het oefenen van de gemeenschappelijke vloot. Daarnaast bestaan ook op logistiek en materieelgebied nauwe samenwerkingsverbanden.
Sinds het dodelijke ongeval aan boord van het visserijvaartuig OD-1 op 6 april 2005 is het aantal meldingen toegenomen. De inzet van Nederlandse en Belgische mijnenjagers voor het ruimen van oude zeemijnen en explosieven in het Nederlandse of Belgische deel van het Continentaal Plat is sindsdien sterk toegenomen. De inzet van de eenheden wordt gecoördineerd door het gezamenlijke operatiecentrum in Den Helder.
Zijn er geen veeg- en sleepdrones «van de plank» verkrijgbaar? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom wordt er iets nieuws ontwikkeld?
Er zijn geen veeg- en sleepdrones «van de plank» verkrijgbaar omdat dit materieel zeer specialistisch van aard is. Binnen de Navo-lidstaten is de afgelopen jaren weinig geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van dit materieel en er zijn daardoor ook nauwelijks opdrachten aan de industrie gegund. De ontwerpen voor de Nederlandse veeg- en sleepdrones kunnen mogelijk worden gebaseerd op de ontwikkelingen in Duitsland en Denemarken en wellicht ook Zweden.
Is de verdere ontwikkeling en productie van de nieuwe mijnenveegcapaciteit afhankelijk van definitieve samenwerkingscontracten met derden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is de minimumomvang (in landen en geld) van een levensvatbaar consortium?
Indien Nederland als enige, of in kleiner verband, voor de ontwikkelingskosten van de nieuwe mijnenveegcapaciteit opdraait, is er dan sprake van royalties, of licentieafdrachten als in een later stadium wel orders door derden geplaatst worden? Hoe voorkomt u dat Nederland, als we aan het begin van de «leercurve» tot aanschaf over gaan, een veel hogere prijs betaalt dan latere afnemers?
In de B/C fase wordt gebruik gemaakt van de resultaten uit de TNO studie over de technische uitvoerbaarheid van het concept van herintroductie mijnenvegen. Mede op basis daarvan worden door Defensie systeemeisen opgesteld om in overleg met de industrie en mogelijke partnerlanden een optimale oplossing te vinden op zowel het technische als het financiële vlak. Daarbij zullen bestaande producten een belangrijke rol spelen mede om het ontwikkelingskostenaspect beheersbaar te houden. Het ligt niet in de bedoeling om geheel zelfstandig iets nieuws te ontwikkelen.
Kan in de openbaarheid tenminste worden aangegeven om welke orde van grootte het gaat bij de investeringskosten voor de nieuwe mijnenveegcapaciteit?
Kunt u aangeven waarom de financiële informatie vertrouwelijk is, zoals afgesproken met de Tweede Kamer?
De totale kosten van het project Herintroductie Mijnenveegcapaciteit vallen binnen de bandbreedte van € 100 miljoen tot € 250 miljoen. Met het oog op de onderhandelingspositie van Defensie is de commercieel vertrouwelijke bijlage bij de brief van 23 november 2007 opgenomen.
Zijn de uitgaven kleiner geworden of gelijk gebleven aan de in de Marinestudie 2005 genoemde bedragen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de commercieel vertrouwelijke bijlage bij de brief van 23 november 2007.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme (PvdD).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Teeven (VVD), Vendrik (GL) en Ouwehand (PvdD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31200-X-84.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.