31 001 Programma voor Jeugd en Gezin

Nr. 104 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 maart 2011

De algemene commissie voor Jeugdzorg1 heeft op 17 februari 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

  • de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 december 2010 over de zorgvuldige afronding van de pilots campussen (31 001, nr. 99);

  • de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2010 ter aanbieding van de benchmarkrapporten pilotprojecten campussen (31 001, nr. 101);

  • de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 februari 2011 ter aanbieding van het totaalrapport benchmarks pilotprojecten campussen (31 001, nr. 102).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugdzorg,

Arib

De griffier van de algemene commissie voor Jeugdzorg,

Teunissen

Voorzitter: Arib

Griffier: Teunissen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Arib, Van der Burg, Dijsselbloem, Dille, Kooiman, Uitslag, Voordewind

en staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: We hebben afgesproken dat elke woordvoerder vier minuten spreektijd krijgt. Ik zal hier heel streng op toezien.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de benchmark en de totaalrapportage. Ik ben heel blij dat wij dit debat voeren en dat wij aanvullende informatie hebben gekregen van de staatssecretaris. Ik moet daar meteen bij zeggen dat deze het er niet makkelijker op maakt, maar het wordt er wel duidelijker door. Op deze manier krijgen wij namelijk een betere inkijk krijgen in de wijze waarop de campussen onderling gefunctioneerd hebben. Uit het vorige rapport kwam dit niet duidelijk naar voren, omdat wij in dit rapport niet goed konden zien hoe de individuele scores waren op de hoofddoelstellingen en hoe men de doelgroepen precies zou hebben bereikt. De verschillen tussen de campussen blijken nu toch wel substantieel te zijn. Ik ben daarom ook blij dat wij dit debat voeren. Deze achtergrond vormt ook de aanleiding voor de motie die ik eerder tijdens een VAO heb ingediend.

Bij de meeste campussen zien we dat de uitstroom positief is, rond 80% à 90%. De vraag is of we deze score ook zouden hebben gehad bij de reguliere voorzieningen. De score op strafbare gedragingen neemt ook af. Deze is van 1,2 bij de instroom naar 0,5 gegaan. Bij de negatieve uitkomsten viel mij op dat het middelengebruik juist toeneemt, behalve bij De Uitdaging. Hoe verklaart de staatssecretaris dit? Is hier actief beleid op gevoerd?

De Nieuwe Kans bereikt de beoogde doelgroep beter. Het gaat hier nog niet helemaal goed, maar wel het beste van allemaal. De uitstroom bij De Nieuwe Kans is echter slechter. Er lijkt een verband te bestaan. Hoe zwaarder de doelgroep, hoe moeilijker het is om die doelgroep positief te beïnvloeden. De vraag is natuurlijk wel of je de campussen zo hard mag afrekenen op de doelgroep. Is de doelgroep wel realistisch gesteld, als de definitie is dat jongeren zes maanden werkeloos moeten zijn of niet op school zijn geweest om in de doelgroep te vallen? De vraag is ook cruciaal in hoeverre deze jongeren, met name die van De Nieuwe Kans, in de reguliere voorzieningen goed terecht waren gekomen en of de scores dan vergelijkbaar waren geweest. Niet voor niets kwamen deze jongeren zonder school of werk te zitten voor een heel lange tijd. Wat is voor deze jongeren precies beschikbaar?

De staatssecretaris heeft een doorkijkje gegeven in hoe we nu verder gaan. Ze zegt dat we de € 200 000 goed zouden kunnen gebruiken om de informatie uit de «lessons learned» goed te vertalen in de reguliere programma’s. Er zijn positieve ervaringen, bijvoorbeeld over de 24 uursvoorziening en de dwang en drang. Zij deze ervaringen ook te vertalen naar de reguliere zorg? Daar hoor ik graag de reactie van de staatssecretaris op.

Er blijft 1,8 mln. over. In eerdere debatten heb ik begrepen dat er 4 mln. beschikbaar was, waarvan een deel bedoeld was voor De Nieuwe Kans. Volgens mij is dit gezegd in het laatste debat met de staatssecretaris. Dan zouden we structureel 2 mln. over hebben. Ik begrijp nu dat we structureel 1,2 mln. over hebben in totaal. Klopt die analyse? Begrijp ik het goed en hebben we nu alleen nog maar 1,2 mln. structureel over? In het vorige debat heb ik begrepen dat de staatssecretaris eigenlijk al in gesprek was met De Nieuwe Kans over de financiering van deze instelling.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik ben een beetje verbaasd over de cijfers die de heer Voordewind noemt. Volgens mij stond voor de campussen 2 mln. structureel op de begroting van VWS vanaf 2012. Daarvan gaat in het voorstel van de staatssecretaris 200 000 af voor het verspreiden van best practices. Dan blijft er toch 1,8 mln. over? Het lijkt me niet wenselijk om allerlei cijfers door elkaar te halen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is ook mijn vraag aan de staatssecretaris: hoe zit het precies met de cijfers? Ik had door het vorige debat de indruk gekregen dat de staatssecretaris al gesprekken voerde met De Nieuwe Kans over de financiering. Ik vroeg mij nu af of dit bedrag naast de 1,8 mln. komt of dat dit bedrag inclusief de 1,8 mln. is. Misschien kan de staatssecretaris daar nog iets over zeggen.

Hoe nu verder? Dit is een lastige keuze. Je moet aan de ene kant de doelgroepen bereiken en aan de andere kant de hoofddoelstellingen halen. De ChristenUnie maakt een rekensom van de plussen en minnen en constateert dat De Nieuwe Kans er redelijk goed uitkomt, vooral wat betreft het bereiken van de zware categorie. De doelstelling wordt hier wel wat minder bereikt. Bij de BOP-Academie zie ik niet zozeer dat de doelgroep heel goed wordt bereikt, maar wel dat de hoofddoelstelling goed gehaald wordt. Deze twee campussen springen er dus een beetje uit. Schoolfort scoort op de hoofddoelstelling 94%. Dat is een heel hoge score. Er is dus sprake van een significante meerwaarde ten opzichte van de reguliere zorg. Ik wil deze drie campussen vooral onder de aandacht brengen van de staatssecretaris. We zouden de 1,8 mln. daaraan heel goed kunnen besteden. De vraag is wat wij met de andere campussen gaan doen en of zij nog steeds een meerwaarde hebben ten opzichte van het reguliere aanbod. Mijn vraag is of de staatssecretaris bereid is om er bij de provincies op aan te dringen om daar financiering voor te zoeken indien ze goed scoren op de hoofddoelstelling.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie heeft in het vorige algemeen overleg gevraagd om niet overhaast, op basis van gemiddelde resultaten, over te gaan op de afbouw van alle pilotprojecten van campussen. In de brief en het bijgevoegde totaalrapport benchmarks pilotprojecten campussen constateert de staatssecretaris terecht dat een groot deel van de campussen zorgvuldig afgebouwd moet worden. De VVD-fractie is het hiermee eens. Ook is de VVD-fractie er voorstander van dat de best practices die naar voren komen uit de pilots goed verspreid worden en dat daarvoor geld gereserveerd wordt. Het kan niet zo zijn dat wij dingen leren en er vervolgens geen gebruik van maken ten behoeve van de reguliere voorzieningen.

Uit de brief blijkt eveneens dat enkele pilots goede resultaten laten zien. Dit zijn De Nieuwe Kans te Rotterdam en de BOP-Academie te Deventer. De pilot van De Nieuwe Kans blijkt volgens het rapport van INTRAVAL de doelgroep verreweg het beste te bereiken. Op basis van de laatste cijfers heeft De Nieuwe Kans bovendien een eigen eindevaluatie gemaakt. Daaruit blijken nog hogere cijfers. Hoe dan ook, De Nieuwe Kans bereikt deze moeilijke doelgroep verreweg het beste. Ook op andere aspecten, zoals naar school gaan en weer aan het werk gaan scoren ze, als je het bekijkt vanuit het oogpunt van significantie – want daarom gaat het in de statistiek – beter dan de andere projecten. Ik denk dat dit een heel groot compliment is, zeker gezien de moeilijke doelgroep. Ook heeft de doelgroep die door De Nieuwe Kans wordt bereikt in 87% van de gevallen te maken gehad met justitie, heeft zij alcohol- en drugsproblemen en is zij vaak dak- en thuisloos. Dat is nogal wat. Ik was laatst op bezoek in een justitiële jeugdinrichting. Daar werd mij verteld dat een plaats in een justitiële jeugdinrichting per jongere jaarlijks ruim € 187 000 kost en dat de recidive bovendien nog steeds 55% is. Kijk dan naar de kosten van De Nieuwe Kans: ongeveer € 10 000 per jaar per jongere, het kan iets meer zijn. Tot nu toe is er een recidive van 10%. In de toekomst moet nog blijken hoe dit zich over de jaren gaat ontwikkelen. Ik denk dat we heel goed moeten nadenken voordat we het kind met het badwater weggooien. Laten we alsjeblieft gebruikmaken van dit soort goede projecten. Omdat de resultaten van De Nieuwe Kans veel beter zijn dan van de justitiële jeugdinrichting en omdat De Nieuwe Kans de doelgroep goed bereikt vindt de VVD-fractie dat we De Nieuwe Kans structureel moeten financieren. Wij vragen de staatssecretaris of zij hiertoe bereid is en of zij in samenspraak met De Nieuwe Kans wil nagaan hoe deze werkwijze landelijk uitgerold en verankerd kan worden. Deze doelgroep bevindt zich namelijk niet alleen in Rotterdam, maar ook elders in het land. Ook vragen wij hoe verdere verbeteringen in de werkwijze van De Nieuwe Kans doorgevoerd kunnen worden. Het is een pilot. Daaruit kun je dus veel leren over wat je nog extra kunt doen.

Uit de analyse blijkt dat de BOP-Academie de beoogde zware doelgroep slechts beperkt bereikt. Dat is een minpunt. De pilot is er immers juist op gericht om deze doelgroep te bereiken. Een pluspunt is echter dat de BOP-Academie op alle aspecten van de aanpak uitstekend scoort. Ik vind het ook heel belangrijk dat de BOP-Academie structureel samenwerkt met het mkb om jongeren een toekomst te bieden en een baan. De BOP-Academie is, afgezet tegen De Nieuwe Kans, een succes wat betreft de aanpak van jongeren die net zijn uitgevallen of die dreigen uit te vallen, van school, werk et cetera. Een best practice zou zijn om het probleem van schooluitval tegen te gaan ten behoeve van deze jongeren. Zijn er middelen om ook de BOP-Academie structureel te financieren? Is de staatssecretaris in elk geval bereid om met het ministerie van Onderwijs en het ministerie van Sociale Zaken na te gaan of de BOP-Academie als best practice gebruikt kan worden om schooluitval tegen te gaan en dit landelijk uit te rollen? Als het nog onzeker is of dit het traject zou kunnen worden, vraag ik of dit vóór 1 april duidelijk kan zijn.

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de brief, waarin zij een opening biedt.

Mevrouw Dille (PVV): Voorzitter. De pilot campussen is niet goed verlopen. Van tevoren is te weinig nagedacht over de theoretische en wetenschappelijke onderbouwing en over indicatoren als dwang en drang, samenwerking met ketenpartners, discipline, nazorg en het aanleren van sociale vaardigheden. Dit alles heeft de belastingbetaler veel geld gekost. Nog veel erger is het dat de beoogde doelgroep onvoldoende geholpen is. Deze doelgroep bestaat uit jongeren die niet bereikt worden door de reguliere zorg en die dreigen af te glijden naar overlastgevend gedrag.

De evaluatie van het benchmarkrapport is duidelijk, de conclusie echter niet. De staatssecretaris zegt dat alle campussen onvoldoende presteren en dat ze alle een zacht dood moeten sterven. Kan de staatssecretaris verklaren hoe zij kan zeggen dat de deelnemers van de campussen begeleid moeten worden naar reguliere zorg, terwijl de campussen juist zijn opgezet omdat de reguliere zorg niet voldeed? Dat is toch niet te rijmen? Stoppen met de campussen betekent dat er geen enkel vangnet meer is voor deze doelgroep. Is dat wat de staatssecretaris wil? In het vorige AO heeft de staatssecretaris aangegeven dat na de transitie van de jeugdzorg naar de gemeentes, de verantwoordelijkheid voor het organiseren van deze zorg bij de gemeentes ligt. Is de staatssecretaris het met me eens dat dit alles nog jaren en jaren gaat duren?

De PVV trekt een heel andere conclusie naar aanleiding van het benchmarkrapport. De Nieuwe Kans en de BOP-Academie zijn campussen naar ons hart. Beide maken gebruik van theoretische onderbouwing, leggen de nadruk op structuur en discipline, maken gebruik van dwang en drang, bieden nazorg en werken nauw samen met diverse ketenpartners. Veel belangrijker is het nog dat de resultaten goed zijn. Als de staatssecretaris dit op prijs stelt, wil ik alle cijfers wel noemen, maar gezien de beperkte tijd is dit misschien niet haalbaar.

Kortom, beide genoemde campussen zijn de campussen geworden die bedoeld waren bij het opzetten van het pilotproject. Is de staatssecretaris het hiermee eens? In haar brief stelt de staatssecretaris dat zij € 200 000 reserveert voor kennisoverdracht van de campussen en 1,8 mln. om in te zetten voor de beoogde doelgroep voor de campussen. Nou heb ik een briljant voorstel: laat De Nieuwe Kans en de BOP-Academie open. Samen hebben zij een begroting van plusminus 2 mln. Ik neem aan dat dit geregeld is?

In deze tijd van bezuinigingen is het volgende cijfer voor de staatssecretaris wellicht van belang. Zij heeft de cijfers zojuist ook al gehoord. De kosten voor plaatsing in een justitiële jeugdinrichting zijn € 515 per dag, oftewel € 187 975 per jaar. We moeten het niet zover laten komen.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. De SP heeft altijd gezegd dat je met kinderen niet experimenteert. De campussen zijn ooit begonnen als experiment. In Den Haag werd stoere taal gesproken. De campussen moesten heropvoedingskampen worden. Met dwang en groepsdruk zouden de zogenaamde prepcamps onwillige en ongemotiveerde jongeren, die niet naar school gingen en afgleden naar de criminaliteit, wel heropvoeden. Deze stoere taal bleek in de praktijk niet te werken. Jongeren kwamen niet beter uit deze zogenoemde heropvoedingskampen. Gelukkig trokken andere campussen ook de conclusie dat deze driltoestanden nergens toe leidden. Het aanbieden van structuur, discipline, duidelijkheid en nuttige, arbeidsgerelateerde werkzaamheden, gericht op de eigen omgeving en op basis van enige vrijwilligheid, bleek nodig om deze jongeren op de rails te krijgen. Veel campussen hebben deze taak goed volbracht. Daar werken mensen met idealen, mensen die geloven dat we deze probleemjongeren een plek in de samenleving kunnen bieden. Deze campussen zijn in het gat van falend onderwijs en jeugdbeleid gestapt, omdat zij willen dat jongeren geholpen worden. Er zijn nog steeds enorme vmbo-fabrieken, waardoor kinderen die extra aandacht nodig hebben, deze niet krijgen. In de quickscan voorzieningen komt naar voren dat de voorzieningen voor zwerfjongeren, lichtgehandicapte jongeren en jongeren met psychische problemen nog steeds ontoereikend zijn. Ook maakt de SP zich al sinds jaar en dag zorgen over de jongeren die ouder zijn dan 18 jaar en tussen wal en schip raken, doordat de jeugdzorg voor hen ophoudt zodra zij 18 jaar zijn.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik zat even te luisteren. Dit gaat over van alles behalve over de campussen. Er zat één tussenzin in: de intenties van de campussen zouden heel goed zijn. Tijdens het vorige debat was mevrouw Kooiman toch volstrekt tegen de campussen? Ik ben daarom benieuwd wat de positie van de SP-fractie is.

Mevrouw Kooiman (SP): Als mevrouw Van der Burg het goed vindt, maak ik mijn betoog af. Ik denk dat zij blij zal zijn met mijn conclusie.

Straks zullen het onderwijs en de jeugdzorg nog meer afgebroken worden. Er komen enorme bezuinigingen aan op de begeleiding van jongeren die extra ondersteuning nodig hebben in het onderwijs, bijvoorbeeld het passend onderwijs. Ook de jeugdzorg krijgt een aantal klappen. Het recht op jeugdzorg wordt afgeschaft en een eigen bijdrage in de jeugdzorg zal worden ingevoerd. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de zorg voor kinderen en jongeren niet wordt afgebroken en dat zij goed begeleid worden, zodat zij niet uitvallen? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de voorzieningen voor zwerfjongeren, kinderen met psychische problemen en licht verstandelijk gehandicapten wel toereikend zijn? Je kunt niet stoppen met campussen die in het gapend gat zitten dat onderwijs en de jeugdzorg openlaten. Als het onderliggende probleem niet is opgelost, kun je deze campussen niet sluiten. Ik wil daarom van de staatssecretaris weten hoe zij ervoor gaat zorgen dat de doelgroepen die deze campussen nu wel bereiken en reguliere voorzieningen niet, toch geholpen worden. Gaat zij ervoor zorgen dat het kind of de jongere niet met het badwater wordt weggegooid? Houdt zij de campussen open? Is zij bereid om in gesprek te gaan met de gemeente, de provincies en met haar collega’s van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken? Het gaat vooral om jongeren die uitvallen op school – dit is het terrein van OCW – of op de arbeidsmarkt – dit is het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – maar ook om jongeren aan wie een gedragsbeïnvloedende maatregel is opgelegd, wat op het terrein van Justitie ligt. Deze jongeren vallen tussen wal en schip, doordat ze te oud zijn voor de jeugdzorg. De maatregelen zijn vaak namelijk 18-plustrajecten. Het lijkt alsof niemand voor hen verantwoordelijk is. Het is belangrijk dat de methodieken die succesvolle campussen hebben opgedaan, niet zomaar verdwijnen, maar dat gemeenten, provincies en het Rijk er hun voordeel mee doen. Laten we de jongeren die afglijden een kans geven. Ik ben benieuwd hoe deze staatssecretaris dit denkt te doen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb even afgewacht. Ik constateer dat mevrouw Kooiman veel woorden nodig heeft om aan te geven dat zij er toch blij mee is dat een aantal partijen ervoor gezorgd heeft dat dit debat plaatsvindt. Het valt mij op dat mevrouw Kooiman absoluut geen verschil tussen de campussen maakt, gezien de problematiek. Overigens waardeer ik het als een collega bereid is om een ander standpunt in te nemen naar aanleiding van extra informatie.

Mevrouw Kooiman bespreekt nu alle campussen, terwijl er een groot onderling verschil is tussen de verschillende campussen. Ik vind dit niet zo’n sterk punt in de redenering van mevrouw Kooiman. Ik wil van haar graag weten of zij het onderschrijft dat een aantal campussen eruit springt. We moeten toch kiezen in de politiek?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb goed geluisterd naar de bijdrage van de fracties van de ChristenUnie, de VVD en de PVV. Ik deel hun analyse van de BOP-Academie en De Nieuwe Kans. Zij springen er daadwerkelijk uit. Ik ben zelf op werkbezoek geweest bij De Nieuwe Kans en heb mij daar laten overtuigen door wat de medewerkers daar doen. Ik weet dat Renske Leijten in het verleden naar Schoolfort is geweest. De heer Voordewind heeft daar ook al over gesproken. Ook daarover is de SP-fractie erg te spreken. Het zou zonde zijn als wij niet ons voordeel doen met deze methodieken en als wij deze niet desnoods landelijk zouden uitrollen. Het lijkt mij goed om daar goed naar te kijken.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank mevrouw Kooiman voor dit antwoord. Is landelijke uitrol niet gewoon een voorwaarde? We voeren deze pilots toch uit om met elkaar te leren hoe we deze doelgroep het beste kunnen bereiken?

Mevrouw Kooiman (SP): Het lijkt me goed om niet meer te spreken van «pilots» en om deze methodiek landelijk uit te rollen. Dan leren we inderdaad iets van wat wij hebben opgezet.

Mevrouw Dille (PVV): Ik wil alleen opmerken dat ik ontzettend blij ben met het voortschrijdend inzicht waarvan de SP getuigt en dat zij het Glen Millssyndroom heeft afgeschud. Dat opent perspectieven.

Mevrouw Kooiman (SP): Indertijd waren wij niet blij met de experimenten. Ook waren wij er niet blij mee dat projecten als Glenn Mills destijds de kans kregen. Dit neemt inderdaad niet weg dat ik blij ben met campussen als De Nieuwe Kans, de BOP-Academie en Schoolfort. We zien dat daar goede dingen zijn ontstaan.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Voorzitter. Voor mij is het eigenlijk heel eenvoudig. Ik ben totaal niet van standpunt veranderd ten opzichte van het vorige debat. Zeker in de grote steden is er sprake van een grote problematiek, met jongeren die nauwelijks meer te handhaven zijn in het gewone onderwijs, dreigen te ontsporen en in de justitiële sfeer dreigen terecht te komen. Wij kunnen hun letterlijk een laatste kans geven in de vorm van een campus. Zo hebben wij altijd naar campussen gekeken en dit beleid hebben wij ook altijd gesteund. Ik betreur het zeer dat De Uitdaging al is gesloten. Ik blijf zelfs volhouden dat deze instelling snel heropend zou moeten worden. Onze fractie heeft zich in het verleden, samen met onder andere de fractie van de SGP, er zeer voor ingezet om De Uitdaging overeind te houden, terwijl Defensie haar al jaren wilde sluiten. Het gaat hierbij om een kazerne waarin jongeren met de nodige structuur en begeleiding een beroepsopleiding van Defensie krijgen. Dit is zeer goed voor deze jongeren en het ontlast de wijken en scholen waar ze verbleven. Er is echt behoefte aan. Ik snap dit kabinet niet. Dit is toch het kabinet dat zegt dat het dit soort problemen voortvarend en daadkrachtig zal aanpakken? Het eerste dat gebeurt is dat de campussen worden gesloten. Ik snap het CDA niet. Deze bewindspersoon is van het CDA. De woordvoerster van de CDA-fractie is er nog niet. De Uitdaging is ooit voortgekomen uit een suggestie van Ruud Lubbers. In de tijd is het geëvolueerd, maar de gedachte kwam daarvandaan. Zo zat ik erin en zo zit ik er nog steeds in. Ik zal er alles aan doen om zo veel mogelijk van deze projecten overeind te houden.

Er wordt gezegd dat de doelgroep niet genoeg wordt bereikt. Ik zou zeggen dat we dan moeten bekijken waarom dat zo is. Want de doelgroep bestaat echt, hoor. Ik zou graag met de staatssecretaris in stadswijken in de grote steden gaan praten met deelraadwethouders en dergelijke. De doelgroep bestaat echt. Als we de jongeren niet of onvoldoende in deze campussen krijgen, zouden we moeten bekijken waaraan dat ligt.

Verder wordt gesteld dat de resultaten niet goed genoeg zijn. Ik oordeel daar zeer genuanceerd over op basis van deze rapporten. Sommige resultaten zijn verbluffend als je bedenkt hoe complex de problemen van de jongeren zijn.

Staatssecretaris, bezint u, u kunt beter halverwege keren en dergelijke oude wijsheden. Ik steun elk initiatief waar een meerderheid voor te vinden is om deze campussen overeind te houden. Dit geldt in ieder geval voor De Nieuwe Kans. Ook de BOP-Academie is genoemd. Ik was ook gecharmeerd van Wyldemerk. Ik heb begrepen dat deze instelling inmiddels andere financiering heeft gevonden, hoewel ik dat niet zeker weet. Het liefst zou ik De Uitdaging morgen heropenen.

Mevrouw Dille (PVV): Ik ben ook erg blij met het betoog van de heer Dijsselbloem. Ik ben vandaag constant blij. Ik was er ook erg verheugd over dat zijn fractievoorzitter gisteravond opriep om de campussen open te houden.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Wij zijn daarin consistent.

De voorzitter: Voordat de staatssecretaris begint met haar antwoord in eerste termijn, geef ik de heer Dijsselbloem het woord om even iets recht te zetten.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Ik dacht dat De Uitdaging op 1 januari al gesloten was. Ik had het min of meer opgegeven. Er zitten hier mensen van De Uitdaging die zeggen dat dit helemaal niet zo is en dat het afhankelijk is van de afloop van dit debat of De Uitdaging dicht gaat, net als de andere campussen. Dit maakt het debat extra urgent. De Uitdaging bestaat gewoon nog.

De voorzitter: Het is goed dat dit rechtgezet is.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. Wij gaan nu door met een debat dat wij al voor het reces gevoerd hebben. Ik dank de leden van de Kamer ook nu voor hun inbreng. Ik benadruk dat de campussen een heel belangrijke rol hebben gehad, gezien de opdracht die zij gekregen hebben. Niet alleen hebben ze ons heel veel expertise opgeleverd, maar ze hebben ook jongeren geholpen. Ik wil dit benadrukken, omdat het volkomen onterecht zou zijn om op grond van bepaalde wetenschappelijke criteria te zeggen dat de campussen het niet goed zouden hebben gedaan.

Het doel van de campussen was om een groep jongeren met een enorme afstand tot de samenleving te bereiken. De heer Dijsselbloem had het over jongeren die dreigen af te glijden en die een laatste kans verdienen. Ik wil dit vandaag goed boven tafel houden. Wij willen dat de jongens en meisjes niet afglijden naar – om het in erg ministeriële termen te zeggen – het departement van Veiligheid en Justitie. Dit is niet alleen vanwege de kosten, maar ook omdat we zo veel mogelijk op een positieve manier willen investeren, opdat ook deze jonge mensen deel zijn van een betrouwbare samenleving. Dat is mijn uitgangspunt, dat ik volgens mij deel met de Kamer.

Dit kabinet, met name mijn departement, investeert daarom heel erg in oplossingen die dicht bij de kinderen liggen. Het hele beleid is erop gericht om bij de gemeenten zo veel mogelijk beleidsruimte neer te leggen om op de plek waar het zich afspeelt oplossingen te zoeken. Ik houd ten behoeve van de kwetsbare jongeren, dus ook van de Rotterdamse jongeren, precies vinger aan de pols en bekijk wat er in de maatschappij gebeurt. Ik ben met mijn collega’s van OCW, Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken voortdurend in gesprek om ervoor te zorgen dat wij juist deze doelgroep een vangnet bieden. Heel terecht hebben de heer Dijsselbloem en mevrouw Kooiman opgemerkt dat we moeten bekijken wat er op deze plek speelt en hoe we daarop inspelen. Daar zet ik me dus voor in.

Ik ga terug naar de campussen, naar de kleinere context waarover we vandaag praten. Ik zie dat dit kabinet investeert in deze doelgroep. We hebben plusvoorzieningen om schooluitval bij jongeren te voorkomen. Hier is structureel 30 mln. voor beschikbaar, in tegenstelling tot vroeger, toen geld incidenteel beschikbaar was. Via de gemeenten zijn werkscholen in ontwikkeling, precies op de plek waar ik dat wil zien. Op deze manier zorgen wij ervoor dat risicojongeren gevonden worden en aan de slag geholpen worden. Mevrouw Dille heeft mij gevraagd hoelang ik hierover ga doen. De hele beweging om de gemeenten armslag te geven is erop gericht dat zij dit zo snel mogelijk doen. Zij kunnen het doen met voeling voor wat er in hun gemeente gebeurt. Vanuit mijn positie als vertegenwoordiger van het Rijk heb ik daar veel minder zicht op. Ik breng daarin dus juist een versnelling aan. De gemeenten hebben sinds de Wet investering in jongeren de opdracht om een sluitend systeem te verzinnen. Ik heb er vertrouwen in dat zij deze ruimte ook zullen benutten.

Mevrouw Dille (PVV): Ik heb een vraag over de transitie naar de gemeenten. Het is toch duidelijk dat dit een proces van jaren is? In die tijd verdwijnen de campussen gewoon. Dat willen wij niet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Dit hoeft helemaal geen proces van jaren te zijn. De expertise is er nu al. Deze kan onmiddellijk gebruikt worden. Als u het goed vindt, maak ik mijn verhaal even af.

Ik kom te spreken over het verspreiden van de resultaten van de campussen, de landelijke uitrol van de methodiek van de campussen. Mevrouw Van der Burg en mevrouw Kooiman hebben hier heel concreet naar gevraagd. Ik heb er in mijn brief ook wat over gezegd. Ik wil de ervaringen van de campussen actief gaan verspreiden. Daar stel ik ook geld voor beschikbaar. Er zijn gemeenten die het al in hun maatwerk hebben ingebouwd. Dat juich ik toe. Amsterdam heeft de beide pilots die in Amsterdam plaatsvonden al in het Amsterdamse beleid ingevoerd. Je hoeft er dus helemaal niet op te wachten, mevrouw Dille, maar kunt het meteen doen. Ik denk dat alles wat de campussen ons geleerd hebben – alle campussen – heel goed past in het traject van vrijwillige zorg, het traject van de gemeenten en het traject van VWS.

Geef De Nieuwe Kans een nieuwe kans, hebben alle woordvoerders in de Kamer gezegd. Ik deel dit helemaal. Net als mevrouw Kooiman heb ik gezien dat De Nieuwe Kans de doelgroep die we voor ogen hadden heel behoorlijk heeft bereikt. Dat is het grote onderscheid met de andere campussen, die de beoogde doelgroep veel minder goed hebben bereikt. Dat wil niet zeggen dat ze mislukt zijn, maar wel dat ik met mijn collega’s heel goed moet gaan bekijken hoe we de groep beetpakken, op een «outreaching» manier, zodat we de jongeren opzoeken en achter ze aangaan. Ze zullen zich namelijk niet zelf bij ons aandienen. Dat hebben wij ervan geleerd. De Nieuwe Kans heeft op een aantal punten heel goed gescoord. De jongeren begonnen daar soms met een lage motivatie. Dit hebben ze helemaal ingehaald. Dit heeft te maken met het bieden van structuur, omdat het vaak jongeren in ontwikkeling betreft. Het heeft ook te maken met helderheid en met dingen doen die aansluiten op het werk dat zij straks gaan doen. Ook moet het in samenhang zijn met het systeem waar de jongeren uitkomen en weer in terug moeten. Dit is een voorbeeld van een best practice. Ik zal in gesprek gaan met de gemeente Rotterdam – ik was dus nog niet in gesprek – en ik zal de gemeente Rotterdam faciliteren om De Nieuwe Kans en haar werkwijze duurzaam te maken. Dan kan deze instelling doorgaan. Daarmee is De Nieuwe Kans de best practice geworden – het expertisecentrum, om dat vervelende woord maar weer eens te noemen – om het voorbeeld te zijn voor andere gemeenten. Op die manier kun je namelijk vasthouden wat bij De Nieuwe Kans geleerd is. Tegelijkertijd weten we echter ook dat De Nieuwe Kans nog niet alles heeft bereikt. Zij moet dus ook doorontwikkelen. De prikkels om door te ontwikkelen zullen komen, juist uit de groep die we nog niet bereikt hebben. Van deze groep zullen we nog leren. Ik kan de Kamer dus geruststellen wat betreft De Nieuwe Kans.

Mevrouw Dille, mevrouw Van der Burg, mevrouw Kooiman en de heer Dijsselbloem hebben gesproken over het concept van de campussen. Jongeren die tussen wal en schip vallen moet je op enigerlei wijze verzamelen en je moet een antwoord zoeken voor hun specifieke problematiek op het moment dat de reguliere voorzieningen er nog geen antwoord voor hebben. Dit moeten wij voortdurend moeten doen. Dat geldt voor alle nieuwe kleine groepen in de samenleving waarmee we op het gewone, dagelijkse niveau voor vragen komen te staan waar we geen raad mee weten. Het concept van de campussen dat ik voorsta is dus niet het drilconcept. Het concept is dat we ook deze jongeren erbij willen houden. Ik zal dit op de agenda houden van mijn overleg met Justitie, OCW en Sociale Zaken. Dit is een belofte, waaraan de Kamer mij kan houden.

De BOP-Academie heeft het heel goed gedaan, maar zij heeft de doelgroep waar ik vandaag toezeggingen over zou doen in het verlengde van de pilots, onvoldoende weten te bereiken. De BOP-Academie heeft het op een ander terrein heel goed gedaan, met name door de link met het midden- en kleinbedrijf. Ik zal daarom in overleg treden met OCW. Je kunt dit namelijk doorontwikkelen in een soort plusvoorziening. Ik zal ook in overleg treden met Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik zal dit onderwerp in ieder geval voor 1 april agenderen en bespreken. Ik kan natuurlijk niet namens andere bewindslieden toezeggen wat ik daaruit kan halen.

Over De Uitdaging hebben de heer Dijsselbloem en ik verschillende informatie. Dat is heel vervelend. Ik zag iedereen verbaasd kijken. Ik kan niet bewegen op iets heel nieuws, waarover ik anders geïnformeerd was.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging over De Nieuwe Kans. Ik denk ook dat het buitengewoon belangrijk is om dit door te ontwikkelen, om te blijven leren met deze doelgroep. De staatssecretaris zegt dat zij over de BOP-Academie in overleg blijft. Ook daarvoor bedank ik haar. Ik begrijp dat zij niet kan garanderen hoe haar collega’s zullen reageren, maar ik vraag haar wel om toe te zeggen dat zij er alles aan gaat doen om vóór 1 april duidelijkheid te hebben over de BOP-Academie, juist vanwege de zorgvuldige afbouw waarover we het eerder hebben gehad, mocht die nodig zijn. De best practice wordt sowieso verspreid, maar ik vind dat projecten die zich zo hebben ingezet en het zo goed doen, zo snel mogelijk duidelijkheid moeten hebben. Ik wil daar graag een harde toezegging op krijgen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Die toezegging krijgt u van me.

De heer Dijsselbloem (PvdA): De Uitdaging valt onder Defensie. Defensie is onderdeel van de overheid. Het kabinet heeft maar één beleid. Dus heeft De Uitdaging gezegd dat zij ermee stopt. Er is geen nieuwe subsidieaanvraag, maar de infrastructuur is er nog. Ook de mensen staan klaar. Als de Kamer zegt dat zij heel graag wil doorgaan met dit project – ik behoor zeker tot deze stroming – is dat mogelijk. Maar uiteraard heeft Defensie zich geschaard achter het beleid van de staatssecretaris, dat inhoudt dat we ermee stoppen. Er ligt dus geen aanvraag, maar dit is te keren.

Mijn vraag gaat ergens anders over. De staatssecretaris kiest ervoor om over De Nieuwe Kans in overleg te gaan met de gemeente Rotterdam, om dit in lijn met de veranderingen in het jeugdzorgbeleid alvast overeind te houden. Zou de staatssecretaris ook in overleg willen gaan met de gemeente Amsterdam? De gemeente Amsterdam is al jaren betrokken bij De Uitdaging en zit ook in de stuurgroep van De Uitdaging. De gemeente Amsterdam heeft ons geïnformeerd over de resultaten en geeft aan dat zij hiermee heel graag wil doorgaan. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om het overleg met Defensie te heropenen en daarnaast het overleg aan te gaan met de gemeente Amsterdam, net zoals de staatssecretaris het gesprek aangaat met de gemeente Rotterdam over De Nieuwe Kans.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Dat vind ik een goed voorstel. Ik kan niets beloven over de uitkomsten, maar ik zal mij in ieder geval verdiepen in de achtergronden.

De heer Dijsselbloem (PvdA): De stelselwijziging van de jeugdzorg gaat nog jaren duren. Dat is onvermijdelijk bij wetgeving en dergelijke. Ik begrijp dat er gedachten zijn om grootstedelijke agglomeraties experimenteerruimte te geven, zodat daar alvast stappen kunnen worden gezet. Ik vraag de staatssecretaris om ook in die lijn een project als De Uitdaging met de gemeente Amsterdam mee te nemen. Dit kan experimenteel gebeuren, vooruitlopend op de overdracht van bevoegdheden en middelen naar de gemeente. Dan kunnen we bekijken of we De Uitdaging, met de inschakeling van de gemeente Amsterdam, verder kunnen openhouden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Dat is een logische lijn. Als ik daarmee geen geld toezeg, kan ik toezeggen dat ik deze inzet pleeg.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik dank de staatssecretaris voor de toezeggingen over De Nieuwe Kans. De staatssecretaris zegt dat de BOP-Academie een plusvoorziening is, maar de vraag is natuurlijk wel waarom de jongeren daar terechtgekomen zijn en niet bij de reguliere plusvoorziening. Misschien zit het hem wel juist in die mooie combinatie met het bedrijfsleven. Ik ben er zelf geweest en was zeer onder de indruk van deze koppeling. De staatssecretaris zal in gesprek gaan met OCW, maar geeft ook aan dat zij maar 1,8 mln. in de begroting heeft. Ik neem aan dat als De Nieuwe Kans gefinancierd kan worden, er eventueel nog ruimte is voor de BOP-Academie. Ik heb op de begroting van 2011 gezien dat wij structureel 4 mln. zouden hebben. Ik begrijp ook wel dat deze begroting nog van het vorige kabinet kwam, van de minister voor Jeugd en Gezin. Er was structureel 4 mln. gereserveerd voor de campussen. Kan de staatssecretaris daar nog op ingaan? Ik begrijp wel dat de doelgroep minder bereikt wordt door de BOP-Academie, maar qua doelstelling scoort de BOP-Academie het op één na hoogste.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Ik heb 2 mln. voor de campussen. Eerdere getallen zijn in de Miljoenennota al gewijzigd. Van het bedrag van 2 mln. is € 200 000 door mij bedoeld voor de expertise-uitrol en 1,8 mln. voor De Nieuwe Kans. Ik ga met OCW en Sociale Zaken in gesprek over de BOP-Academie. Voor de plusvoorzieningen is 30 mln. uitgetrokken. Dit is de ruimte waarbinnen ik mogelijkheden moet vinden om de BOP-Academie te laten voortbestaan. Dit is echter mijn geld niet. Dus ga ik er niet over.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De staatssecretaris had het zojuist over de werkscholen. Daar gaat ook veel geld in om. Kan de BOP-Academie daarbij niet uitstekend aansluiten? Ook de werkscholen moeten ervoor zorgen dat de kinderen een baan krijgen. En waar zitten de banen? In het mkb. Zou de staatssecretaris deze mogelijkheid expliciet willen onderzoeken? Daar heeft zij namelijk wel geld voor.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: De werkscholen zijn een andere mogelijkheid. Daarmee zitten kinderen nog vast aan de school. Evengoed hebben de plusvoorzieningen ruimte om het concept van de BOP-Academie en misschien de BOP-Academie zelf zekerheid te bieden.

Mevrouw Dille (PVV): De staatssecretaris zei net dat er 1,8 mln. voor de Nieuwe Kans beschikbaar is. Een capaciteitsverhoging is dus inderdaad in het vooruitzicht? Ook gezien alle problemen in Rotterdam waarover wij gisteren hebben gehoord, is dit niet gek.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Van het bedrag van 1,8 mln. moet ook de expertise worden uitgerold naar andere gemeenten. Uit dit bedrag moeten dus meerdere opdrachten worden vervuld.

Ik moet nog een paar losse vragen beantwoorden. De heer Voordewind heeft mij gevraagd hoe je wat er in de campussen gebeurd is, kunt vergelijken met de reguliere voorzieningen. Zo’n onderzoek met jonge mensen is natuurlijk nooit helemaal een dubbelblind onderzoek, maar er zijn wel vergelijkende onderzoeken gedaan, die ook terug te lezen zijn. Deze onderzoeken hebben uitgewezen dat de reguliere voorzieningen dit moeten kunnen opvangen. De heer Voordewind heeft ook gevraagd hoe het mogelijk is dat jongeren in de campuspilots meer middelen zijn gaan gebruiken. Ik heb daar geen wetenschappelijke verklaring voor. We moeten ernaar gaan kijken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Hoe is het toezicht op het middelengebruik in dit soort instellingen geweest? Zijn ze misschien zelfs toegelaten? Ik maak mij daar grote zorgen over.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Daar maken wij ons allemaal grote zorgen over. Wij zullen hier in het vervolg op letten.

De voorzitter: Ik stel de leden in de gelegenheid om in tweede termijn het woord te voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij moeten constateren dat wij er van de oorspronkelijke negen campussen maar eentje overhouden. Dat vind ik een matige score, gezien de laatste rapportage, waaruit duidelijk wordt dat verschillende campussen, zoals Schoolfort, Wyldemerk en de BOP-Academie op de hoofddoelstellingen hoog scoren. De staatssecretaris constateert dat het snel ophoudt omdat zij maar 1,8 mln. ter beschikking heeft. Ik vind dit wel een trieste constatering. De staatssecretaris constateert zelf ook dat we het concept van de campussen wel moeten doorzetten, omdat er steeds nieuwe groepen in de samenleving kunnen zijn die aparte aandacht en een aparte benadering nodig hebben. Kan de staatssecretaris niet bekijken of zij met een uitruil van de plusvoorzieningen of de werkscholen op haar begroting ruimte kan creëren om een aantal van deze campussen overeind te houden?

Ook vraag ik mij af of de vergelijkingen wel goed te maken zijn. Er zitten namelijk twee 24 uursvoorzieningen in. Ik denk even aan de Wyldemerk. Is dit te vergelijken met de reguliere zorg? Heeft dit niet een meerwaarde ten opzichte van het reguliere programma?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik heb in de eerste termijn al een aantal dingen genoemd waarover wij het met de staatssecretaris eens waren. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat De Nieuwe Kans structureel gefinancierd gaat worden en dat wij gaan bekijken hoe dit landelijk uitgerold gaat worden. De doelgroep is er gewoon in heel veel steden. Daar moeten we wat mee, met name in het belang van de kinderen om wie het gaat, maar ook in het belang van de maatschappij, die daar heel veel last van ondervindt. Ook ben ik er blij mee dat het verder ontwikkeld wordt. We moeten verder. Er zijn problemen en die moeten we oplossen.

Ik ben ook blij met de toezeggingen op het terrein van de BOP-Academie. Ik heb het zo gelezen dat de staatssecretaris haar uiterste best gaat doen om ook die overeind te houden. Zij zal dit in elk geval qua methodiek doen, maar het liefst zien wij dat ook de BOP-Academie zelf overeind wordt gehouden. Die heeft een unieke prestatie geleverd. Ik wil ook hier gezegd hebben dat de staatssecretaris na het vorige debat niet de hakken in het zand heeft gezet, maar gewoon reëel heeft gekeken naar wat er aan de hand is en met reële voorstellen is gekomen.

Mevrouw Dille (PVV): Voorzitter. Ook ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris. Wij hebben De Uitdaging helemaal niet betrokken bij dit AO. In de brief van de staatssecretaris stond dat er geen aanvraag was ingediend. Ik had daaruit zelf de conclusie getrokken dat deze instelling was opgehouden te bestaan. Ik bied mijn excuses aan aan de mensen van De Uitdaging die vandaag aanwezig zijn. Het is heel vervelend dat dit zo misgelopen is. Verder ben ik er hartstikke blij mee dat De Nieuwe Kans kan blijven bestaan en kan worden geïntensiveerd. In de brief van de staatssecretaris staat dat de € 200 000 voor het uitrollen van de campussen een voorstel is. Je zou ook kunnen zeggen dat we het kunnen combineren, zodat de BOP-Academie alsnog kan blijven bestaan. Is dat geen optie?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Er moet goed gekeken worden naar het onderliggend onderwijsbeleid en naar jeugdzorg. Ik ben nog steeds van mening dat de campussen een gat opvullen dat eerder al opgevuld had moeten worden. Niettemin ben ik er erg blij mee dat er een aantal campussen is geweest dat goed in het gat is gesprongen, zoals De Nieuwe Kans, de BOP-Academie en Schoolfort. Ik ben er dus ook blij mee dat de staatssecretaris heeft gezegd dat zij goed zal kijken naar de mogelijkheden om De Nieuwe Kans voort te laten bestaan, door als een soort best practice de methodiek van De Nieuwe Kans over het land uit te rollen. Ik wil de staatssecretaris op het hart drukken om ook goed te kijken naar de BOP-Academie en om in goed overleg te treden met haar collega’s van andere ministeries, om te bekijken of het mogelijk is om de BOP-Academie open te houden. We moeten alle goede methodieken behouden. Wij hebben niet voor niets geëxperimenteerd. Laat het dan ook niet ophouden.

Over de onderliggende problematiek met onderwijs en jeugdzorg komen wij een andere keer nog te spreken. Ik vond het wel goed om deze nog eens genoemd te hebben. Als wij bezuinigen op speciaal onderwijs, op het reguliere onderwijs en op de jeugdzorg – ik kan het niet nalaten om dit te noemen – dan zullen wij het probleem nooit oplossen.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Voorzitter. Gisteren zei een collega van de SGP-fractie in het debat dat we onze zegeningen moeten tellen, maar daar ben ik nog niet helemaal aan toe. Toch zal ik ze even tellen. De Nieuwe Kans mag door, over de BOP-Academie wordt overleg gevoerd en de staatssecretaris heeft toegezegd om over De Uitdaging het gesprek met de gemeente Amsterdam aan te gaan. Amsterdam zou zeer graag met deze campus willen doorgaan. De infrastructuur staat klaar en de mensen staan klaar. Ik wil de staatssecretaris graag een artikel aanbieden dat over De Uitdaging gaat. Ik constateer dat de staatssecretaris het artikel al heeft. Dat is hartstikke mooi.

Ik denk wel dat ik een VAO ga aanvragen, zodat ik de staatssecretaris een motie kan meegeven waarmee zij aan de collega’s van Onderwijs en Defensie kan duidelijk maken dat de Kamer hieraan zeer hecht en dat zij een oplossing moeten zoeken.

Elk initiatief van collega’s om andere projecten overeind te houden en daar oplossingen voor te zoeken, zal door mij worden ondersteund. De campussen zijn gewoon noodzakelijk. Deze doelgroep moet zeker een nieuwe kans krijgen, maar moet soms uit de wijk worden gehaald, uit de zeer negatieve context waarin zij terecht zijn gekomen. De campussen beantwoorden zeer goed aan dit doel.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp dat de heer Dijsselbloem met een motie komt. Lastig daaraan is dat wij De Uitdaging niet bij onze analyse hebben betrokken, omdat wij ervan uitgingen, ook in het vorige debat, dat De Uitdaging al gestopt was. Ik vind dit heel lastig. Ik wil de pilots wel beoordelen op hun prestaties. Hoe ziet de heer Dijsselbloem dat?

De heer Dijsselbloem (PvdA): De prestaties van De Uitdaging staan gewoon in de stukken. Daarin valt te zien dat de resultaten goed zijn. Het is een van de langst draaiende campussen. De infrastructuur ervan is zeer solide en degelijk. Defensie biedt de structuur, de discipline en het gezag die nodig zijn. Defensie heeft echter ook ervaring met het bieden van tamelijk basic beroepsopleidingen. De resultaten staan dus gewoon in de stukken. Daaruit wordt duidelijk dat De Uitdaging het goed doet. We weten nu dat de infrastructuur er is en dat de mensen nog aanwezig zijn en klaarstaan om de volgende lichting jongeren op te vangen. Het ging tot nu toe om drie lichtingen van circa 30 jongeren, dus om 90 jongeren per jaar. De Uitdaging heeft echt zijn succes bewezen, meer dan de andere campussen, die nog jonger zijn. Ik zou mevrouw Van der Burg dus willen oproepen om even de stukken erbij te pakken. Dan kan zij zien hoe waardevol De Uitdaging is.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De heer Dijsselbloem zit er diep in. Kan hij dan ook toelichten waarom de gemeente Amsterdam Schoolfort en nog eentje wel overneemt en deze pilot niet?

De heer Dijsselbloem (PvdA): Ik herken niet wat mevrouw Van der Burg zegt. We hebben een brief gehad van de stuurgroep van De Uitdaging, die onder leiding staat van de gemeente Amsterdam. Ook Bureau Jeugdzorg Amsterdam en Reclassering Nederland zitten daarin. Alle organisaties die te maken hebben met deze ontsporende jongeren zijn daarbij betrokken. Zij hebben de resultaten en het belang van De Uitdaging nog eens nadrukkelijk onder onze aandacht gebracht. Het lijkt mij nogmaals heel interessant om, als wij vooruitlopend op de grote wetswijzigingen experimenteerruimte geven aan sommige gebieden, regio’s of steden in Nederland, aan De Uitdaging een plek te geven in deze experimenteerruimte. Dat zou fantastisch zijn.

Mevrouw Dille (PVV): Ik wil het voor mezelf nog helderder krijgen. Momenteel zijn de mensen van De Uitdaging nog aanwezig. De organisatie ligt er, maar draait niet. Zij is tijdelijk gestopt.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Zo is het.

Mevrouw Uitslag (CDA): Voorzitter. Mijn excuses voor het feit dat ik zo laat kwam aanschuiven. In mijn agenda stond dat dit overleg om 15.00 uur zou zijn. Er is dus gewoon iets misgegaan. Inmiddels heb ik een kleine samenvatting gekregen van de heer Dijsselbloem over wat er is toegezegd. Ik ben daar blij mee. Ik hoor dat de staatssecretaris gaat kijken naar de mogelijkheden om De Nieuwe Kans in Rotterdam open te houden en door te ontwikkelen naar een volwaardige campus, die eventueel uitgerold kan worden. Ik hoor ook dat ernaar wordt gekeken om de BOP-Academie samen met OCW en werkgevers uit te rollen, om ervoor te zorgen dat de nieuwe methodieken niet verloren gaan. U merkt dat ik aan uw samenvatting mijn eigen inbreng gewoon even toevoeg, mijnheer Dijsselbloem.

Ik hoop dat de voorzitter mij toestaat om een vraag te stellen over dwang en drang. Als het gaat om het doorontwikkelen van De Nieuwe Kans tot nieuwe prepcamp, blijven we zitten me de vraag van dwang en drang. In het vorige kabinet kwam dit ook aan de orde. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat De Nieuwe Kans zo dicht mogelijk tegen Justitie aanzit, zodat de jongeren niet in justitiële inrichtingen terechtkomen, maar echt een laatste kans krijgen? Dan kunnen we de doelgroep nog meer uitbouwen voor de doelgroep die we eigenlijk hebben bedoeld voor de prepcamps. Ik vind bovendien dat ook Justitie hierbij betrokken moet worden. Dit moet niet alleen op de schouders van VWS drukken; misschien kan staatssecretaris Teeven ook een duit in het zakje doen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. VWS heeft stevige schouders. In algemene zin benadruk ik dat ik De Nieuwe Kans wil continueren omdat die de doelgroep waarover ik mij zorgen maak het beste bereikt. Als we in de toekomst dergelijke voorzieningen zouden willen herstarten of ontwikkelen, zullen deze ook voor die doelgroep bestemd zijn, voor de doelgroep die een laatste kans nodig heeft en dreigt af te glijden. Deze groep zit dicht tegen Justitie aan. Natuurlijk is er het overtuigende argument van het geld dat daarmee bespaard wordt. De belangrijkste reden is echter dat iedereen in onze samenleving mee moet kunnen doen. Het grote manco van de andere campussen is dat zij deze doelgroep niet bereikt hebben. De versterking van het jeugdbeleid is erop gericht om hun werk in de reguliere voorzieningen uit te voeren. De expertise en de zaken die wij geleerd hebben door de campussen moeten wij in het gewone systeem inbouwen. Zo bewegen wij mee met de problematiek in de samenleving. Zo zie ik het. Sommige campussen hebben hun doel en hun nut bewezen. Andere zitten heel dicht bij wat we moeten doorontwikkelen. Nog weer andere zijn misschien nog niet ontwikkeld omdat we de vraag nog niet helder hebben.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is zeer te prijzen dat de staatssecretaris zegt dat zij moet kunnen inspelen op nieuwe problematiek en nieuwe ontwikkelingen. Heeft de staatssecretaris daar ook de financiële ruimte voor? Anders blijft het namelijk bij een idee.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: De hele ochtend is de enorme problematiek al duidelijk. Ik kijk hier samen met OCW, Justitie en Sociale Zaken naar, in onze vierhoek rondom de jeugd. Botje bij botje leggend zullen wij natuurlijk op een gegeven moment moeten bekijken of wij misschien dingen moeten bedenken buiten wat wij al bedacht hadden. Daarin kom ik tegemoet aan wat de heer Dijsselbloem mij vroeg, namelijk of ik de vinger voldoende aan de pols houd. Ik ben dat van plan. Maar als een doelgroep bereikt is die ook met de reguliere voorzieningen, de plusvoorzieningen of de werkscholen bereikt kan worden, wil ik deze doelgroep bij deze voorzieningen neerleggen. Dit is het antwoord op de vragen over campussen als de Wyldemerk en over de campussen waarvan de gemeente Amsterdam de expertise zal meenemen.

De heer Voordewind heeft gezegd dat een van de campussen openhouden een mager resultaat is. Ik vind het jammer dat hij dit zo ziet. De expertise wordt namelijk juist uitgerold. Misschien is het wel een heel goed teken als de doelgroep met de reguliere voorzieningen wordt bereikt, met infrastructuur dichtbij de mensen. Dan is het niet nodig om er negen open te houden.

Mevrouw Dille suggereerde om het eerlijk te delen. Dat is een sympathieke gedachte, maar het is niet alleen om het geld dat we De Nieuwe Kans verder ondersteunen. Het gaat mij echt om het bedienen van de doelgroep. Ik kan bekijken of wij de BOP-Academie uit andere middelen kunnen ondersteunen. Dat zijn niet mijn middelen en daarom kan ik dit niet beloven.

Ik zeg mevrouw Kooiman toe dat ik het overleg zal voeren.

Of de heer Dijsselbloem nu met een motie komt of niet, ik heb toegezegd dat ik mij ga inzetten en samen met Justitie ernaar ga kijken.

Mevrouw Uitslag roert terecht aan dat de doelgroep die ik zoek op het snijvlak met Justitie verkeert, doordat zij anders doorrolt naar het justitiële circuit. De doelgroep bevindt zich echter ook op het snijvlak met Onderwijs en Sociale Zaken. Omdat we praten over jongeren die een heel aparte ondersteuning nodig hebben om teruggehaald te worden, zullen we blijven zoeken naar het beste concept. Daarbij wil ik de oorspronkelijke doelstellingen nadrukkelijk boven water houden, ondanks wat wij op dit moment aan tussenstappen doen die passen bij het moment van nu.

Mevrouw Uitslag heeft mij iets met heel kleine lettertjes gevraagd. De motivatie van jongeren is doorslaggevend, heeft zij gezegd. Bij de Nieuwe Kans hebben we soms echter gemerkt dat jongeren helemaal niet gemotiveerd zijn en dat wij ze toch kunnen motiveren. Daaraan moet zo’n voorziening voldoen. Ze moet aansluiten bij jongeren die het misschien helemaal niet meer zien zitten, die hun vertrouwen in de maatschappij kwijt zijn en hun eigen systeem niet meer kunnen vertrouwen. We moeten hen zien terug te halen. Dit betekent dat wij achter hen aan moeten gaan.

Mevrouw Uitslag (CDA): Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Hoe gaan wij achter de jongeren aanzitten? Dat is het probleem bij dit dossier. Wij zoeken juist de doelgroep die niet gemotiveerd is en in de justitiële inrichting dreigt terecht te komen. Kunnen wij in het kader van drang en dwang niet nog eens bekijken hoe wij deze doelgroep te pakken kunnen krijgen? Kunnen Justitie en VWS niet als het ware in elkaar overgaan op dit punt? Daar is staatssecretaris Teeven volgens mij voor nodig.

De voorzitter: Iedereen krijgt de gelegenheid om nog één vraag te stellen.

De heer Dijsselbloem (PvdA): Het gaat natuurlijk om het bereiken van de doelgroep waar het echt om gaat. In de vorige periode hebben wij het mogelijk gemaakt dat rechters bijzondere voorwaarden opleggen. Jongeren worden dan niet de cel in gestuurd, maar krijgen met bijzondere voorwaarden te maken. Een van die bijzondere voorwaarden zou de deelname aan dit type projecten kunnen zijn. Wil deze staatssecretaris met staatssecretaris Teeven nagaan of rechters gebruikmaken van dit middel, dat voor deze groep jongeren zo interessant zou zijn? Ik ga niet over wat rechters beslissen, maar wil wel graag weten of zij gebruikmaken van de juridische mogelijkheid die wij hebben gecreëerd.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb mij daar een beetje in verdiept. Ik weet dat De Nieuwe Kans werkt met de gedragsbeïnvloedende maatregel, die opgelegd wordt door Justitie. Ongemotiveerde jongeren kunnen je door middel van deze reclasseringsmaatregel naar deze methodiek sturen. Ik sluit mij aan bij de suggestie dat de staatssecretaris in overleg treedt met de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, om te bekijken of deze methode landelijk uitgerold kan worden.

Mevrouw Dille (PVV): Collega Kooiman heeft al gezegd wat ik wilde zeggen. Ik ben op bezoek geweest bij De Nieuwe Kans. Als jongeren niet komen opdagen, worden zij van hun bed gelicht en gewoon meegenomen. Dat is dus al dwang en drang.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Zo zie je maar weer hoe nuttig zo’n werkbezoek is. Daardoor weet je dit soort dingen.

In het regeerakkoord staat nog iets over een strafdienstplicht. Als de staatssecretaris toch met staatssecretaris Teeven gaat praten, kan daarover misschien ook eens nagedacht worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De staatssecretaris gaat nu aan de slag gaat met de uitwerking. Ze gaat bezig met De Nieuwe Kans en gaat overleggen met de BOB-Academie. Met OCW zal ze spreken over de landelijke uitwisseling, waarvoor € 200 000 wordt uitgetrokken. Ik vraag de staatssecretaris om hierover de Kamer te rapporteren, bij voorkeur vóór 1 april 2011.

De staatssecretaris zal een gesprek aangaan met Amsterdam en zal zich inzetten voor De Uitdaging. Ze kan zich inzetten om de andere campussen ook in de reguliere financiering te krijgen. Toen we met de campussen begonnen was de inzet dat het ministerie ze zou financieren en dat ze daarna in de reguliere financiering ingebed zouden moeten worden. Wil de staatssecretaris toezeggen om zich daarvoor in te spannen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Mijnheer Voordewind, bij het overbrengen van de expertise hoort nadrukkelijk dat dit in gesprek met de gemeenten zal gebeuren en dat ik daarbij vinger aan de pols houd. Ik stimuleer dat dit gaat gebeuren. Dat kan ik toezeggen.

De overige leden hebben mij een aantal tips gegeven voor methodieken, die ik inpas in de doorontwikkeling die ik ook in De Nieuwe Kans zie, zodat deze blijft passen bij de doelgroep die ik wil bereiken. Sommige methodieken gaan over de vraag hoe je de jongeren kunt vinden, andere over de vraag hoe je ze het beste kunt bedienen, met methodieken, strafdienstplicht en met de methodieken van De Nieuwe Kans. We zijn het erover eens dat we zoeken naar de beste methodieken, met alle voorbeelden die wij nu hebben. Daarbij kan ik schouder aan schouder met staatssecretaris Teeven ervoor zorgen dat de jongeren aan mijn kant van de scheidslijn blijven. Daar gaat het om. Alle methodieken zijn daarbij dienstbaar. Alle methodieken kunnen ook geëvalueerd worden voor een goede toepassing ervan.

Over de expertise ben ik in gesprek met de gemeenten. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat alles wat op de campussen geleerd is, op de juiste plek terecht komt, aan de preventieve kant.

De voorzitter: Het zou goed zijn als de staatssecretaris ook een soort voortgangsbrief stuurt, waarin teruggekoppeld wordt over de gesprekken met de collega-bewindspersonen en over het overleg met de gemeenten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Dat is prima.

De voorzitter: We zijn gekomen aan het einde van dit overleg. Ik dank de staatssecretaris, haar ambtenaren en de Kamerleden en sluit de vergadering.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), voorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Van der Burg (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), Van Toorenburg (CDA), ondervoorzitter, Uitslag (CDA), De Mos (PVV), Berndsen (D66), Dijkstra (D66), Dille (PVV), Jadnanansing (PvdA), Gerbrands (PVV), Van der Steur (VVD), Venrooy-van Ark (VVD), Bruins Slot (CDA), Voortman (GroenLinks), Kooiman (SP) en Straus (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Bouwmeester (PvdA), Hamer (PvdA), Bosman (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Karabulut (SP), Wolbert (PvdA), Bosma (PVV), Van der Ham (D66), Koşer Kaya (D66), Agema (PVV), Eijsink (PvdA), Beertema (PVV), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Lucas (VVD), Klaver (GroenLinks), Smits (SP) en Elias (VVD).

Naar boven