30 991 Beleidsdoorlichting Economische Zaken

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2015

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken van 15 april 2015 isgesproken over de brief met mijn reactie op de motie van het lid Harbers c.s. over de beleidsdoorlichtingen. De commissie heeft mij verzocht om schriftelijk in te gaan op een aantal nadere vragen inzake de opzet van de beleidsdoorlichtingen van Economische Zaken (EZ). Tevens heeft de commissie mij verzocht het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)Agro en de bijbehorende kabinetsreactie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 30 april 2015 aan deKamer te sturen.

Aangaande het verzoek van de vaste commissie over het IBO Agro verwijs ik u graag naar de brief die de Staatssecretaris van Economische Zaken op 1 mei 2015 naar uw Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 30 991, nr. 22). Hiermee is reeds een antwoord gegeven op uw verzoek met betrekking tot het IBO Agro.

Hieronder ga ik, mede namens de Staatssecretaris, in op de overige vragen die door de vaste commissie over de opzet van de lopende beleidsdoorlichtingen van artikel 11, 12, 13 en 18 gesteld zijn. In de betreffende beleidsdoorlichtingen, die de Kamer in 2015 zal ontvangen, wordt uitgebreider ingegaan op de onderwerpen die in de gestelde vragen aan de orde komen.

Vraag

Voor de beleidsdoorlichting van artikel 11 en artikelen 12/13 is het onduidelijk of, en zo ja, hoe, de eisen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) worden meegenomen die stellen dat in een beleidsdoorlichting ook: (1) een beschouwing zal worden opgenomen over maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid; en (2) een beschrijving van de beleidsopties wordt opgenomen indien er significant minder middelen (-/- 20%) beschikbaar zijn.

Antwoord

Voor de beleidsdoorlichting van artikel 11 zullen de richtlijnen van de per 1 januari 2015 gewijzigde Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) gevolgd worden. Dit betekent dat ook aandacht besteed zal worden aan de maatregelen die genomen kunnen worden ter verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, alsmede aan de opties en gevolgen indien er significant minder middelen beschikbaar zijn.

Bij de beleidsdoorlichting van artikel 12 en 13 is conform de RPE-voorschriften gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleidsinstrumentarium. De achtergrondstudie, die door Dialogic is uitgevoerd, doet in aanvulling daarop een aantal voorstellen voor mogelijke heroriëntaties in de balans en samenstelling van de beleidsmix. Dergelijke verbeteringen in de beleidsmix kunnen potentieel leiden tot een verlaging van de kosten van het beleid en/of tot een vergroting van de maatschappelijke opbrengsten van het beleid. Tevens wordt een aantal suggesties gedaan om de kwaliteit van beleid, communicatie en beleidscyclus te verbeteren. De bepaling in de RPE over de beschrijving van de –20% variant is per 2015 inwerking getreden. Aangezien de beleidsdoorlichting van artikel 12 en 13 reeds in juni 2014 begonnen is, viel deze bij de start nog niet onder het regime van de nieuwe RPE. Desalniettemin wordt in de beleidsdoorlichting inzicht gegeven in de wijze waarop in de afgelopen jaren met de budgetkortingen is omgegaan. Een externe begeleidingscommissie heeft getoetst en schriftelijk vastgelegd dat de beleidsdoorlichting conform de richtlijnen van de heersende RPE-voorschriften is uitgevoerd en van goede kwaliteit is.

Vraag

Voor de beleidsdoorlichtingen van artikel 11 en artikelen 12/13 zal sprake zijn van een synthese-onderzoek (gebruik maken van eerder evaluatieonderzoek). De vraag is of er voldoende bestaand onderzoek voorhanden is om de onderzoeksvragen naar de doeltreffendheid en doelmatigheid voor (de belangrijkste onderdelen van) het hele artikel te beantwoorden. Wat doet de Minister wanneer er op dit punt hiaten zijn: zal dan aanvullend onderzoek worden uitgevoerd?

Antwoord

Met betrekking tot de beleidsdoorlichting van artikel 11 heeft inmiddels een inventarisatie plaatsgevonden van het beschikbare evaluatiemateriaal. Uit deze inventarisatie is gebleken dat er een behoorlijk aantal evaluatierapporten beschikbaar is. Daar waar zich lacunes bevinden, zal beoordeeld worden of gebruik gemaakt kan worden van ander, bestaand onderzoeksmateriaal. Mede met het oog op het resterende tijdspad is het niet de bedoeling om in het kader van de beleidsdoorlichting van artikel 11 nog aparte evaluaties uit te (laten) voeren voor bepaalde beleidsonderdelen.

Voor de beleidsdoorlichting van artikel 12 en 13 heeft onderzoekbureau Dialogic, daar waar beschikbaar, gebruik gemaakt van beschikbare evaluaties voor de achtergrondstudies. Het is gebruik dat voor een doorlichting geen nieuwe data worden verzameld, maar dat wordt gewerkt met de beschikbare onderzoeken en gegevens over de doeltreffendheid en doelmatigheid van instrumenten. De meerderheid van de financiële instrumenten op de beide begrotingsartikelen is recentelijk geëvalueerd. De instrumenten die (nog) niet zijn geëvalueerd, zijn pas recentelijk gestart of betreffen uitfaseringen van reeds beëindigd beleid. Daar waar een ex post evaluatie ontbrak heeft Dialogic een kwalitatieve beoordeling van het instrument gegeven in de vorm van een ex ante evaluatie.

Vraag

Voor de beleidsdoorlichting van artikel 18 verwacht de Minister dat een synthese onderzoekvoldoende informatie over de doeltreffendheid en doelmatigheid zal opleveren en dat geenaanvullend onderzoek nodig zal zijn. Waar baseert de Minister deze verwachting op, en watgebeurt er als zich toch hiaten voordoen?

Antwoord

Het uitgangspunt van de RPE is dat een beleidsdoorlichting een synthese-onderzoek is dat is gebaseerd op reeds uitgevoerde instrumentevaluaties en overige (internationale) studies. Naar het natuur- en regionaal economisch beleid zijn de afgelopen jaren diverse onderzoeken uitgevoerd. Ik heb daarom geen aanleiding om aan te nemen dat er aanvullend onderzoek noodzakelijk zal zijn. Voor de doorlichting van artikel 18 wordt aangesloten bij de onderzoeken die in de evaluatiebijlage van de jaarverslagen van de afgelopen jaren voor dit artikel zijn opgenomen. Indien relevant kunnen daarnaast ook andere (internationale) studies worden gebruikt. Aangezien de beleidsdoorlichting zich op dit moment in de beginfase bevindt, is het nog prematuur om vooruit te lopen op eventuele hiaten in de onderzoeksprogrammering. In de beleidsdoorlichting zal een overzicht worden opgenomen van de gebruikte bronnen en een verantwoording worden gegeven hoe met eventuele hiaten is omgegaan.

Vraag

De beleidsdoorlichting van artikel 11 is te laat (meer dan 7 jaar na de vorige doorlichting). Kan de Minister aangeven waarom dat het geval is en wat de consequenties daar van zijn?

Voor de beleidsartikelen 11 en 18 is niet duidelijk wanneer deze (of hun voorgangers) voor het laatst zijn doorgelicht. Kan de Minister aangeven hoe bij deze beleidsdoorlichtingen aan detijdigheidseis van de RPE wordt voldaan?

Antwoord

Artikel 11 van de EZ-begroting (Goed functionerende economie en markten) bestaat sinds 2012 in zijn huidige vorm. In artikel 11 is een aantal verschillende beleidsterreinen samengebracht die eerder deel uitmaakten van andere EZ-begrotingsartikelen. Het mededingings- en aanbestedingsbeleid maakte bijvoorbeeld deel uit van het voormalige artikel 1 van de EZ-begroting. Dat artikel is voor het laatst doorgelicht in 2006. Het onderdeel «efficiënt werkende (tele)communicatiemarkt» is voor het laatst doorgelicht in 2008 (toen nog onderdeel van artikel 10 van EZ-begroting). Het onderdeel «Veilig en betrouwbaar elektronisch en postnetwerk» (eveneens een onderdeel van het toenmalige artikel 10) is voor het laatst doorgelicht in 2011. Het CBS heeft nog niet eerder deel uitgemaakt van een beleidsdoorlichting. Het gaat in het huidige artikel 11 dus om een aantal verschillende beleidsterreinen die op verschillende momenten in het verleden reeds zijn doorgelicht. In de doorlichting die dit jaar plaatsvindt zullen zij voor het eerst samen deel uitmaken van een beleidsdoorlichting.

Het natuur- en landschapsbeleid is voor het laatst doorgelicht met het Interdepartementaal beleidsonderzoek natuur (2010). Vanwege de wijziging van de begroting als gevolg van de samenvoeging van LNV en EZ, behoorde een deel van de instrumenten op artikel 18 tot en met 2010 tot artikel 3 van de EZ-begroting (Een concurrerend ondernemingsklimaat). Dit artikel is voor het laatst doorgelicht in 2008. De doorlichting van artikel 18 vindt dus binnen de termijn van de RPE plaats.

Vraag

Voor de beleidsdoorlichtingen van artikel 11 en 12/13 is onduidelijk of – conform de RPE-eisen – en wie een separaat onafhankelijk oordeel gaat geven over de totstandkoming en kwaliteitvan de beleidsdoorlichting. Kan de Minister aangeven of de externe deskundigen in debegeleidingscommissie of een onafhankelijke derde dat gaat doen?

Antwoord

Voor de doorlichting van artikel 11 zal een begeleidingscommissie worden samengesteld, waarin naast ambtelijke vertegenwoordigers ook twee onafhankelijke deskundigen zitting nemen. Het onafhankelijk oordeel over de beleidsdoorlichting van artikel 11 zal worden afgegeven door (een van) deze onafhankelijke deskundigen.

Voor de beleidsdoorlichting van artikel 12 en 13 is door het onderzoeksbureau Dialogic in opdracht van EZ een analytische achtergrondstudie uitgevoerd onder begeleiding van een externe begeleidingscommissie. In de achtergrondstudie is een schriftelijke verklaring opgenomen van de begeleidingscommissie, waarin zij oordeelt dat de achtergrondstudie van goede kwaliteit en volgens de voorschriften van de RPE is uitgevoerd. Tevens onderschrijft de begeleidingscommissie de conclusies van de achtergrondstudie.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven