30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

nr. 79
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2008

In de brieven van 27 november 2007 en 29 februari 2008 heb ik aangekondigd dat de Arbeidsinspectie – in het kader van verdere opening van de postmarkt – onderzoek zou verrichten naar de beloningsniveaus van postbezorgers bij de nieuwe postbedrijven.1 Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de uitkomsten van het onderzoek.2 Vanwege de vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens wordt de tweedelige onderzoeksrapportage als vertrouwelijkebijlage3 bijgevoegd.

De Arbeidsinspectie heeft onderzocht of de beloningssystemen van de nieuwe postbedrijven zo zijn ingericht dat postbezorgers die voldoen aan de normen voor het aantal te sorteren en bestellen poststukken per uur, minimaal het minimumloon (incl. vakantiebijslag) verdienen.

Om dit te beoordelen is de Arbeidsinspectie ten eerste nagegaan hoe hoog de uurverdiensten zijn indien de door de bedrijven gestelde tijdsnormen worden gehaald. Om te beoordelen of de gestelde tijdsnormen redelijkerwijs haalbaar zijn is de Arbeidsinspectie daarnaast nagegaan hoe hoog de uurverdiensten in de praktijk zijn als gerekend wordt met de tijd die volgens de bezorgers feitelijk aan het werk is besteed. Uit de analyse van de vergoedingssystemen blijkt dat deze zo zijn ingericht dat de beloningsniveaus rond het niveau van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag) liggen, indien volgens de tijdsnormen van de bedrijven wordt gewerkt.

Voor de tweede analyse – de feitelijke uurverdiensten – is een aselecte steekproef onder 357 postbezorgers getrokken. Bij deze analyse is het aantal gewerkte uren gekoppeld aan de verdiensten. Volgens deze tweede analyse liggen de verdiensten van postbezorgers onder de 23 jaar in bijna alle gevallen op of boven het niveau van het wettelijk minimum(jeugd-) loon. Uit de analyse blijkt echter ook dat de feitelijke beloning bij een belangrijk deel van de postbezorgers tussen de 23 en 65 jaar thans beneden het niveau van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag) ligt. Deze conclusies worden bevestigd door bevindingen van inspecteurs van de Arbeidsinspectie die met 11 postbezorgers zijn meegelopen en de uurverdiensten over deze postrondes hebben berekend.

De postbedrijven zijn vanaf het begin bij (de opzet van) het onderzoek betrokken en hebben kunnen reageren op de (voorlopige) bevindingen van het onderzoek. Hun reacties hebben geleid tot aanpassing van de onderzoeksopzet en correcties en aanvullingen op het (eind)rapport. De bedrijven hebben desalniettemin aangegeven zich niet te kunnen vinden in de uitkomsten van het onderzoek. De kritiek van de bedrijven richt zich met name op het feit dat de postbezorgers meedoen aan het onderzoek terwijl ze een belang hebben bij de uitkomst daarvan. Hierbij past de opmerking dat in het kader van hoor en wederhoor is besloten om niet alleen gegevens te betrekken van de postbedrijven over de beloningssystemen, maar ook informatie in te winnen bij de postbezorgers. De postbedrijven hebben daarnaast aangegeven dat bij het werven van de postbezorgers niet is gelet op het kunnen halen van de productiviteitsnorm die zou gelden voor een werknemer met een arbeidsovereenkomst en dat de bezorgers zelf hun bezorgtempo kunnen bepalen. Met oog hierop heeft de Arbeidsinspectie besloten inspecteurs mee te laten lopen. Om uw Kamer een compleet beeld te geven, heb ik – mede op verzoek van de postbedrijven – de schriftelijke reacties van de bedrijven op het onderzoek bijgevoegd.

Het onderzoek van de Arbeidsinspectie laat dus zien dat de gehanteerde beloningssystemen van de postbedrijven er niet in alle gevallen toe leiden dat een postbezorger die aan de gestelde normen voldoet ook daadwerkelijk het minimumloon (inclusief vakantietoeslag) verdient en dat de door de bedrijven gestelde normen niet altijd redelijkerwijs haalbaar zijn.

Goede arbeidsvoorwaarden zijn een zeer zwaarwegende voorwaarde voor het openen van de postmarkt. Ik heb in het spoeddebat over de liberalisering van de postmarkt op 10 juni jl. aangegeven dat mensen die normaal hun werk doen in Nederland het minimumloon (inclusief vakantietoeslag) moeten kunnen verdienen. De bevindingen van de Arbeidsinspectie zouden dan ook aanleiding moeten zijn om de beloning van de postbezorgers met een overeenkomst van opdracht aan te passen. Uitgangspunt daarbij blijft dat de postbedrijven samen met de vakbonden eerstverantwoordelijken zijn voor goede afspraken over de arbeidsvoorwaarden. Indien partijen er niet in slagen om voor het einde van dit jaar in een CAO afspraken te maken waarmee ten minste wordt voldaan aan beloning op het niveau van het minimumloon (inclusief vakantietoeslag), dan acht het kabinet redenen aanwezig om wettelijke maatregelen voor te bereiden om te komen tot een goede beloning voor de postbezorgers.

In overeenstemming met de motie Ten Hoopen c.s. (Tweede Kamer, 2007–2008, nr. 74) zullen wij u voor 1 oktober aanstaande nader informeren over de verrichte inspanningen en de stand van zaken.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 536, nrs. 55 en 67.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven