nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2009
Bij brief van 23 december 2008 (Kamerstuk 30 492, nr. 31)
heb ik u nader geïnformeerd over een aantal moties en toezeggingen, waaronder
de motie van het lid Joldersma c.s. (TK vergaderjaar 2006–2007, 30 492,
nr. 23) over de familievertrouwenspersoon (fvp). In die brief heb ik
u bericht dat ik u separaat zal informeren over de wijze waarop uitvoering
gegeven zal worden aan deze motie.
In mijn brief van 23 december 2008 heb ik aangegeven wat de belangrijkste
bevindingen zijn van het rapport van Zorgconsult Nederland, die onderzoek
heeft verricht naar de introductie van de fvp in alle ggz-instellingen. Op
basis van het rapport van Zorgconsult Nederland is een aantal zaken duidelijk
geworden, bijvoorbeeld dat de meest optimale mogelijkheid om een fvp-functie
vorm te geven in een ggz-instelling, een zogenaamd «stepped care model»
is. Bij het «stepped care model» wordt gebruik gemaakt van een
telefonische en digitale helpdesk en ook van een (periodiek) fysiek aanwezige
fvp. Ook is geconcludeerd dat de financiering van fvpers in ggz-instellingen
zou moeten plaatsvinden op basis van subsidiëring en niet op basis van
een Nza-beleidsregel, aangezien het hier niet om zorgverleningsactiviteiten
gaat.
Uit het rapport van Zorgconsult Nederland werd mij tevens duidelijk dat
er nog een aantal aspecten nader onderzocht moeten worden alvorens in alle
ggz-instellingen fvp-dienstverlening mogelijk gemaakt kan worden. Zo zal nader
onderzocht moeten worden of fvpers bereid zijn tot de oprichting van een aparte
Stichting van fvpers, die noodzakelijk is om financiering op basis van een
subsidie mogelijk te maken. Ik geef er de voorkeur aan dat de beroepsgroep
zelf tot oprichting van een stichting overgaat.
Ook biedt het rapport van Zorgconsult Nederland onvoldoende informatie
over de hoogte van de exacte kosten die nodig zijn om financiering van fvpdienstverlening
in alle ggz-instellingen mogelijk te maken.
Teneinde meer duidelijkheid te krijgen over deze aspecten, heb ik besloten
een zogeheten «kwartiermaker» aan te stellen die binnen afzienbare
tijd een antwoord zal geven op de openstaande vragen betreffende
het mogelijk maken van fvpdienstverlening in alle ggz-instellingen.
Op dit moment ben ik bezig met het vinden van een geschikte kwartiermaker
en ik verwacht dat de kwartiermaker binnen een aantal maanden (uiterlijk medio
2009) zijn werkzaamheden zal hebben afgerond.
Op basis van de bevindingen van de kwartiermaker zal ik vervolgens bezien
of binnen de VWS-begroting dekking voor de fvpdienstverlening in ggz-instellingen
gevonden kan worden. Gelet op de financieel economische omstandigheden en
verwachtingen kan ik daar op dit moment nog geen uitspraak over doen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink