Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2012
Hierbij zend ik u mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de
reactie op het verzoek van het lid Sterk (CDA) over het rapport van de Commissie Gelijke
Behandeling (Cgb) «Hoe is het bevallen» van 6 maart jl. (Handelingen II 2011/12, nr.
59).
Uit het onderzoek «Hoe is het bevallen?» van de Cgb blijkt dat 45% van de vrouwen
die in de periode 2007 tot en met maart 2011 zwanger waren of moeder zijn geworden
én tijdens de zwangerschap of het moederschap werkten of werk zochten, een situatie
heeft meegemaakt die mogelijk op discriminatie wijst. Uit het onderzoek blijkt verder
dat veel vrouwen die een situatie hebben meegemaakt die op mogelijke discriminatie
wijst, dit niet benoemen als discriminatie. Dit kan te maken hebben met een gebrek
aan informatie over wat wel en wat niet is toegestaan. Geïnterviewde werkgevers geven
aan dat zij over het algemeen geen grote organisatorische problemen hebben ten aanzien
van zwangerschappen op het werk, maar dat in bepaalde gevallen het bedrijfsbelang
met de wetgeving ter bescherming van zwangere vrouwen en moederschap kan botsen.
Voorop staat dat elk geval van discriminatie er een te veel is. Discriminatie vanwege
zwangerschap en jong moederschap is onacceptabel en dient krachtig te worden bestreden.
De arbeidsparticipatie van vrouwen is van groot belang voor de Nederlandse economie
en de economische zelfstandigheid van vrouwen. Het is dan ook goed te zien dat de
arbeidsparticipatie van vrouwen is toegenomen. Uit recente cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek blijkt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in 2011 is
gestegen tot ruim 67 procent. Na de geboorte van het eerste kind blijft 90 procent
van de vrouwen werken. Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te blijven bevorderen,
is het noodzakelijk dat vrouwen zowel bij de toegang tot de arbeidsmarkt als op de
werkvloer van hun rechten gebruik kunnen maken.
De rechten omtrent zwangerschap en ouderschap zijn vastgelegd in internationale bepalingen
en in nationale wet- en regelgeving. Daarnaast zijn in cao’s bepalingen opgenomen
die betrekking hebben op zwangerschap en ouderschap. De Nederlandse regelgeving biedt
voldoende bescherming aan vrouwen op de werkvloer.
Het onderzoek van de Cgb geeft echter aan dat werknemers en werkgevers onvoldoende
op de hoogte zijn van de rechten en plichten die uit de regelgeving voortvloeien.
De aanbevelingen van de Cgb die aan de overheid zijn gericht, hebben dan ook betrekking
op voorlichting. De voorlichting zou zich enerzijds moeten richten op de rechten en
plichten rondom zwangerschap en moederschap, anderzijds op de bekendheid met meldingsmogelijkheden
van discriminatie.
Ik neem de aanbevelingen ter harte en heb bezien wat er vanuit de overheid wordt gedaan
om bekendheid te geven aan rechten en plichten rondom zwangerschap/ouderschap en werk.
De informatie over dit onderwerp staat verspreid op de website www.rijksoverheid.nl en wordt nu gebundeld waardoor deze beter vindbaar wordt. In de informatie wordt
ook gewezen op de reeds bestaande mogelijkheden voor het melden van klachten over
discriminatie op grond van zwangerschap en moederschap. Informatie over zwangerschap
en moederschap op www.rijksoverheid.nl is via zoekmachines goed vindbaar.
Tot slot is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale partners. Samen dragen werkgevers
en werkneemsters de verantwoording om afspraken te maken over mogelijkheden en wensen
om werk en zwangerschap/moederschap goed te combineren.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom