30 358
Gemeentelijke herindeling van een aantal gemeenten in het westelijk deel van Midden-Limburg

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2005

In uw brief van 24 juni 2005, kenmerk 05-BZK-B-045, brengt u de wens naar voren, dat wetsvoorstellen in verband met de gemeentelijke herindeling van Midden-Limburg uiterlijk in december 2005 aan u worden aangeboden. Dit om een behandelwijze als bij de wetsvoorstellen tot samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond (kamerstuk 30 033) en tot de gemeentelijke herindeling van de Utrechtse Heuvelrug (kamerstuk 30 083) te voorkomen. Inmiddels heb ik aan uw wens uitvoering kunnen geven.

Op 14 juni 2005, bij de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen tot samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond en tot de gemeentelijke herindeling van de Utrechtse Heuvelrug (Handelingen II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 90, blz. 5379–5408), heb ik u een brief toegezegd waarin nader wordt ingegaan op de procedures en termijnen in verband met toekomstige herindelingsvoorstellen. Ik heb toen al aangegeven, dat het dan van belang is dat provinciale besturen weten wanneer een herindelingsadvies in Den Haag moet zijn, en dat ik vervolgens ook aan de Kamer zou vragen zich te committeren aan die termijnen.

Inmiddels is ook bij de plenaire behandeling van eerdergenoemde wetsvoorstellen door de Eerste Kamer op 13 september 2005 aandacht gevraagd voor deze materie. Daarbij werd het belang voor betrokken gemeenten onderstreept, dat een langere periode dan drie maanden beschikbaar was tussen de finale besluitvorming door de Eerste Kamer en de herindelingsdatum. Het zou de voorkeur verdienen, wanneer de parlementaire behandeling van enig herindelingswetsvoorstel al voor het zomerreces kan worden afgerond. Hierbij werd verwezen naar de gang van zaken in aan 2005 voorafgaande jaren.

Ter uitvoering van mijn toezegging van 14 juni 2005 heb ik de provinciebesturen hierover geïnformeerd en aangekondigd, dat ik voor de toekomst een inspanningsverplichting wil aangaan, waarbij herindelingsadviezen die voor 1 juli van enig jaar – voorzover aan de orde met de voorgeschreven provinciale zienswijze – aan mij worden aangeboden, en op basis waarvan ik inderdaad wetsvoorstellen wil doen, binnen anderhalf jaar tot inwerkingtredende wetgeving en vervolgens effectuering van de herindeling kunnen leiden.

De periode vanaf 1 juli wordt allereerst besteed aan de voorbereiding van wetgeving overeenkomstig artikel 6 van de Wet arhi. In het kader van deze voorbereiding is het soms nodig om nader bestuurlijk overleg te voeren met bij het herindelingsadvies betrokkenen. Dit kan extra tijd vragen. Na de voorbereiding van het wetsvoorstel volgt behandeling door de ministerraad en advisering door de Raad van State. Bij een voorspoedige procesgang zal het mogelijk zijn een wetsvoorstel in de maand december van dat zelfde jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden. Naar mijn verwachting behoeft in de toekomst dan geen sprake meer te zijn van «overhaaste behandeling» van wetsvoorstellen en zal het bovendien mogelijk zijn dat betrokken gemeentebesturen voor het navolgende zomerreces, dus ongeveer een half jaar voor de beoogde herindelingsdatum, definitief weten waar ze aan toe zijn.

Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief aan de colleges van gedeputeerde staten1.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven