30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2015

Van ZonMw heb ik de eindevaluatie van het onderzoeksprogramma Sport, bewegen en gezondheid (SBG) en een meer gedetailleerd overzicht van de afzonderlijke projectresultaten van dit programma ontvangen. Bijgaand ontvangt u beide documenten1. In deze brief ga ik in op de gedane aanbevelingen.

Het onderzoeksprogramma Sport, bewegen en gezondheid

Het onderzoeksinfrastructuur programma Sport, bewegen en gezondheid was een uitwerking van een advies uit 2001 van de toenmalige Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO, thans onderdeel van de Gezondheidsraad). De uitwerking werd aangekondigd in de kabinetsnota Sport, bewegen en gezondheid (Kamerstuk 27 841, nr. 2). Het programma kende een looptijd van 2004 – 2014 en een budget van € 6,5 miljoen, verspreid over drie tranches (2004, 2007 en 2012).

De doelen van het programma waren:

  • Versterken van de onderzoeksinfrastructuur op het gebied van Sport, bewegen en gezondheid

  • Vergroten van de kennis op het gebied van sport en gezondheid onder meer voor preventie en behandeling van aandoeningen en sportblessures

  • Versterken van verspreiding en toepassing van de onderzoeksresultaten.

In het programma zijn 35 projecten gehonoreerd waarvan negen onderzoeks-infrastructuur-projecten, 23 onderzoeksprojecten en één programmeringsstudie. Voor nadere informatie over de projecten verwijs ik u naar de bijlagen.

Interne en externe evaluatie

Het programma Sport, bewegen en gezondheid is geëvalueerd door Technopolis BV in opdracht van ZonMw. Het rapport van Technopolis bevat nuttige operationele aandachtspunten en suggesties. Deze eindevaluatie is getoetst door een evaluatiecommissie onder leiding van Prof. Dr. M. van Bottenburg (Universiteit Utrecht).

Conclusies van de externe evaluatiecommissie

De evaluatiecommissie concludeert dat het rapport van Technopolis een goede afspiegeling is van het programma Sport, bewegen en gezondheid en het verrichte evaluatie-onderzoek. Ten aanzien van het programma Sport, bewegen en gezondheid concludeert de commissie onder andere:

  • Het onderzoeksprogramma heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van het Sport, bewegen en gezondheid -domein in de academische wereld. De samenwerking tussen onderzoek en praktijk is verbeterd (maar nog niet genoeg); de samenwerking tussen academische kernen is beperkt gebleven.

  • Er is veel kennis gegenereerd over de positieve en negatieve aspecten van sport en bewegen bij de preventie en behandeling van ziekten, aandoeningen en sportletsels. Deze kennis is echter niet onderzocht bij mensen met een lage sociaal economische status en mensen met een beperking als primaire doelgroep.

  • Het onderwijs op het gebied van Sport, bewegen en gezondheid is in de loop van het programma beter ingebed in curricula van relevante opleidingen. Via diverse vakpublicaties is kennis ook verspreid naar de beroepspraktijk.

Aanbevelingen van de externe evaluatiecommissie

De aanbevelingen van de externe evaluatiecommissie zijn onder andere:

  • Onderscheid (langer lopend) strategisch onderzoek en (kort-lopend) toe-passingsgericht onderzoek. Beide zijn nodig en ook de verbinding daartussen.

  • Zorg voor meer betrokkenheid van het praktijkveld.

  • Bij de versterking en verankering van de onderzoeksinfrastructuur voor Sport, bewegen en gezondheid dienen striktere eisen gesteld te worden, bijvoorbeeld via co-financiering.

  • De samenwerking tussen de academische kernen op Sport, bewegen en gezondheid -vlak behoeft versterking, zonder aan te sturen op kartel-achtige constructies. Hogescholen kunnen hier meer bij worden betrokken.

Het bestuur van ZonMw heeft de conclusies en aanbevelingen uit beide rapporten onderschreven.

Mijn standpunt

Op basis van deze gedegen evaluatie concludeer ik dat het programma Sport, bewegen en gezondheid een duidelijke bijdrage heeft geleverd aan de positionering van Sport, bewegen en gezondheid in de academische wereld. Het is goede nieuws dat hiermee de Sport, bewegen en gezondheid -onderzoeksinfrastructuur is versterkt. Deze lijn zet ik graag door.

Ook is het positief dat er veel kennis is gegenereerd over de positieve en negatieve effecten van sport op de gezondheid. In reactie op de constatering dat er in dit programma nauwelijks onderzoek is gedaan bij mensen met een beperking wijs ik erop dat binnen de revalidatiewetenschap veel onderzoek is en wordt gericht op het inzetten van sport en lichaamsbeweging. Zo is in het lopende programma Revalidatie, Sport en Bewegen (RSB) van de Stichting Onbeperkt Sportief voorzien in een langer lopend cohortonderzoek gericht op deze doelgroep. In het op 23 april jl. aan u toegezonden beleidskader gehandicaptensport (Kamerstuk 30 234, nr. 113) is veel aandacht voor de effectiviteit van de acties bij mensen met een beperking.

Het belang van zowel strategisch onderzoek als toegepast onderzoek onderschrijf ik, evenals het beter betrekken van het praktijkveld bij het programmeren en toewijzen van onderzoek. Zo is bij de beoordeling van projectvoorstellen binnen het lopende Onderzoeksprogramma Sport 2013–2016 veel gewicht toegekend aan de input van de praktijk bij elk voorstel. De verbinding met de praktijk is ook een belangrijk uitgangspunt voor het nieuwe programma Sportblessurepreventie dat u op 26 mei jl. ontving (Kamerstuk 30 234, nr. 128).

De aanbeveling om voor verdere versterking van de onderzoeksinfrastructuur te overwegen eisen te stellen aan universiteiten omtrent samenwerking en het inzetten van eigen middelen en andere geldstromen is plausibel. Vooralsnog wil ik vooral inzetten op programma’s waarbij de onderzoekers en consortia op basis van kwaliteit en relevantie met elkaar concurreren. Ik kijk uit naar de voorstellen van het Topteam Sport op dit vlak.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven