30 212
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer

nr. 55
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 3 april 2007 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de verdere uitvoering van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Wet onafhankelijk netbeheer) (30 212, nr. 51).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hessels (CDA) vindt een sterke, onafhankelijke positie van de netbeheerder van belang voor de prijs en de kwaliteit van energie en de betrouwbaarheid van de levering ervan. Hij is tevreden met de voortvarende invoering van de vette netbeheerder. De wettelijke eisen die verband houden met de totstandkoming van de vette netbeheerder moeten per 1 juli 2008 van kracht worden, maar ligt de invoering bij de energiebedrijven wel op schema? Op welke manier wil de minister de voortgang bij de bedrijven monitoren? Hij vraagt de minister verder of de fusieplannen van Essent en Nuon gevolgen hebben voor de reorganisatie binnen deze bedrijven, die noodzakelijk is voor het creëren van een vette netbeheerder.

De regionale netbeheerders moeten de elektriciteitsnetten met een spanningsniveau van 110 en 150 kV op 1 januari 2008 hebben overgedragen aan TenneT. De energiebedrijven menen dat zij de transformatoren niet hoeven over te dragen, terwijl deze een onlosmakelijk onderdeel zijn van de netten. Hoe denkt de minister te kunnen afdwingen dat de netten én de transformatoren worden overgedragen?

Nog onduidelijk is of de netbeheerder in de nieuwe situatie geld kan vrijmaken ten behoeven van de aandeelhouders door het netwerk te belenen. Komt dit soort constructies aan de orde in de algemene maatregel van bestuur waarin regels kunnen worden gesteld aan het financieel beheer van de netbeheerder? In artikel 16Aa Elektriciteitswet en artikel 7a Gaswet is de mogelijkheid opengehouden om een ministeriële regeling op te stellen over het uitbesteden van werk door de netbeheerder. Is de minister voornemens om zo’n ministeriële regeling te treffen en welke voorwaarden en criteria wil zij daarin dan opnemen?

De precieze grenzen van de motie-Doek/Sylvester c.s. (EK 30 212, H) zijn niet helder. Telkens als een energiebedrijf stappen zet die in strijd kunnen zijn met deze motie, wordt de Kamer hiermee geconfronteerd. Op dat moment kan immers per Koninklijk Besluit de splitsing van de energiebedrijven worden verplicht. De heer Hessels vraagt de minister daarom op schrift te stellen welke objectieve meetbare criteria worden gehanteerd bij de beoordeling van die stappen. Tegen een fusie van Essent en Nuon heeft de heer Hessels geen bezwaar, maar ook hiervan moeten de consequenties duidelijk zijn. Hij vraagt de minister om een beeld te schetsen van de desbetreffende ondernemingsstructuur en de daaraan door haar verbonden consequenties.

Bij de Falcon-constructie, waarvoor de provincie Friesland heeft gekozen, zet de heer Hessels vraagtekens. Hij vindt dat overheden in alle gevallen eigenaar moeten zijn van de netten en dat de netten niet commercieel mogen worden uitgebaat. Een grootschalig netbeheer kan een voordeel zijn voor zover dit volledig in handen is van de overheid.

De heer Crone (PvdA) benadrukt dat de Wet onafhankelijk netbeheer (WON) door beide Kamers is aangenomen. Daarmee is de totstandkoming van de vette netbeheerder op 1 juli 2008 een feit. De zelfstandigheid is gegarandeerd, maar de beheerder kan nog steeds afhankelijk zijn van de holding omdat door de motie-Doek/Sylvester c.s. de eigendomssplitsing is uitgesteld. In deze motie is duidelijk gesteld dat publiek en onafhankelijk netbeheer in gevaar kan komen bij het verrichten van buitenlandse activiteiten of het aangaan van grensoverschrijdende allianties. Drie van de vier energiebedrijven leggen deze motie evenwel minimalistisch uit en willen het net nog steeds gebruiken voor commerciële avonturen in het buitenland of het belasten met schulden. Nuon en Essent willen het net behouden, ook na de eventuele fusie, voor een goede balanspositie bij internationale allianties. Hetzelfde geldt voor Delta en de overname van Indaver.

De energiebedrijven mogen door de WON het net niet belasten met schulden als zij de opbrengst daarvan in de holding storten om daarmee vervolgens aankopen in het buitenland te doen. Het net mag alleen financieel worden belast als de opbrengst daarvan wordt aangewend voor investeringen in het net zelf of om een uitkering te doen aan de publieke aandeelhouders. De minister schrijft echter dat deze regel pas na de splitsing in werking treedt. Om te voorkomen dat de netten alsnog met schulden worden belast, pleit de heer Crone ervoor om zo snel mogelijk een KB te slaan waarmee de splitsing kan worden bewerkstelligd.

Energiebedrijven kunnen overigens wel risico’s nemen in het buitenland of grensoverschrijdende allianties aangaan, maar dan moet hiervoor een bedrijfsvorm worden opgericht die niet onder de holding valt zodat de netten buiten schot blijven. De desbetreffende commerciële keuzen zijn dan voor de aandeelhouders. Daarover hoeft de Kamer dan geen oordeel te vellen omdat het publiek eigendom is beschermd in de netten. Daarmee wordt het ook onnodig om criteria voor bedrijfsactiviteiten op te stellen.

De Nederlandse Mededingingsautoriteit beoordeelt de fusie van Essent en Nuon. De heer Crone roept de NMa op om zich daarbij vooral te houden aan haar eigen criteria. Heeft ook de minister deze mening en ziet zij in dezen af van haar wettelijk recht om de NMa te overrulen?

De heer Jansen (SP) benadert de discussie over het onafhankelijk netbeheer vanuit een breder perspectief. Door de Europese richtlijn is de Nederlandse energiemarkt geliberaliseerd, maar dit heeft niet geleid tot de beoogde concurrentie en lage prijzen. De klantvriendelijkheid van de energiebedrijven is vaak bedroevend en de energiekosten zijn razendsnel gestegen. Inmiddels wordt per huishouden al gemiddeld € 350 winst gemaakt. Bovendien gaan Delta en Nuon buitenlandse avonturen aan en willen Nuon en Essent, samen goed voor 60% van de Nederlandse klanten, fuseren. Deze fusie leidt dus niet tot meer concurrentie, maar bijna tot een monopolie. De NMa vindt deze fusie onder voorwaarden aanvaardbaar, maar zelfs als aan de voorwaarden wordt voldaan, houden beide bedrijven samen een marktaandeel van 50%. De heer Jansen vindt dat niet acceptabel en vraagt of de minister bereid is om de NMa op dit punt een aanwijzing te geven. Verder dient nieuwe wetgeving te voorkomen dat één energiebedrijf 50% van de markt in handen heeft.

Overigens wordt 85% van de klanten nog steeds bediend door overheidsbedrijven, die zich inmiddels gedragen als vrije jongens. Er is snel actie nodig om publieke bedrijven weer onder maatschappelijke controle te brengen. Een landsdekkend stelsel van regionale nutsbedrijven die verantwoordelijk zijn voor het netbeheer en tevens energie kunnen leveren aan midden- en kleinverbruikers ziet de heer Jansen als een oplossing hiervoor. Deze bedrijven dienen te werken 1. zonder winstoogmerk, zodat voor hen een verbod zal gelden op winstuitkeringen – die nu aan provincies en gemeenten worden gedaan – 2. zonder reclame en sponsoring, 3. met een bezoldiging van de directie die past bij maatschappelijk verantwoord ondernemen, 4. zonder buitenlandse avonturen aan te gaan en 5. binnen een werkgebied ter grootte van een of meer provincies met tussen de 1 en 2 miljoen aansluitingen. Deze regionale schaalgrootte kan tot groot voordeel leiden bij benchmarking. Maatstafconcurrentie wordt beter mogelijk. De huidige verdeling van de aansluiting over de netbeheerders vindt de heer Jansen volstrekt onlogisch en inefficiënt. Een volgende stap kan het vereenvoudigen van de eigendomsverhoudingen bij de publieke bedrijven zijn met als doel het verhogen van de maatschappelijke controle en actief aandeelhouderschap. De eenvoudigste constellatie is dan om het aandeelhouderschap van nutsbedrijven te concentreren bij de provincies in een werkgebied. Per bedrijf zijn er dan hooguit twee of drie aandeelhouders over. Deze publieke bedrijven kunnen overigens naast hun taak als netbeheerder doorgaan als geïntegreerd energiebedrijf, mits de desbetreffende activiteiten juridisch gescheiden zijn van de netbeheerderstaken. Met de komst van de vette netbeheerder is het risico op kruissubsidies geëlimineerd. Er is dan ook niets op tegen als provincies eigenaar zijn en blijven van de productie- en handelsbedrijven. Hij vraagt de minister op zijn suggestie in te gaan.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) beperkt zich tot het stellen van de volgende vragen. Wat gaat de minister doen om de betrokken bedrijven aan de bepaling van de WON te houden en zijn er nog andere mogelijkheden dan de inzet van de NMa? Hoe en met welk tijdpad implementeert de minister alle onderdelen van deze wet? Zullen de energiebedrijven erin slagen om de vette netbeheerder voor 1 juli 2008 te realiseren en hoe denkt de minister over de voorgenomen fusie van Essent en Nuon? Ziet de minister de energiemarkt nog steeds op Noordwest-Europese schaal of is dit inmiddels een illusie geworden? Welke taak ziet zij voor zichzelf weggelegd in een geliberaliseerde energiemarkt en hoe worden daarbij de belangen van de consument en belastingbetaler gewaarborgd?

De heer Vendrik (GroenLinks) is het met de heer Crone eens dat de Wet onafhankelijk netbeheer door beide Kamers is aangenomen. De daadwerkelijke effectuering van het hart van deze wet, namelijk de splitsing, is door de aanneming van de motie-Doek/Sylvester echter uitgesteld. De regering dient het besluit tot de effectuering van een splitsing volgens deze motie niet te nemen dan nadat duidelijk is dat de Europese Unie zal overgaan tot het vaststellen van een dergelijke richtlijn, tenzij het publiek en onafhankelijk netbeheer in gevaar komt. De motie geeft een aantal voorbeelden waarin daarvan sprake kan zijn, maar is daarbij niet limitatief zodat meer zaken onder deze bepaling kunnen worden gebracht om de splitsing alsnog te legitimeren. Daarmee geeft de motie in feite veel ruimte om haar uit te voeren. Wordt in een netwerksector marktwerking geïntroduceerd waarbij het netwerk het karakter heeft van een natuurlijk monopolie, dan moet naar de mening van de heer Vendrik puur economisch gezien altijd tot splitsing worden overgegaan, onafhankelijk van de vraag wat de Europese Unie zal doen. Hij is dan ook benieuwd hoe de minister deze motie leest en welke ruimte zij voor zichzelf ziet om de splitsing in de komende kabinetsperiode daadwerkelijk te realiseren: een diepe politieke wens van GroenLinks.

De fusie van Essent en Nuon vindt de heer Vendrik onwenselijk. Voor de beoordeling van deze fusie door de NMa is het van belang welke markt de NMa als relevant ziet: de Nederlandse, de Noordwest-Europese of de Europese energiemarkt? Het is eenvoudig waar te nemen dat de nationalistische tendensen in de energiepolitiek niet minder zijn geworden. Hij meent overigens dat de minister de NMa geen aanwijzing kan geven omdat de NMa een zbo is. Vorig jaar heeft de Kamer met de minister van EZ afgesproken dat hij hierover in gesprek zou gaan met de Europese commissarissen voor energiezaken en voor mededinging. Ook is gevraagd daarbij aan te kaarten of Nederland, als het zonder Europese verplichting tot splitsing overgaat, een beroep kan doen op reciprociteit. Is het dan logisch dat geïntegreerde bedrijven uit het buitenland in Nederland wel een enkele producent of handelspoot van een afgesplitst bedrijf kunnen overnemen? Of is het dan logisch dat de Europese Commissie Nederland de ruimte geeft om dat niet toe te staan als het buitenlands bedrijf in eigen land niet splitst? Kan de minister iets vertellen over de uitkomst van dit gesprek?

De heer Zijlstra (VVD) vindt dat de motie-Doek/Sylvester duidelijk aangeeft wanneer tot splitsing moet worden overgegaan. Met de overname door Delta van het Belgische afvalbedrijf Indaver is in feite al aan het gestelde in deze motie voldaan. De vorige minister van Economische Zaken, de heer Wijn, heeft in december 2006 al in antwoord op Kamervragen aangegeven dat hij zich kon voorstellen dat Delta de overname van Indaver in het licht van de motie-Doek/Sylvester zou heroverwegen en dat hij Delta om informatie hierover zou verzoeken. Heeft Delta de gevraagde informatie al verstrekt? Dat Delta zich niets van de opmerking van de heer Wijn heeft aangetrokken, is duidelijk. De heer Zijlstra vraagt de minister dan ook wanneer zij het Koninklijk Besluit aan de Kamer denkt voor te leggen. Ziet zij de overname van Indaver niet als een reden om het KB te slaan, welke criteria hanteert zij daarbij dan wel?

Ook de heer Zijlstra vraagt naar het realiseren van de vette netbeheerders per 1 juli 2008. Verder wil hij graag weten hoe de overdracht van de 110 en 150 kV-netten aan TenneT verloopt. De transformatoren, de stations en het onderhoud van de netten vormen een onlosmakelijk deel van de transportnetwerken. Al deze zaken moeten dus aan TenneT worden overgedragen. Is het overigens juist dat de cross border leasecontracten worden ingezet om de overdracht van het beheer van netwerken per 1 januari 2008 ter discussie te stellen en zo ja, wat wordt hieraan dan gedaan? De huidige situatie bij de 220/380 kV-netten mag van de heer Zijlstra één op één worden doorgetrokken naar de 110/150 kV-netten. Dat is immers de intentie van de wet. Wat vindt de minister overigens van de aankoop door TenneT van deze netwerken en welke rol speelt zij daarbij? De heer Zijlstra vindt dat de WON gewoon uitgevoerd moet worden. Een aantal marktpartijen denkt hier kennelijk anders over zodat het nodig is dat de minister een duidelijk signaal afgeeft. Voorkomen moet worden dat van de WON slechts een verwaterde versie overblijft.

De wens van Essent en Nuon om te fuseren kan de heer Zijlstra begrijpen met een perspectief op een Noordwest-Europese energiemarkt. De NMa moet echter vaststellen welke markt in dezen relevant is. De NMa overrulen als zij een oordeel velt dat de politiek niet aanstaat, vindt de heer Zijlstra erg vreemd; het is immers een onafhankelijke instantie. Hij verwacht echter dat de NMa zal oordelen op basis van een nationale markt. De optie is dan reëel dat de fusie niet wordt toegestaan, maar het eindoordeel blijft aan de NMa. Het doel van de fusie is overigens duidelijk: een volgende, internationale, stap. Daarmee is klip en klaar voldaan aan de voorwaarden in de motie. Voor het zetten van een internationale stap na de fusie is kapitaal nodig. Tegenover de NMa merkt de heer Zijlstra nog op dat, als dat kapitaal door een superdividend uit de onderneming wordt getrokken, dit de internationale stap erg moeilijk maakt. Dan wordt er juist voor gezorgd dat een nationale fusieorganisatie ontstaat, wat leidt tot een ongezonde monopolie op de Nederlandse markt.

Teruggaan naar twaalf overheidsenergiebedrijven, zoals de SP voorstelt, lijkt de heer Zijlstra niet optimaal. Hij vraagt de minister aan te geven welke andere zaken de totstandkoming van een optimale markt nog belemmeren en wat zij zal doen om deze belemmeringen weg te nemen.

Antwoord van de minister

De minister legt uit dat in de WON drie zaken worden geregeld: de vette netbeheerder, de overdracht van de transportnetten vanaf 110 kV aan TenneT en de eigendomsontbundeling. De ontbundeling is nog niet gerealiseerd door de motie-Doek/Sylvester. Op andere belemmeringen om de marktwerking op de energiemarkt te optimaliseren wordt in de evaluatie van de Elektriciteitswet en de Gaswet ingegaan.

De publieke belangen zijn gewaarborgd in de Elektriciteitswet en de Gaswet. Beide wetten zijn aangescherpt door de Wet onafhankelijk netbeheer (WON). Daarin ligt de basis voor een streng financieel beheer, een verbod op het aangaan van schulden of het stellen van zekerheden met de netten als basis voor het realiseren van andere activiteiten dan het netbeheer en daarin ligt de basis voor de vette netbeheerder. Ook worden in de WON extra eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van bedrijven. Door de economische eigendom heeft de vette netbeheerder straks een maximaal zelfstandige positie binnen het concern. Dit brengt met zich dat de leveringszekerheid moet worden versterkt. Dit gebeurt door het beheer van de transportnetten centraal onder te brengen bij TenneT. In de ideale situatie opereren onafhankelijke netwerkbedrijven op een markt waarop voldoende producenten en leveranciers actief zijn die in hun concern geen netwerk hebben. Om dit te realiseren is splitsing noodzakelijk. Het toezicht wordt daardoor eenvoudiger en effectiever. Door de motie-Doek/Sylvester is het splitsingsgebod echter niet in werking getreden en hebben de energiebedrijven het voordeel van de twijfel gekregen.

Het is de bedoeling dat TenneT het beheer krijgt over de netten vanaf 110 kV. TenneT moet daarbij voldoen aan de eisen die de Elektriciteitswet 1998 stelt aan netbeheerders en aan de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet in het bijzonder. Op dit moment voeren de geïntegreerde energiebedrijven gesprekken met TenneT. De minister zal TenneT verzoeken haar hierover te rapporteren. Per 1 januari 2008 moeten de netten zijn overgedragen. De chief executive officers van de vier betrokken bedrijven hebben het ministerie van EZ verzekerd dat de overname goed verloopt en voor 1 januari 2008 een feit zal zijn. De minister wijst erop dat de overname per die datum een feit zal zijn omdat dit zo in de wet is bepaald, ongeacht of een beheersovereenkomst wordt bereikt. Overigens houdt de Dienst Uitvoering en Toezicht Energie (DTe) ook hierop toezicht. Dit zal een onderwerp zijn in de rapportage van de DTe van juni. De AMvB waarin regels worden gesteld aan het financieel beheer van de netbeheerder zal overigens worden genomen.

Voor de Falcon-constructie is ingevolge artikel 93 van de Elektriciteitswet en artikel 85 van de Gaswet instemming nodig van de minister van EZ. Wordt om instemming gevraagd, dan zal de minister kritisch bekijken of de netbeheerder niet met een last wordt opgezadeld die het belang van het netbeheer kan schaden. Leidt de constructie ertoe dat iemand buiten de kring van aandeelhouders rechten krijgt op het net of op aandelen in de netbeheerder, dan zal de minister daarmee niet instemmen.

De ministeriële regeling omtrent de uitbestede werkzaamheden door de netbeheerder zal worden opgesteld als blijkt dat in de wet onvoldoende is geregeld over het uitbesteden van taken door de netbeheerder. Hierbij zal de vinger aan de pols worden gehouden. De wettelijke bepaling die grondslag geeft aan deze ministeriële regeling treedt pas op 1 juli 2008 in werking. Voor het aangaan van leningen mogen geen zekerheden op het netwerk worden verstrekt, behoudens ten behoeve van de netbeheerder. Dat is dus een beleningsverbod. De minister kan niet tegenhouden dat de holding tegen gunstige tarieven vreemd vermogen aantrekt omdat zij nu eenmaal de netten bezit.

De minister vindt de suggestie van de heer Jansen een stap terug naar af. Het is overigens niet juist dat bedrijven in regionaal aaneengesloten gebieden nodig zijn om de benchmark goed tot zijn recht te laten komen. Dat er voldoende netbeheerders zijn, is wel van belang, maar daarvoor is het voorstel van de heer Jansen niet nodig. Het lijkt de minister ook geen goede weg om een optimale schaal te definiëren om die vervolgens te realiseren door de aandeelhouders te dwingen te kopen of te verkopen.

De DTe zorgt voor toezicht en handhaving. Hij kan van de energiebedrijven informatie eisen, bindende aanwijzingen geven en dwangsommen en bestuurlijke boetes opleggen. De minister houdt toezicht op eigendomsveranderingen.

Op Europees niveau worden al langere tijd gesprekken gevoerd met onder anderen commissaris Kroes over met name ownership en unbundling. De argumentatie en ervaring op Europees niveau hebben onder meer geleid tot het voorstel om ook op Europees niveau bedrijven volledig te splitsen. In hoeverre dit voorstel kansrijk is, hangt af van de houding van Frankrijk en Duitsland, die op het moment een geïsoleerde positie innemen. De reciprociteit die de heer Vendrik heeft genoemd, maakt van de voorstellen geen onderdeel uit.

In de motie-Doek/Sylvester wordt gesteld dat het splitsingsgebod op een nader te bepalen tijdstip in werking kan treden of op het moment dat duidelijk is dat in de Europese Unie wordt overgegaan tot volledige splitsing of op het moment dat publiek en onafhankelijk netbeheer in gevaar komt. Dat kan het geval zijn als er sprake is van het verrichten van buitenlandse activiteiten en/of het aangaan van grensoverschrijdende allianties dan wel bij verstoring van evenwichtige marktverhoudingen en niet-transparante non-discriminatoire financiële verhoudingen of bij het ontbreken van gelijke toegang tot de netten. De minister concludeert dat splitsing de enige optie lijkt als volledige zekerheid over investeringen of allianties gewenst is. De bedrijven kunnen wel al hun commerciële onderdelen verkopen. Door het privatiseringsverbod op de netten, komt dit dus neer op een vrijwillige splitsing. Handelt één van de energiebedrijven echter niet in lijn met de motie, dan heeft dat tot gevolg dat alle bedrijven dienen te splitsen. De wet staat immers geen differentiatie toe. De minister wil de motie naar de letter en de geest uitvoeren. Zij heeft al toegezegd zich daarbij tweemaal per jaar te laten adviseren door de DTe. Het eerste advies verwacht zij in juni 2007. De kwestie Delta/Indaver zal onderdeel uitmaken van de eerste rapportage van de DTe. Deze rapportage wordt van een politiek oordeel voorzien dat zowel aan de Eerste als aan de Tweede Kamer kenbaar wordt gemaakt, zoals is afgesproken met de Eerste Kamer. De minister zegt ervoor te zorgen dat alles wat voorbereid kan worden voor het slaan van een KB, zal worden voorbereid opdat het KB nog voor de zomer in beide Kamers voorgehangen en afgehandeld kan worden.

Bij de fusie van Essent en Nuon gaat het om een aantal argumenten van bedrijfsstrategische aard. Hierbij spelen zowel de aandeelhouders van beide bedrijven als de NMa een rol. De minister zegt niet de mogelijkheid te hebben om de NMa een aanwijzing te geven. De beoordeling van de fusie door de NMa kan twee uitkomsten hebben. 1. Zij verleent vergunning voor de fusie. In dat geval zijn de mededingingsbezwaren weggenomen. 2. De NMa verleent geen vergunning omdat de remedies naar haar oordeel onvoldoende zijn geweest om de mededingingsbezwaren weg te nemen. In dat geval heeft de minister wel de mogelijkheid om de NMa te overrulen, maar het lijkt de minister niet dat zij dat moet doen. De NMa moet onafhankelijk blijven en voor het overrulen zijn zeer zwaarwegende argumenten nodig. Zij heeft overigens begrepen dat de aandeelhouders na de zomer over de fusie zullen beslissen.

De NMa zal bij haar oordeel uitgaan van de markt op het moment van fuseren en van de toekomstige markt. In het consultatiedocument van de NMa over de concentraties in de energiesector is al geconstateerd dat voor de basislast sprake is van een relevante markt die ruimer is dan de Nederlandse. De relevante markt voor de pieklast is nog nationaal van karakter.

De informatie waar oud-minister Wijn Delta om heeft gevraagd, is nog niet ontvangen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Hessels (CDA) is het ermee eens dat de minister de besluitvorming naar voren haalt zodat zo snel mogelijk zekerheid kan worden gegeven.

De heer Crone (PvdA) sluit zich hierbij aan. De minister heeft een helder politiek oordeel uitgesproken en vraagt terecht om een zorgvuldige procedure.

De heer Jansen (SP) constateert dat de netten zullen worden afgesplitst. Ondertussen ontstaat wel een handelsbedrijf op de Nederlandse markt met een marktaandeel van 50% of meer. Hij vraagt de minister schriftelijk in te gaan op het alternatief van de SP.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) ziet uit naar de rapportage van de DTe en het politieke oordeel van de minister daarover.

De heer Vendrik (GroenLinks) vraagt naar de samenwerking van de NMa met de Europese Commissie op het gebied van toezicht. Hij verwacht eind mei een definitief voorstel tot splitsing van productie en handel en de netten. Tot slot vraagt hij de minister in te gaan op de toekomstige eigendomsstructuur en beheersstructuur waarbinnen de netten gaan werken. De heer Vendrik pleit in dezen voor een rijkswaterstaatmodel. Hij ziet geen enkele reden om provincies en enkele gemeenten op de lange termijn nog een aandeelhouderpositie te geven. Hij vraagt de minister ook hierover een tipje van de sluier op te lichten.

De heer Zijlstra (VVD) is het eens met de minister over de positie van de NMa. Hij vindt de uitspraak van de minister over de splitsing helder en is blij met de opmerkingen over het KB.

De minister zegt toe dat zij in de rapportage over de markt van elektriciteit en gas zal aangeven waarom zij het voorstel van de SP niet goed vindt.

De NMa bepaalt of de relevante markt nationaal of Europees is. Het is de minister niet duidelijk wat de heer Vendrik bedoelt met samenwerking tussen de NMa en de Europese Commissie. Op de aandeelhouderspositie van gemeenten en provincies en het rijkswaterstaatmodel wil zij in een volgende fase van het debat terugkomen.

Toezeggingen

– De minister komt op een later moment terug op de vraag van de heer Vendrik over de nadere bezinning op het rijkswaterstaatmodel.

– De minister zal in de rapportage over de energiemarkt nader ingegaan op de voorstellen van de heer Jansen.

– De minister komt ruim voor het zomerreces terug op het KB.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), voorzitter, Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Irrgang (SP), ondervoorzitter, Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven