nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 december 2004
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1
heeft schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Verkeer en Waterstaat
over een artikel inzake het sluiten van overwegen (Utrechts Nieuwsblad., 25 november
2004).
De commissie brengt van dit overleg verslag uit door openbaarmaking van
de gewisselde stukken.
De voorzitter van de commissie,
Atsma
De griffier van de commissie,
Roovers
Naar aanleiding van de vragen van de Vaste Kamercommissie van Verkeer
en Waterstaat inzake het sluiten van overwegen, doe ik u hierbij de antwoorden
toekomen. De antwoorden op de eerste twee vragen treft u hieronder aan; voor
de beantwoording van de laatste vier vragen verwijs ik naar het antwoord op
schriftelijke vragen, eerder gesteld in het kader van het Meerjarenprogramma
Infrastructuur en Transport (zie het antwoord op vraag 54, kamerstuk 29 800
A, nr. 39 van 9 december 2004).
1
Welke vrijheid heeft ProRail om met gemeenten onderhandelingen
te voeren over het sluiten van overwegen in ruil voor bijvoorbeeld een spoortunnel?
ProRail heeft als beheerder van de spoorinfrastructuur de opdracht het
rijksbeleid inzake de railveiligheid uit te voeren. De uitvoering van het
overwegenbeleid is daar onderdeel van. In het kader daarvan overlegt ProRail
met wegbeheerders over de alternatieven voor de beveiliging c.q. de sluiting
van spoorwegovergangen binnen de prioritering en de budgettaire kaders zoals
geformuleerd in het Programma Verbetering Veiligheid Overwegen (PVVO).
2
Wat voor stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat
de veiligheidsmaatregelen bij spoorwegovergangen per geval worden beoordeeld
en dat er geen sprake is van «uitruil» tussen spoorwegovergangen?
ProRail en de wegbeheerder bepalen in gezamenlijk overleg welke maatregelen
op welke overgangen genomen worden. De wegbeheerder brengt daarbij haar kennis
in van het wegvervoer, ProRail van het spoorvervoer. Per baanvak en regio
worden maatregelen voor verbetering van de veiligheid uitgewerkt en afgestemd
op de belangen van het spoor- en wegvervoer. Hier hoort de wegbeheerder nadrukkelijk
ook de belangen van het langzaam verkeer mee te nemen.
Elke overweg wordt individueel bekeken. De situatie wordt beoordeeld,
de meest geschikte methode gekozen en toegespitst op de lokale omstandigheden.
De toegepaste beveiligingsmethode en de wijze waarop de afwegingen zijn gemaakt,
worden getoetst door Inspectie Verkeer en Waterstaat.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
's-Gravenhage, 2 december 2004
Aan de minister van Verkeer en Waterstaat
Naar aanleiding van een artikel in Utrechts Nieuwsblad van 25 november
jl. over het sluiten van overwegen, verzoekt de vaste commissie voor Verkeer
en Waterstaat u te antwoorden op bijgaande vragen.
• Welke vrijheid heeft ProRail om met gemeenten onderhandelingen
te voeren over het sluiten van overwegen in ruil voor bijvoorbeeld een spoortunnel?
• Wat voor stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de veiligheidsmaatregelen
bij spoorwegovergangen per geval worden beoordeeld en dat er geen sprake is
van «uitruil» tussen spoorwegovergangen?
• Kunt u een overzicht geven van het aantal overwegen dat sinds het
Programma Verbetering Veiligheid overwegen is gesloten, het aantal spoorwegen
dat ProRail wil sluiten en het aantal spoorwegen waarover nog onduidelijkheid
bestaat over de sluiting?
• Kan per locatie aangegeven worden of en op welke manier gekeken
is naar alternatieven voor sluiting, zoals afsluiting voor alleen het gemotoriseerd
verkeer?
• Kan per locatie worden aangegeven over welke veiligheidsmaatregel
(AKI, AHOB etc) de overgang beschikte op het moment van sluiten (voor de gesloten
overgangen) of nu beschikt (voor de overgangen waarvoor plannen/intenties
bestaan voor sluiting)?
• Kan per locatie worden aangegeven hoeveel ongelukken hier zijn
gebeurd, uitgesplitst naar gemotoriseerd en ongemotoriseerd verkeer?
De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Roovers
Bijlage: artikel Utrechts Nieuwsblad 25 november
2004 «Onnodig veel overwegen dicht»1
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), Ondervoorzitter,
Atsma (CDA), Voorzitter, Van Gent (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP),
Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla
(PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Gerkens
(SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer
(PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming
(VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD),
Hessels (CDA), Vos (GL), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (CU), Aptroot
(VVD), Szabó (VVD), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF),
Van Winsen (CDA), Halsema (GL), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA),
Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam
(PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld
(VVD) en Buijs (CDA).
XNoot
1Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.