nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 januari 2007
In deze brief geef ik op uw verzoek (06-VWS-B-088) mijn reactie op de
KNMG-monitor Zorgverzekeringswet (Zvw), waarin wordt aangegeven dat patiënten
om financiële redenen afzien van zorg.
De monitor geeft de uitkomsten van een vragenlijst die de KNMG heeft verzonden
naar de leden in een aantal districten van die organisatie. De monitor is
vijf maanden na de inwerkingtreding van de Zvw (op 1 januari 2006) uitgevoerd,
en beslaat de ervaringen van de responderende KNMG-leden (20%) in die
districten over de periode januari–mei 2006. De KNMG overweegt een follow-up
van de monitor.
Ik waardeer het initiatief van de KNMG om deze monitor uit te voeren,
en heb met belangstelling kennis genomen van de resultaten, omdat die een
signaal geven over de ervaringen van zorgverleners in de onderzochte periode.
Gelet op onder meer de (lage) respons, de onderzochte periode, de soms lage
aantallen zorgverleners die een bepaalde ervaring hebben, en het soms globale
karakter van de gegevens, kunnen aan de onderzoeksresultaten echter geen algemene
conclusies worden verbonden. Tevens zijn voor veel van de in het onderzoek
gestelde vragen geen vergelijkende gegevens beschikbaar uit de periode vóór
de invoering van de Zvw.
Ook afgezien daarvan, geven de onderzoeksresultaten mij geen aanleiding
om maatregelen te overwegen. Ter toelichting daarop het volgende.
De belangrijkste punten uit de monitor die zich voor een commentaar lenen,
zijn de (financiering van de) zorg aan onverzekerden en het om financiële
redenen afzien van zorg door patiënten.
Wat betreft de (financiering van de) zorg aan onverzekerden (in het bijzonder
illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen), en het pleidooi van de
KNMG voor de instelling van een waarborgfonds, verwijs ik naar mijn brief
van 18 december 20061 waarin mijn voornemens
zijn vermeld tot stroomlijning van bestaande financieringsregelingen.
Ik heb daarop thans geen aanvullende mededelingen te doen.
Daarnaast is bij de presentatie van de monitor veel aandacht besteed aan
de ervaring van een deel van de responderende zorgverleners dat patiënten
om financiële redenen afzien van zorg. Dat, zoals op de website van de
KNMG is vermeld, patiënten zich «veelal niet ... (laten) ... doorverwijzen
uit angst voor de kosten», wordt in de monitor overigens niet gesteld,
noch geschraagd.
Uit de monitor blijkt dat 26% van de respondenten heeft aangegeven
een of meer patiënten te hebben die zich niet laten doorverwijzen om
financiële redenen, zoals de no-claim, het eigen risico of een eigen
bijdrage. Het lijkt alsof financiële redenen door een kleine groep patiënten
soms wordt meegenomen in de afweging of een doorverwijzing nodig is.
Ik vind het in principe geen slechte zaak dat verzekerden een doorverwijzing
naar een medisch specialist of een andere zorgverlener nog eens afwegen. Dat
ook financiële redenen in die afweging een rol kunnen spelen, acht ik
wenselijk. Deze uitkomsten geven enige aanwijzing dat door de financiële
verantwoordelijkheid voor een klein deel bij verzekerden te leggen –
zoals met de invoering van de no-claimteruggaveregeling in de Ziekenfondswet
(Zfw) is gebeurd –, een deel van de verzekerden voor zichzelf nog eens
nagaat of het zorggebruik echt noodzakelijk is. Dit prudentere gebruik van
zorg is een beoogd effect van het kabinetsbeleid.
Overigens valt op dat de weergave over dit aspect in deze monitor, met
name in 3.1 Beschouwing, aanmerkelijk terughoudender is dan bij de presentatie
ervan. Zo wordt er in de Aanbevelingen (3.2) in het geheel niet meer op ingegaan.
Daaruit maak ik op dat de KNMG deze uitkomsten niet als verrassend en zeker
niet als verontrustend beoordeelt.
Meer inhoudelijk ingaand op deze uitkomsten merk ik op dat de monitor
geen vergelijking biedt met de situatie voordat de Zvw in werking was getreden.
Om die reden is het niet duidelijk of door de invoering van de Zvw verandering
is opgetreden in de omvang van de groep patiënten die zich om financiële
redenen niet laten doorverwijzen.
De no-claimteruggaaf in de Zvw is identiek aan de regeling die in 2005
in de Zfw gold. Ook de eigen bijdragen die tot 1 januari 2006 in het
kader van de Ziekenfondswet (Zfw) golden, zijn in de Zvw onverkort overgenomen.
Deze beide vormen van (verplichte) eigen betalingen wijken in de Zvw niet
af van de voor 2006 bestaande situatie onder het Zfw-regime. Naar mijn mening
kan de invoering van de Zvw daarom ook niet als oorzaak opgevoerd worden voor
deze uitkomst van de KNMG-monitor.
In de evaluatie van de no-claimteruggaaf in de Zfw, die ik op 16 juni
2006 aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstukken II, 2005/06, 29 483, nr.
27) is ook ingegaan op het mogelijke no-claimeffect bij het doorverwijzen
van huisartsen. De uitkomsten van deze KNMG-monitor geven mij geen aanleiding
tot aanvullende mededelingen.
Over het eigen risico in de Zvw merk ik op dat dit een vrijwillig eigen
risico is. De verzekerde is dus vrij om al dan niet te kiezen voor een eigen
risico. In 2006 heeft blijkens de NZa-monitor slechts 5% van de verzekerden
gekozen voor een eigen risico op de zorgverzekering. Het lijkt mij onwaarschijnlijk
dat verzekerden die hebben gekozen voor een eigen risico, afzien van zorg
die zij behoeven. Wanneer een verzekerde, met het oog op de verwezenlijking
van het eigen risico, ervoor kiest (nog) niet naar een zorgverlener te gaan,
zal daaraan behalve een weging van de financiële gevolgen ook de ernst
en urgentie van de zorgvraag ten grondslag liggen. Ik beschouw dat eerder
als een beoogd doel van een polis met een eigen risico (dat op grond van de
Zvw maximaal € 500 per kalenderjaar kan bedragen), en zie daarin
geen probleem.
Alles overziend biedt de monitor mijns inziens geen nieuwe inzichten die
tot nadere maatregelen aanleiding geven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst