Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2010
In juli 2008 bracht de Commissie Regeldruk Bedrijven aan het kabinet een advies uit ter vereenvoudiging van de verplichting
voor werkgevers om de identiteit van werknemers te verifiëren. Daarmee zouden ook de kosten worden verminderd die voor de
werkgever zijn gemoeid met het naleven van de verificatieplicht.
Naar aanleiding van dit advies heb ik in overleg met de toenmalige staatssecretaris van Financiën en de minister-president
besloten een werkgroep in het leven te roepen die de opdracht kreeg te onderzoeken of de beleidsdoelstellingen die ten grondslag
liggen aan de verificatieplicht met eenvoudiger middelen konden worden verwezenlijkt, zo nauw mogelijk aansluitend bij het
normale bedrijfsproces. Uitgangspunt was een vermindering van de regeldruk, terwijl de beleidsdoelen en de handhaafbaarheid
van de desbetreffende regelgeving worden gewaarborgd. De werkgroep die bestond uit vertegenwoordigers van de ministeries van
Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, centrale werkgeversorganisaties en branche-organisaties (uitzendwezen en horeca)
heeft zijn eindrapport op 1 september 2010 aan mij en aan de minister van Financiën aangeboden. U treft een afschrift van
het eindrapport aan als bijlage bij deze brief.
Het belangrijkste voorstel van de werkgroep is een stappenplan voor werkgevers. Het stappenplan moet duidelijkheid scheppen
over hetgeen van een werkgever wordt verwacht om aan zijn wettelijke verplichtingen inzake de verificatieplicht te voldoen.
Het geeft tevens aan hoe dat op de meest efficiënte wijze kan worden gedaan. Het stappenplan kan worden uitgevoerd zonder
het gebruik van bijzondere hulpmiddelen. Met het stappenplan worden bestaande onduidelijkheden weggenomen die er toe leiden
dat werkgevers in sommige gevallen te weinig en in andere gevallen onnodig veel handelingen verrichten.
Het stappenplan zal de komende maanden worden gebruikt voor het ontwikkelen van een uniforme set van gemakkelijk toegankelijk
voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en een interactieve elektronische handreiking waarin, afhankelijk van de door de werkgever
gemaakte keuzes, alleen de relevante vervolgstappen worden gepresenteerd. De communicatie-uitingen van de rijksoverheid zullen
zich alle op dit voorlichtingsmateriaal en de elektronische handreiking richten. Met deze maatregelen kan volgens berekeningen
van de regiegroep regeldruk circa 34,5 miljoen euro aan nalevingskosten worden bespaard.
Een tweede advies van de werkgroep betreft een wijziging van artikel 15 van de Wet arbeid vreemdelingen. Dit artikel schrijft
voor dat een werkgever die een vreemdeling uitleent aan een andere werkgever een kopie van diens identiteits-bewijs moet toezenden
aan de inlener. De inlener moet deze kopie in zijn administratie opnemen nadat hij ook zelf de identiteit van de vreemdeling
heeft gecontroleerd. Het artikel is bedoeld om illegale tewerkstelling tegen te gaan. De werkgroep adviseert om deze verplichting
te beperken tot vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen buiten de Europese Economische Ruimte (met uitzondering van Bulgarije
en Roemenië) en Zwitserland. Voor werknemers uit die landen is immers een tewerkstellingsvergunning niet vereist.
Het voornemen is de voorgestelde wijziging van artikel 15 Wav mee te nemen in de wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen
die is aangekondigd in de notitie «Herziening Wet arbeid vreemdelingen», die in het najaar van 2009 aan de Tweede Kamer is
aangeboden. De wijziging van artikel 15 Wav levert een besparing op van de nalevingskosten voor in- en uitleners van circa
één miljoen euro. De Arbeidsinspectie heeft aangegeven dat een verdere besparing kan worden bereikt indien werkgevers de toezending
en archivering van de kopieën van deze identiteitsbewijzen langs elektronische weg realiseren. Juridische bezwaren daartegen
zijn er niet.
Naast de hiervoor genoemde aanbevelingen doet de werkgroep in zijn rapport nog een aantal kleinere aanbevelingen die nader
onderzoek of nadere instructie vergen. De uitwerking van deze aanbevelingen zal in de komende maanden ter hand worden genomen
door de betrokken instanties.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner