29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 943 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2021

In deze brief ga ik in op de moties en toezeggingen die zijn gedaan in het nota-overleg CBR van 19 april over de Taskforce Examenafname van het CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 932), het advies verbetering autorijscholenbranche en het stelsel van medische rijgeschiktheid. Tevens infomeer ik u over de bijgesloten maandrapportage «corona-inhaalslag examens» van het CBR over de maand mei1. De belangrijkste constatering is dat het CBR concludeert dat de inzet van tijdelijke noodmaatregelen op dit moment niet nodig is. Tot slot informeer ik u over een aantal overige gerelateerde onderwerpen.

1. Taskforce Examenafname CBR

Maandrapportage mei CBR «Corona-inhaalslag examens»

Zoals toegezegd in het notaoverleg CBR van 19 april jl. ontvangt u maandelijks de maandrapportage «corona-inhaalslag examens» van het CBR. Bijgesloten is de maandrapportage over de maand mei. Zoals ik in mijn brief van 25 mei (Kamerstuk 29 398, nr. 939) aangaf, besluit het CBR op basis van deze maandrapportages of het nodig is noodmaatregelen te nemen om de reserveringstermijnen voor praktijkexamens omlaag te brengen.

Het streven is om in januari 2022 een gemiddelde reserveringstermijn voor het eerste B-praktijkexamen te bereiken van 10–14 weken en aan het einde van 2022 een gemiddelde reserveringstermijn van 7 weken (de afgesproken kpi). Zoals toegezegd in het notaoverleg CBR van 19 april wordt de Kamer geïnformeerd over het voornemen noodmaatregelen te nemen voordat deze plaats gaan vinden.

Zoals uit de maandrapportage blijkt, liggen de reserveringstermijnen landelijk momenteel binnen de norm van 7 weken voor het eerst praktijkexamen B en is er geen reden om de noodmaatregelen in te zetten. Een belangrijke oorzaak daarvoor is gelegen in het feit dat de vraag naar rijlessen bij rijscholen tot nu toe minder is toegenomen dan door het CBR werd verwacht op basis van een inventarisatie in maart onder rijscholen. Daaruit bleek een verwachte stijging van 30% boven de normale vraag. Een mogelijke verklaring is dat kandidaten in eerste instantie nog afwachtend waren om aan de rijopleiding te beginnen omdat de theorie-examinering voor het B-rijbewijs nog niet mogelijk was (dit kan weer sinds 28 april). Nu de theorie-examens weer worden afgenomen, verwacht het CBR dat er ook meer gelest zal gaan worden en daarmee het aanbod van examenkandidaten zal toenemen.

Daarnaast is een belangrijke constatering dat de slagingspercentages na een aanvankelijke stijging na heropening van het CBR nu dalen. Bij de herstart van de dienstverlening van het CBR was dit 56%, eind mei was dit 52,8%. Een hoog slagingspercentage is van belang omdat iedere 1%-punt dat het slagingspercentage stijgt, een extra capaciteit voor praktijkexamens van 8.000 betekent. De branche heeft laten zien dat dit kan. Met het CBR roep ik de rijschoolbranche op om zich in te zetten om de slagingspercentages te verhogen.

Eén van de mogelijke noodmaatregelen uit het plan van aanpak van de Taskforce Examenafname is het tijdelijk niet afnemen van het faalangstexamen.

De aangehouden moties van de leden Stoffer en Geurts (Kamerstuk 29 398, nr. 922) en de motie van het lid De Hoop c.s. (Kamerstuk 29 398, nr. 920) strekken ertoe dat deze noodmaatregel uit het plan wordt gehaald. De aangehouden motie van de leden Van Baarle en Stoffer (Kamerstuk 29 398, nr. 924) vraagt de regering af te zien van de mogelijkheid de examenleeftijd tijdelijk te verhogen naar 18 jaar.

Zoals ook uit het plan van de Taskforce blijkt, is het inzetten van tijdelijke noodmaatregelen niet wenselijk. Het CBR wil de mogelijkheid hiertoe in geval van nood wel behouden. Zoals uit de maandrapportage blijkt zal dit naar de huidige inzichten niet snel nodig zijn. Dit besluit zal afhangen van de actuele reserveringstermijnen, de slagingspercentages en de ontwikkeling van de marktvraag naar examens.

Voorliggend aan het nemen van noodmaatregelen is het verhogen van de examencapaciteit door overwerk en het aannemen van extra examinatoren, het verhogen van de slagingspercentages door inzet van de rijschoolbranche en, indien noodzakelijk, het tijdelijk niet aanbieden van de tussentijdse toets. Pas als dit onvoldoende effect sorteert komt het tijdelijk niet aanbieden van het faalangstexamen en ten slotte het tijdelijk verhogen van de examenleeftijd naar 18 jaar in beeld. Zoals het CBR ook in de technische briefing heeft aangegeven zijn deze maatregelen niet wenselijk gezien de negatieve gevolgen voor examenkandidaten. De inbreng van de Kamer in het notaoverleg CBR van 19 april sterkt mij in de overtuiging dat deze eventuele noodmaatregelen alleen genomen moeten worden als er geen andere manier is om de reserveringstermijnen in de hand te houden.

Ik heb de Kamer toegezegd dat zij op de hoogte wordt gesteld over het eventuele voornemen om noodmaatregelen te nemen vóórdat deze daadwerkelijk worden ingezet. Het bij voorbaat uitsluiten van deze tijdelijke noodmaatregelen acht ik echter onverstandig. Met de inzet van het CBR om de capaciteit te verhogen en de inzet van de rijschoolbranche om de slagingspercentages te verhogen wordt alles op alles gezet om te voorkomen dat de reserveringstermijnen beheersbaar houden. De noodmaatregelen worden alleen ingezet als bovengenoemde acties onvoldoende soelaas bieden. Het snel op orde hebben van de reserveringstermijnen is in het belang van de examenkandidaten. Alles overwegende ontraad ik daarom de drie bovengenoemde moties.

Overleg CBR en rijschoolhouders

Hieronder geef ik aan hoe ik invulling geef aan de motie van de leden De Groot en Geurts (Kamerstuk 29 398, nr. 918). Op 25 mei heb ik u per brief (Kamerstuk 293 98, nr. 938) aangegeven dat er conform de motie constructief overleg plaatsvindt tussen het CBR en de brancheverenigingen over het plan van aanpak van de Taskforce Examenafname. Daarnaast heeft het CBR op 21 mei per brief de voorstellen van de branche ontvangen over hoe zij de slagingspercentages denken te kunnen verhogen.

Vanuit de rijschoolbranche is voorgesteld een pilot te starten rond collegiale toetsing waarmee hogere slagingspercentages worden beoogd, waarbij het CBR een faciliterende en monitorende rol speelt. Dit voorstel van en door de rijschoolbranche is gericht op een experiment waarin rijinstructeurs worden geschoold en begeleid in het examen-gereed-verklaren van een kandidaat, zo luidt het voorstel. Dit voorstel wordt op dit moment besproken met het CBR. Het CBR geeft aan positief tegenover een pilot rond collegiale toetsing te staan. Het examen-gereed-verklaren kan dan een volgende stap zijn, als de resultaten van de pilot bekend zijn.

Ook ik zie dit als een waardevol voorstel, omdat dit kan bijdragen aan hogere slagingspercentages. Daarnaast is het in lijn met het advies van de heer Roemer waarin wordt geadviseerd modulair examineren de norm te maken. Ook heeft het gesprek opgeleverd dat de meest gemaakte fouten op examens worden gedeeld, om zo de kwaliteit van de rijlessen te bevorderen.

De rijschoolbranche heeft aanvullend twee verzoeken gedaan die betrekking hebben op de tussentijdse toets. Ten eerste de vraag of het mogelijk kan worden gemaakt de tussentijdse toets af te leggen vóórdat het theorie-examen succesvol is afgerond. Dit verzoek was ingegeven door het feit dat op dat moment nog geen theorie-examen kon worden afgelegd bij het CBR. Daardoor kon voor mensen die een tussentijdse toets wilden doen vertraging in de rijopleiding ontstaan. Het theorie-examen kan nu wel weer worden afgelegd. Daarmee is dit verzoek niet meer actueel. Ten tweede is het verzoek gedaan om de vrijstelling voor bijzondere manoeuvres onbeperkt geldig te laten zijn, in plaats van tot het eerstvolgende examen. Dit voorstel vergt mogelijk wijziging van regelgeving en wordt nader bekeken door het CBR en mij.

Overige moties

De motie van het lid Van Baarle (Kamerstuk 29 398, nr. 927), die oproept in gesprek te blijven met verzekeringsmaatschappijen en leasemaatschappijen teneinde voor rijschoolhouders en taxichauffeurs met omzetverlies betalingen op te schorten of uit te stellen is beantwoord in de Kamerbrief van 10 mei (Kamerstuk 29 398 nr. 934). Ik heb hierin onder meer aangegeven dat de signalen van de rijschoolbranche zijn gedeeld met de verzekerings- en leasemaatschappijen.

Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat het raamwerk voor ondernemers in financiële nood niet is verlengd. Het Verbond geeft aan dat de regeling duidelijkheid en rust heeft gebracht en partijen de tijd heeft geboden om tot maatwerk te komen. Daar waar nodig blijven verzekeraars ook in de toekomst ondernemers met maatwerk ondersteunen, zo geeft het verbond aan. De motie is hiermee uitgevoerd.

2. Advies Verbetering Autorijscholenbranche

Op 14 april heb ik u het advies van de heer Roemer aangeboden over verbeteringen in de autorijscholenbranche (Kamerstuk 29 398, nr. 917). In mijn brief heb ik een onderscheid gemaakt tussen de maatregelen die dit demissionaire kabinet op korte termijn kan nemen en de lange termijn maatregelen die politieke besluitvorming vergen van een nieuw, missionair kabinet.

Korte termijn acties

Voor wat betreft de korte termijn acties heb ik aangegeven dat ik zal stimuleren dat deze door de rijschoolbranche, IBKI en het CBR worden opgepakt. In het nota- overleg heb ik toegezegd u rond de zomer over de voortgang van de korte termijn acties te rapporteren. Bovengenoemde pilot ten behoeve van collegiale toetsing is één van de korte termijn acties die nu lopen.

Aanvullend verken ik met de RDW welke stappen kunnen worden gezet voor een keuring van de dubbele bediening in lesauto’s.

Met IBKI ben ik in gesprek over de vraag hoe het bestaande register dat IBKI bijhoudt toegankelijker kan worden gemaakt voor de burger en welke relevante informatie hieraan nu al kan worden toegevoegd zonder wijziging van wet- en regelgeving. IBKI beziet tevens of de vindbaarheid voor de consument van de zogenaamde bevoegdheidschecker – is een instructeur bevoegd op grond van de WRM 1993- kan worden verbeterd. Daarnaast zal IBKI het effectiever inzetten van een kwaliteitscontrole op de uitvoering van de theoretische bijscholing van rijinstructeurs voorbereiden.

Ook de overige leden van de begeleidingsgroep die betrokken waren bij de totstandkoming van het advies «van Rijles naar Rijonderwijs» worden op reguliere basis betrokken bij de voortgang. Zo is er op 18 juni een bijeenkomst waarin deze leden worden bijgepraat over de lopende korte- en lange termijn acties.

Lange termijn acties

De Kamer heeft met de motie van de leden Hagen en De Hoop (Kamerstuk 29 398, nr. 919) opgeroepen voortvarend aan de slag te gaan met de adviezen uit het rapport van de heer Roemer. Hier geef ik invulling aan door een aantal voorbereidende stappen te zetten die nodig zijn zodat het nieuwe kabinet zo spoedig mogelijk een besluit kan nemen over de verdere opvolging van het advies van de heer Roemer.

Er is een projectteam samengesteld dat gaat kijken naar verschillende aspecten van de lange termijn acties, zoals uitvoerbaarheid, gevolgen voor wet- en regelgeving, financiën en hoe implementatie eruit zou zien. We werken daarbij samen met de branche, IBKI en het CBR.

De besluitvorming om de lange termijn acties daadwerkelijk uit te voeren is vervolgens aan een volgend kabinet. Hier zijn we de komende maanden mee aan de slag, wat het volgende kabinet in staat stelt zo snel als mogelijk met een integrale kabinetsreactie op het advies van de heer Roemer te komen.

Een belangrijk onderdeel van het advies dat ik hier wil noemen is het modulair opleiden en examineren. Dit houdt in dat de rijopleiding in fasen of modules is opgebouwd en meervoudige toetsmomenten kent: van eenvoudige naar meer complexe taken en van eenvoudige naar meer complexe verkeerssituaties. Door modulair te examineren is het examen minder een momentopname (een foto) en wordt beoogd de examenkandidaat tussentijds feedback te geven en kennis- en vaardigheden stapsgewijs eigen te maken (een film).

Dit is ook in de technische briefing op 25 mei door de heer Roemer benoemd als belangrijk onderdeel van het advies. Voor het modulair opleiden bestaan al methodes in de markt waarmee ervaring op wordt gedaan. Voor wat betreft het modulair examineren gaan naar verwachting vanaf september de zogenaamde «Proeftuinen Beginnend Bestuurder» van start. Dit is één van de maatregelen van het landelijk actieplan verkeersveiligheid 2019–2021 (LAP) als uitwerking van het strategisch plan verkeersveiligheid (SPV) waarover u een stand van zaken heeft ontvangen met de brief van 20 mei 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 936).

Het gaat hierbij om een grootschalig onderzoeksproject waarin wordt onderzocht welke aanpassingen in het huidige examenmodel bijdragen aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Hierbij wordt gekeken naar begeleid rijden, verlengd examen en modulair examineren. Deze laatste proeftuin, modulair examineren, heeft een directe relatie met modulair opleiden en sluit daarmee aan op deze aanbeveling uit het advies van de heer Roemer. De resultaten van de Proeftuinen worden meegenomen in de verdere implementatie en uitwerking van dit advies.

Over de motie van het lid Alkaya (Kamerstuk 29 398, nr. 928) die vraagt de maatschappelijke kosten en baten uit het advies in kaart te brengen en de motie van de leden Van Baarle en Stoffer (Kamerstuk 29 398, nr. 926) die vraagt de effecten van het advies op de consumentenprijs voor het behalen van een rijbewijs te onderzoeken heb ik u in het notaoverleg van 19 april aangegeven deze te betrekken bij het vervolgtraject. Voor beide moties geldt dat de gevolgen mede afhankelijk zijn van de definitieve keuzes die een volgend kabinet maakt.

3. Medische rijgeschiktheid

Tot slot zijn er nog enkele moties op het onderwerp medische rijgeschiktheid aangenomen. Hierbij merk ik ook op dat de online raadpleging met oog op de optimalisatie van het stelsel medische rijgeschiktheid in de tweede helft van juni van start gaat.

Advies gezondheidsraad stabiele ziektebeelden

De motie van de leden Geurts en Stoffer (Kamerstuk 29 398, nr. 922) vraagt bij de herziening van het stelsel van de medische rijgeschiktheid te onderzoeken of de periodieke medische keuring of andere restricties voor mensen met een stabiel ziektebeeld kunnen vervallen. Hieraan geef ik op de volgende wijze invulling.

Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd, werk ik aan een meerjarenplanning waarin ik opneem welke adviesaanvragen ik bij de Gezondheidsraad (GR) voornemens ben in te dienen. Zo blijft gewaarborgd dat de REG2000 continu geactualiseerd wordt.

Afgelopen jaar heb ik de GR advies gevraagd over de eisen die gesteld worden aan mensen met een pacemaker, ADHD en een autismespectrumstoornis (ASS). Dit heeft geleid tot de afschaffing van de verplichte herkeuring voor mensen met een pacemaker en de afschaffing van de verplichte rijtest voor mensen met ADHD (per april) en ASS (per juli). Dit kan zonder dat de verkeersveiligheid hiermee in het geding komt. Daarmee is tevens voldaan aan de toezegging de Kamer voor de zomer te informeren over het onderzoek van de GR naar de verplichte rijtest voor mensen met een autismespectrumstoornis.

Op basis van bovengenoemde motie werk ik aan een nieuwe adviesaanvraag waarbij de eerste stap is de GR te vragen welke stabiele aandoeningen of ziektebeelden uit de REG2000 te identificeren zijn.

Daarnaast werk ik aan een adviesaanvraag omtrent de medische keuring voor mensen die te maken hebben gehad met een psychose. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) heeft mij onlangs geadviseerd om de eisen inzake deze keuring onder de loep te nemen. Ik vraag de GR mij te adviseren over de gevolgen van het advies van de NVvP voor de verkeersveiligheid. Ik verwacht de Kamer hierover eind dit jaar nader te kunnen informeren.

Pilot diabetes en oogmetingen

In de Kamerbrief inzake de stand van zaken CBR van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 858) heb ik uw Kamer toegezegd een verkenning te starten naar een pilot rondom diabetes en oogmetingen. Ik koppel hierbij de uitkomsten aan uw Kamer terug en hiermee beschouw ik de motie van het lid Postma (Kamerstuk 29 398, nr. 852) als afgedaan.

Het initiatief van deze pilot lag bij de Diabetes Vereniging Nederland (DVN) die signaleerde dat mensen met diabetes mellitus het idee hebben dubbele keuringen te moeten doen: een keuring specifiek voor hun medische rijgeschiktheid en een reguliere oogmeting bij hun eigen arts. Samen met DVN, het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) en het CBR heb ik verkend wat voor alternatieven hiervoor mogelijk zijn.

Uit deze verkenning is gebleken dat reguliere oograpporten niet zomaar voor de medische keuring gebruikt kunnen worden, omdat bij de medische keuring andere waarden gemeten worden dan bij het reguliere consult. Een binoculair gezichtsveld meting is hier een voorbeeld van. Het meten van deze extra waarden past niet binnen de tijd en omschrijving van een regulier consult van de oogarts. Als hiervoor extra tijd gereserveerd zou moeten worden, kan dit tot gevolg hebben dat de patiënt alsnog met dubbele kosten zit.

Er is daarnaast een grote variatie in de frequentie waarmee mensen met diabetes mellitus op controle komen bij de oogarts. Soms is er geen sprake van een fysiek bezoek aan een oogarts, maar wordt er gebruik gemaakt van fundusfotografie. Dit instrument voldoet volgens het CBR niet aan de vereisten die nodig zijn voor de beoordeling van de rijgeschiktheid.

Samen met het CBR, het NOG en DVN is derhalve geconcludeerd dat de twee oogmetingen te verschillend van aard zijn en het voor oogartsen in de praktijk niet uitvoerbaar is om de oogmeting in het kader van het reguliere diabetesconsult om te vormen naar een bredere oogmeting die ook benut kan worden voor de rijbewijskeuring.

4. Overige onderwerpen

Cijfermatig beeld VOG in de WRM 1993

Ik heb toegezegd u jaarlijks te informeren over de relevante cijfers rond de introductie van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de Wet Rijonderricht Motorvoertuigen (WRM 1993)2.

Op 1 april 2020 is de wijziging van de WRM 1993 in werking getreden. Een van de wijzigingen in deze wet betrof de plicht voor het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de volgende situaties:

  • 1. WRM-kandidaten die stage willen gaan lopen;

  • 2. Rijinstructeurs die hun WRM-bevoegdheid met vijf jaar willen verlengen;

  • 3. Rijinstructeurs die een eerste verlenging van hun WRM-bevoegdheid met zes maanden krijgen;

  • 4. Rijinstructeurs die hun WRM-bevoegdheid hebben laten verlopen en weer, via het herintrederstraject, WRM-bevoegd willen zijn;

  • 5. Rijinstructeurs die op dit moment rijinstructie geven in het buitenland en die in het bezit willen komen van een Nederlandse lesbevoegdheid.

Justis voert de VOG-screening uit onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de aantallen ontvangen aanvragen VOG, afgegeven VOG’s en geweigerde VOG’s over de periode 1 april 2020–1 april 20213.

Ontvangen

4.631 (100%)

Afgegeven

4.574 (98,77%)

Geweigerd

47 (1,01%)

   

Verzoek Europese Commissie coulance code 95 (beroepschauffeurs)

Tot slot informeer ik u hierbij over een verzoek dat ik recent heb gedaan aan de Europese Commissie om coulance voor code 95 te verlengen. De Europese Commissie besluit hierover naar verwachting eind juni aanstaande.

Het verzoek is gericht op een verlenging van maximaal tien maanden van rijbewijzen met code 95 die verlopen in de periode vanaf 1 juli 2021 tot 1 november 2021. Deze verlenging acht ik noodzakelijk omdat een groot aantal wegtransportchauffeurs uiterlijk 10 september 2021 hun periodieke nascholing moet hebben afgerond. Daarnaast is nascholingscapaciteit nodig voor buschauffeurs. De opleidingscapaciteit is door de COVID-19 maatregelen behoorlijk ingeperkt. Door de voorgestane verlenging van de coulance voor code 95 krijgen alle beroepschauffeurs voldoende tijd hun nascholing tijdig te voltooien.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

deze toezegging is gedaan in het kader van behandeling door de Tweede Kamer op 27 september 2018 van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen) (Kamerstuk 34 182). Handelingen II 2018/19, nr. 6, item 4

X Noot
3

De cijfers in de tabel zijn onder voorbehoud in verband met lopende (bezwaar- en beroeps)procedures. Het aantal geweigerde VOG’s per maand verschilt soms ten opzichte van het aantal aanvragen in die maand. Dat komt omdat een behandeling van de aanvraag soms doorloopt in een andere maand. De aanvraag kan hierdoor in een andere maand afgewezen worden dan in de maand waarin de aanvraag is binnengekomen.

Naar boven