29 398
Maatregelen verkeersveiligheid

nr. 215
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2010

Op 2 februari jl. vond een Algemeen Overleg over het CBR plaats (Kamerstuk 29 398, nr. 209). Met deze brief informeer ik u over een aantal toezeggingen die ik u daarbij heb gedaan.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op mijn toezegging om:

1. u te informeren over de opdrachtnemer van en de vraagstelling ten aanzien van het uit te voeren onafhankelijk onderzoek naar de verbetering van de publieke taakuitvoering bij het CBR;

2. u mijn reactie te doen toekomen op het rapport van de Vereniging van Rijschoolhouders regio Twente inzake de evaluatie van 1e fase van het nieuwe reserveringssysteem;

3. u te informeren over het vastgestelde jaarverslag van 2009 en de begroting van 2010 van het CBR;

4. u het interne audit-rapport van het CBR inzake vorderingen te doen toekomen;

5. u op korte termijn te informeren over de mogelijkheid van het stroomlijnen van de procedure rond de Eigen Verklaring met het oog op het verkrijgen van een Verklaring van Geschiktheid.

ad 1. Onderzoek

Zoals ik uw Kamer eerder heb aangegeven vind ik het belangrijk dat het CBR na de afronding van de lopende reorganisatie deze zomer, een nieuwe start kan maken. Ik heb daarbij als eindbeeld een doelmatige en professionele organisatie voor ogen waar de klant centraal staat en waarvan de taakuitvoering structureel voldoet aan het afgesproken prestatieniveau. Een organisatie waarvan zowel de governance als de cultuur op orde is. Een organisatie waarvan de continuïteit is geborgd, die op transparante wijze verantwoording aflegt en waar de medewerkers met plezier en trots werken.

Ik heb u gemeld dat ik een onafhankelijk, toekomstgericht onderzoek zal starten. Het onderzoek dient een helder inzicht te geven in de verbetermaatregelen die aanvullend op de lopende reorganisatie nodig zijn om het gewenste eindbeeld binnen een redelijk termijn te behalen. Op basis van dit inzicht zal ik na overleg met het CBR een toekomstgerichte verbeteragenda bepalen. Over de realisatie van deze verbeteragenda zal ik vervolgens heldere afspraken maken met de directie en de raad van toezicht.

Het onderzoek wordt in drie delen uitgevoerd en richt zich op vijf onderdelen: de cultuur, de governance, de financiën en pensioenlasten, de kwaliteit van de taakuitvoering en de informatievoorziening.

Cultuur en Governance

Het eerste deel van het onderzoek richt zich op de cultuur en governance van het CBR. Dit deel van het onderzoek start in april 2010 en wordt eind juni a.s. afgerond. Voor de organisatiecultuur richt de onderzoeksvraagstelling zich met name op de wijze van samenwerking binnen het CBR. Een belangrijk aandachtspunt is de relatie tussen directie, overig management en ondernemingsraad. De governance wordt in kaart gebracht door de aspecten te onderzoeken ten aanzien van de verantwoording over en het toezicht op de publieke taakuitvoering. Vanzelfsprekend worden daarbij als toetssteen de kaders gehanteerd die vanuit het kabinetsbeleid aan dergelijke organisaties zijn gesteld. Ik verwacht op basis van dit deelonderzoek eind juni inzicht te hebben in de situatie van de cultuur en governance van het CBR en de mogelijke verbetermaatregelen die nog nodig zijn om het gewenste eindbeeld te halen.

Financiën en pensioenen

Het tweede onderdeel betreft de financiën en de pensioenen. Medio mei 2010 ontvang ik het jaarverslag 2009 van het CBR en de accountantsverklaring. Daarnaast heb ik het CBR opgedragen om in dezelfde periode het feitenonderzoek naar de pensioenen af te ronden. Met betrekking tot de pensioenen heb ik u eerder gewezen op het feit dat het CBR voortvarend te werk moet gaan om, in overleg met de bonden, te komen tot een aanzienlijke versobering van de pensioenaanspraken van het personeel. Ik heb het CBR gevraagd mij uiterlijk 1 mei a.s. schriftelijk te informeren over de bereikte resultaten in dat CAO overleg.

Op basis van deze informatie zal ik het tweede deel van het onderzoek opstarten naar de financiële risico’s en eventuele aanvullende maatregelen die noodzakelijk zijn om deze risico’s te minimaliseren. Ik verwacht dat op dit onderdeel in de loop van de zomer de noodzakelijke verbetermaatregelen door het onderzoeksbureau in kaart zijn gebracht.

Kwaliteit taakuitvoering en informatievoorziening

In mei 2010 zal de Raad van Toezicht van het CBR in het kader van het verscherpt toezicht haar kwartaalrapportage uitbrengen. Op basis hiervan zal ik in juni a.s. het onderzoek starten naar de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van de taakuitvoering en de informatievoorziening.

Ik zal uw Kamer over ieder deelonderzoek rapporteren en verwacht het geheel voor het einde van deze zomer te hebben afgerond. Eind van deze zomer ligt er dan een volledig verbeterplan dat zich richt op vijf onderdelen: cultuur, governance, financiën, kwaliteit van de taakuitvoering en informatievoorziening. Het verbeterplan zal ook afspraken bevatten wanneer en hoe door het CBR aan mij verantwoording wordt afgelegd over de uitvoering van de afgesproken maatregelen. Gelet op de hoge druk die op de CBR organisatie staat, hecht ik er aan te melden dat de directie alles in het werk moet stellen om de gewenste en lang voorbereide reorganisatie door te zetten, mede op basis daarvan de prestaties van het CBR te verbeteren en afspraken te maken met de vakorganisaties om de pensioenen op de kortst mogelijke termijn te versoberen.

Onderzoeksbureau

Evenals uw Kamer hecht ik groot belang aan de onafhankelijkheid van het onderzoek. Ik zal uitsluitend die onderzoeksbureaus in overweging nemen die in de afgelopen vier jaar op geen enkele wijze betrokken zijn geweest bij het CBR. Gezien de diversiteit van de deelonderwerpen is zeer verschillende expertise nodig. Het kan zijn dat ik uiteindelijk de verschillende onderwerpen bij verschillende onderzoeksbureaus beleg.

Ad 2: Rapport van de RvRO

Door de Rijschool vereniging Regio Oost (RvRO) is voorafgaand aan het Algemeen Overleg van 2 februari 2010 een rapport aan de Tweede Kamer toegezonden over de eerste evaluatie van het nieuwe reserveringssysteem van het CBR. In dit rapport uit de RvRO kritiek op de in 2009 door het CBR uitgevoerde evaluatie «fase 1 aanpak reserveringstermijnen» die ik u per brief van 26 juni 2009 (kamerstuk 29 398, nr. 167) heb aangeboden en met u heb besproken tijdens het Algemeen Overleg van 7 oktober 2009. De kritiek van de RvRO betreft de juistheid van de door het CBR gepresenteerde cijfers en de onafhankelijkheid van het onderzoek. De RvRO is van mening dat de evaluatie feitelijke onjuistheden bevat, waardoor verkeerde conclusies zouden zijn getrokken. De RvRO stelt dat de evaluatie om die reden moet worden overgedaan.

De conclusie van de RvRO is gebaseerd op eigen berekeningen. De gegevens die daarbij zijn gebruikt, zijn afkomstig uit het evaluatierapport fase 1, uit stukken die via een WOB-verzoek van het CBR zijn verkregen en uit andere publicaties. Ik heb een analyse gemaakt van het rappport van de RvRO en constateer dat de RvRO aantallen ingedeelde examens, afkomstig uit het evaluatierapport fase 1 heeft vergeleken met aantallen werkelijk afgenomen examens. Ingedeelde examens hebben betrekking op de door rijscholen gekochte en door het CBR ingezette capaciteit. Het aantal ingedeelde examens ligt altijd hoger dan het werkelijk aantal afgenomen examens omdat een deel van de ingedeelde examens in de praktijk om verschillende redenen geen doorgang kan vinden. Het vergelijken van de aantallen ingedeelde en werkelijk afgenomen examens is daarom niet zonder meer mogelijk. De conclusie van de RvRO dat het evaluatierapport fase 1 van het CBR veel onjuistheden bevat, deel ik derhalve niet. Ik zie dan ook geen reden om deze evaluatie over te laten doen.

Ad 3: Begroting CBR

In het Algemeen Overleg heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over het vastgestelde jaarverslag 2009 en de begroting 2010 van het CBR. De begroting 2010 zend ik u hierbij als bijlage 1 bij deze brief toe.1 Het vastgestelde jaarverslag 2009 van het CBR (inclusief jaarrekening) zal medio mei beschikbaar zijn en zal ik zo spoedig mogelijk daarna aan uw Kamer toesturen. Beide documenten zullen overigens bij het aangekondigde onderzoek worden betrokken.

Ad 4: Interne audit rapport Vorderingen

In het Algemeen Overleg heb ik toegezegd uw Kamer het interne audit-rapport van het CBR inzake vorderingen te doen toekomen. Ik heb het betreffende rapport na het Algemeen Overleg van het CBR ontvangen. Ik constateer dat het rapport is opgesteld voor intern gebruik binnen het CBR en daarmee een vertrouwelijk karakter heeft. Om die reden stuur ik u het rapport als bijlage bij deze brief vertrouwelijk toe.2 Het auditrapport zal worden betrokken bij het aangekondigde onderzoek.

Ad 5: Stroomlijnen procedure eigen verklaring

In verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen heb ik op 11 januari 2010 in het kader van de voorhangprocedure uw Kamer het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen voorgelegd. Na afstemming met het CBR zijn in dit ontwerpbesluit concrete termijnen opgenomen voor alle (tussen)stappen die het CBR in het kader van de procedure rond de eigen verklaring moet doorlopen en die voorheen nog niet aan termijnen waren verbonden. U heeft over dit ontwerpbesluit op 26 januari 2010 enkele schriftelijke vragen gesteld. Ik zal deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden.

Naar aanleiding van uw verzoek tijdens het AO CBR van 2 februari jl. bekijk ik thans samen met het CBR of de procedure rond de eigen verklaring nog verder kan worden gestroomlijnd. De doorlooptijd van deze procedure is echter niet uitsluitend afhankelijk van de termijnen die het CBR hanteert. Een aanvrager moet immers vaak ook een afspraak maken met een arts of medisch specialist. De termijn waarop een arts of medisch specialist beschikbaar is en de termijn waarop deze hun bevindingen in een medisch rapport neerleggen, zijn ook van invloed op de doorlooptijd. Overleg met meerdere partijen is daarom noodzakelijk om de mogelijkheden om deze procedure verder te stroomlijnen in beeld te brengen. Ik streef er naar u hierover medio dit jaar nader te informeren.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
2

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven