29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 34 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2011

Op verzoek van lid Agema (PVV) stuur ik u mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie een overzicht van de stand van zaken van het actieplan «Ouderen in veilige handen». Dit plan heb ik u op 30 maart jongstleden mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie aangeboden.

Naar aanleiding van gesprekken met verschillende partijen constateer ik dat het tact én stelligheid vraagt om ouderenmishandeling bespreekbaar te maken en tegen te gaan. Tact, omdat het lang niet altijd gaat om opzet of moedwillige mishandeling. Waar mensen de zorg van hun naasten of cliënten niet meer aan kunnen, kan hun gedrag ontsporen. Dit is niet gewenst, niet voor degene die zorg ontvangt, maar ook niet voor de verzorger. Tegelijkertijd is stelligheid op zijn plaats. Waar het voorkomt, om welke reden dan ook, past onmiddellijke actie om het geweld te stoppen.

Ik wil bereiken dat we in de samenleving ouderenmishandeling niet gewoon vinden, maar er gezamenlijk tegen optreden. De schatting is dat jaarlijks 200 000 ouderen het slachtoffer worden van vormen van mishandeling. Daarvoor heb ik het actieplan opgesteld1. Doel van het plan is om het risico van ouderenmishandeling zo vroeg mogelijk te signaleren, het geweld zo vroeg mogelijk te stoppen, de positie van het slachtoffer te versterken en de pleger aan te pakken. Met tien concrete acties pakken we het probleem aan. Daarvoor trek ik jaarlijks structureel € 10 miljoen uit.

Bij de verdere uitwerking van de acties heb ik gemerkt hoezeer er nog een taboe op ouderenmishandeling ligt. Men zegt bijvoorbeeld: «Het komt bij ons niet voor» of «Hij is nu eenmaal mijn zoon en hij zorgt verder goed voor me».

Mensen die het taboe willen of durven te doorbreken, weten vaak niet wat ze moeten doen en bij wie ze terecht kunnen.

Verder komt ouderenmishandeling voor in zowel de huiselijke kring als in de professionele omgeving. Bij veel partijen ligt (een deel van) de oplossing: gemeenten, professionals, zorginstellingen, vrijwilligers. Waar veel partijen verantwoordelijk zijn, voelt meestal niemand zich aangesproken.

De acties uit het actieplan doorbreken het taboe, geven mensen instrumenten in handen om te handelen en spreken partijen op hun verantwoordelijkheid aan. Maar de eerste stap is het melden van (vermoedens van) ouderenmishandeling!

Op 15 juni jl. heb ik een meldpunt voor ouderenmishandeling in de zorg geopend. Dit meldpunt is ondergebracht bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Inmiddels is de eerste tussenrapportage (d.d. 29 september 2011) binnen. Tot en met eind september van dit jaar zijn er 65 meldingen2 binnengekomen van mogelijke ouderenmishandeling. Uit het IGZ-onderzoek van deze meldingen blijkt dat het in 21 gevallen daadwerkelijk om ouderenmishandeling gaat. Het is dus zeer belangrijk dat er gemeld wordt. Belangrijk resultaat is ook dat de zorginstellingen die het betrof, tot actie overgingen. Dit is het begin van verandering, want daarmee wordt er in deze instellingen bij nieuwe gevallen sneller en adequater gehandeld.

In deze eerste periode van de uitvoering van het actieplan heb ik ook aandacht gegeven aan die acties die het taboe op ouderenmishandeling helpen doorbreken en die het handelen bevorderen (signaleren en melden). Het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is onlangs aangeboden aan uw Kamer. De e-learningmodule «ouderenmishandeling» wordt ontwikkeld en er komt een toolkit voor vrijwilligers.

Verder heb ik Regioplan gevraagd een onderzoek te doen naar de inzet van het huisverbod bij ouderenmishandeling. De resultaten van dit onderzoek zullen worden gepresenteerd op 15 december aanstaande bij een landelijke bijeenkomst over het huisverbod voor gemeenten, steunpunten huiselijk geweld en politie die ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie organiseer.

Ook start begin 2012 de voorlichtingscampagne onder ouderen en hun omgeving.

Voor het slagen van het actieplan is de betrokkenheid van het hele veld belangrijk. Daarom worden de acties uit het actieplan uitgevoerd met betrokken partijen, zoals de ouderenbonden (de ANBO, de Unie KBO, de PCOB en NOOM), de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV), ActiZ, het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling en Mezzo. Deze partijen hebben mij laten weten blij te zijn dat ik ouderenmishandeling aanpak. Ik ben blij met de grote betrokkenheid van de veldpartijen.

Ik heb voor 2011 eenmalig € 5 miljoen beschikbaar gesteld aan de centrumgemeenten vrouwenopvang voor deskundigheidsbevordering bij de steunpunten huiselijk geweld, het verbeteren van de hulp en ondersteuning aan slachtoffers van ouderenmishandeling en het leggen van verbindingen met andere lokale beleidsterreinen zoals huiselijk geweld, ouderenbeleid en mantelzorg. Samen met de VNG ga ik begin 2012 na wat de inzet van gemeenten is geweest in het kader van deze extra impuls en wat er in het kader van het actieplan dan nog nodig is om op lokaal niveau de aanpak van ouderenmishandeling stevig neer te zetten.

Voor de komende periode werk ik aan het onderwerp ontspoorde mantelzorg3. Dit onderwerp kwam ook uit de gesprekken van de afgelopen tijd als een van de schrijnende problemen naar voren. Het gaat er om dat de zorg voor een ander zo zwaar wordt dat de mantelzorger niet meer in staat is om goede zorg te geven. Dit moet worden voorkomen. Samen met de gemeenten, de VNG, mantelzorgers zelf en andere partijen stel ik begin 2012 een plan op hoe overbelasting van mantelzorgers te voorkomen4. In dat plan wordt ook uitgewerkt welke snelle oplossingen er nodig zijn als de mantelzorg toch ontspoort.

Ook kom ik begin 2012 met een plan van aanpak om financiële uitbuiting te voorkomen. Voor dit plan biedt het onlangs verschenen zwartboek over het beroven van ouderen in zorginstellingen5 belangrijke bouwstenen.

Uw Kamer heeft bij de vragen over de begroting 2012 verzocht om inzicht in de verdeling van de € 10 miljoen. Over de inzet van de middelen voor gemeenten ben ik op dit moment in overleg met de VNG. Dit in het kader van mijn bredere beleid op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties, waarvan de aanpak van ouderenmishandeling onderdeel is. Over deze aanpak heeft uw Kamer op 14 december jongstleden mijn brief ontvangen. De resterende middelen worden ingezet voor de uitvoering van de projecten die hierboven zijn vermeld. Bij het jaarverslag 2012 wordt ingegaan op de specifieke verdeling per project.

Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd in te gaan op de vijf actiepunten van lid Agema (PVV), te weten een drie keer hogere straf, een landelijk registratiepunt voor veroordeelden, bredere toepassing van de rechterlijke machtiging, vaker een ambtshalve vervolging en een verwijsindex ouderen.

Ik constateer dat we dezelfde ambitie delen: het voorkomen en aanpakken van ouderenmishandeling. Ik zie de punten dan ook als een ondersteuning voor het door mij in gang gezette beleid. Ik loop de vijf punten langs.

Ten eerste het punt van de drie keer hogere straf. Ik heb hierover overlegd met mijn collega van Veiligheid en Justitie. Wij zijn voor het streng aanpakken van daders. Daarom heb ik in het voorstel voor de Beginselenwet AWBZ-zorg en het Wetsvoorstel cliëntenrecht in de zorg de meldplicht in gevoerd. Dit laatste voorstel ligt reeds bij de Tweede Kamer en recent heeft uw Kamer het voorstel voor de Beginselenwet samen met het nader rapport ontvangen. Verder wil de Minister van Veiligheid en Justitie een verscherpte aanpak van plegers van geweld in huiselijke kring. Hij heeft u daarover op 21 november jongstleden een brief gestuurd. Verhoging van de maximumstraf achten wij echter niet nodig. De kwetsbaarheid van het slachtoffer, dus ook van de oudere – hier vroeg ook het lid Venrooy van Ark (VVD) naar tijdens de begrotingsbehandeling – is een omstandigheid die door het openbaar ministerie en de rechter binnen het gestelde strafmaximum van het delict (zware) mishandeling wordt meegewogen.

Wanneer er sprake is van mishandeling zoals omschreven in het Wetboek van Strafrecht 300 – 303, kan de straf op basis van artikel 304 van dit Wetboek met een derde worden verhoogd als er sprake is van «een relatie» tussen verdachte en slachtoffer.

Het voorstel voor een landelijk registratiepunt voor medewerkers die wegens ouderenmishandeling ontslagen zijn, wil ik graag nader bestuderen, ook in het licht van de in te voeren Verklaring omtrent Gedrag (VOG) in het kader van de bovengenoemde wetsvoorstellen. Over de bredere toepassing van de rechterlijke machtiging willen de Minister van Veiligheid en Justitie en ik in overleg met lid Agema nagaan wat de mogelijkheden zijn.

Over meer ambtshalve vervolging, het vierde punt, merk ik op dat bij zaken over huiselijk geweld, waar ouderenmishandeling in huiselijke kring onder valt, het uitgangspunt is dat ambtshalve vervolging in beginsel plaatsvindt. In de Aanwijzing huiselijk en eergerelateerd geweld van het Openbaar Ministerie is neergelegd dat, wanneer het slachtoffer uit angst, schaamte of loyaliteit met de pleger, geen aangifte wil doen, er zoveel mogelijk bewijs wordt verzameld ten behoeve van een eventuele ambtshalve vervolging. Samen met de Minister van Veiligheid en Justitie ga ik na of aanvullende acties nodig zijn om dit instrument vaker voor ouderenmishandeling in te zetten.

Het laatste actiepunt van lid Agema gaat over een verwijsindex ouderen. Ik onderschrijf het belang om kwetsbare ouderen goed in het vizier te hebben. Ik wil nagaan op welke manier dat het beste kan, in overleg met onder andere de Inspectie voor de Gezondheidszorg en ActiZ.

De uitvoering van de motie van de Leden Wiegman-Van Meppelen Scheppink (CU) en Voortman (GL)6, voor wat betreft het onderdeel dat betrekking heeft op het actieplan, betrek ik bij het in het actieplan aangekondigde onderzoek naar de inzet van ouderenmentoren bij ouderenmishandeling. Dit onderzoek wordt in 2012 uitgevoerd.

Over de voortgang van het actieplan, van de hierboven genoemde punten en van de uitvoering van de motie zal ik de Tweede Kamer in september 2012 een brief met de stand van zaken sturen.

In bijlage 1 en 2 zijn de verslagen van het schriftelijk overleg 2011 en 2010 opgenomen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Het actieplan is tevens onderdeel van de rijksbrede aanpak «geweld in huiselijke kring» waarover uw Kamer onlangs een brief heeft ontvangen naar aanleiding van het WODC-onderzoek naar het landelijk beleid huiselijk geweld 2002–2011.

X Noot
2

De laatste berichtgeving spreekt over 82 meldingen in de afgelopen vier maanden.

X Noot
3

Volgens Bakker (2001) is ontspoorde mantelzorg «mantelzorg die door de overbelasting de grens van goede zorg overschrijdt».

X Noot
4

Over het bredere beleid op het gebied van mantelzorg en vrijwilligerswerk ontvangt de Tweede Kamer eind dit jaar een brief.

X Noot
5

René F.W. Diekstra, Verzorgingstehuis of plaats delict? Een zwartboek over het beroven van ouderen in zorginstellingen, Leiden, november 2011.

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 XVI, nr. 56.

Naar boven