nr. 124
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2009
Tijdens het algemeen overleg op 3 december 2008 (29 383, nr. 120)
over de handhavingstructuur en het eindbeeld Mans/Wabo/Oosting heb ik toegezegd
uw Kamer te informeren over het vervolgproces op de kabinetsreactie van 6 november
2008 (22 343, nr. 215). Met deze brief geef ik, mede namens mijn
ambtgenoot van Justitie, graag uitvoering aan die toezegging.
Het eindbeeld van het kabinet
In de brief van 6 november 2008 (22 343, nr. 215) heeft het
kabinet een samenhangende visie geschetst op de verbetering van de uitvoering
van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het terrein van de regelgeving
van VROM. Deze uitvoering kenmerkt zich op dit moment door een knellend kwaliteitstekort,
een complexe bevoegdheidsverdeling en een aanzienlijke afstemmingslast tussen
de vele betrokken overheden bij het toezicht en de handhaving. De door het
kabinet geschetste visie biedt een duidelijke oplossingsrichting voor de problematiek,
maar is geen blauwdruk. Daarom heeft het kabinet ruimte geboden aan het IPO
en de VNG om voor april 2009 met eigen voorstellen te komen waarmee de bestaande
problemen minstens even goed kunnen worden opgelost.
Het vervolgproces
Het IPO, de VNG en de UvW hebben in een bestuurlijk overleg op 12 februari
2009 aangegeven dat zij zich in grote lijnen kunnen vinden in de analyse van
de problematiek. Ook wordt onderschreven dat de knelpunten in de uitvoering
moeten worden weggenomen. In dat kader hebben zij aangeboden om in april 2009
een alternatief voorstel te doen voor een gezamenlijk uitvoeringsprogramma,
met een duidelijk tijdpad en bijbehorende projectstructuur. Daarbij is het
uitgangspunt van het IPO en de VNG dat de vergunningverlening, het toezicht
en de handhaving in het hele land aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen.
In het verlengde daarvan zullen zij een voorstel doen voor de
inrichting van een landsdekkende en robuuste uitvoeringsstructuur, inclusief
samenwerkingsverbanden. Het toezicht en de handhaving worden daarbij goed
betrokken en er zal worden meegewerkt aan de verbetering van de informatiehuishouding
en -uitwisseling tussen de diverse overheidsorganisaties. Ook zal een voorstel
worden gedaan over de verdeling van de bevoegdheden tussen gemeenten en provincies
in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarbij
zal tevens een oplossing worden voorgesteld voor de fase tussen het in werking
treden van de Wabo en de realisatie van het gezamenlijke eindbeeld.
In de bijlage1 bij deze brief staat een overzicht
van de activiteiten die het IPO en de VNG reeds in gang hebben gezet om in
april tot een volledig voorstel te kunnen komen voor het gezamenlijke uitvoeringsprogramma.
Daarnaast is van belang uw Kamer te melden dat de VNG een aantal ledenbijeenkomsten
heeft georganiseerd, in samenwerking met het IPO. Deze bijeenkomsten waren
bedoeld om te peilen hoe gemeenten tegen de problematiek aankijken en in hoeverre
de geconstateerde knelpunten en oplossingsrichtingen worden gedeeld. Tijdens
de bijeenkomsten is duidelijk geworden dat op veel plaatsen in het land reeds
initiatieven worden ondernomen om tot samenwerking in de uitvoering te komen.
In veel gevallen nemen de provincies hierbij het voortouw om in dialoog met
gemeenten tot een verkenning hiervan te komen.
In het bestuurlijk overleg van 12 februari jl. heb ik kunnen constateren
dat sprake is van een gedeeld belang bij de structurele verbetering van de
uitvoering van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van de
VROM-regelgeving. In dat kader heb ik mijn vertrouwen uitgesproken in het
proces dat nu door de bestuurlijke partners in gang is gezet. Nadat ik hun
voorstellen in april in ontvangst heb mogen nemen, zal ik uw Kamer nader informeren
aan de hand van het gezamenlijke uitvoeringsprogramma.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer