29 344 Terugkeerbeleid

Nr. 123 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2014

Tijdens het algemeen overleg over opvang en terugkeer van asielzoekers op 2 juli 2014 (Kamerstuk 19 637, nr. 1901), heb ik toegezegd uw Kamer een overzicht te sturen over hoe de vrijwillige terugkeer is te stimuleren en te verbeteren. Ik ben hiertoe in gesprek gegaan met gemeenten en betrokken organisaties en ik heb informatie ingewonnen bij andere EU-lidstaten.

Uitgangspunt voor het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij Nederland moet verlaten. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt de vreemdeling hierbij met diverse maatregelen.

Reeds in 1991 is het zogeheten REAN-programma (Return and Emigration of Aliens from the Netherlands) van start gegaan. Dit programma wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en ziet op het zoveel mogelijk wegnemen van praktische belemmeringen. Binnen het REAN-programma kunnen in principe alle vreemdelingen (behalve uit Westerse landen) ondersteuning krijgen die bestaat uit:

  • Voorlichting over terugkeer;

  • Het geven van advies en informatie over terugkeer;

  • Begeleiding bij vertrek op Schiphol en voor zover van toepassing bij transit en aankomst;

  • Een vliegticket naar een plaats zo dicht mogelijk bij de eindbestemming en, indien nodig, een vergoeding om verder te reizen over land;

  • Ondersteuning bij het verkrijgen van een reisdocument en vergoeding van de kosten;

  • Een financiële bijdrage, ook wel een ondersteuningsbijdrage genoemd, om de eerste periode na vertrek uit Nederland te kunnen overbruggen. Personen die geen verblijf in Nederland hebben aangevraagd, komen niet voor een ondersteuningsbijdrage in aanmerking;

  • Extra individuele begeleiding / herintegratieondersteuning voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel en migranten met gezondheidsproblemen.

Om de vrijwillige of zelfstandige terugkeer en herintegratie in het land van herkomst verder te stimuleren is er bovendien de Herintegratieregeling Terugkeer (HRT) die ook door IOM wordt uitgevoerd. De HRT voorziet in een extra financiële ondersteuning van uitgeprocedeerde asielzoekers. Volwassenen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen kunnen in aanmerking komen voor een financiële ondersteuning ter waarde van € 1.750, Voor (begeleide) kinderen is dit bedrag € 880.

Met de komst van het Europees Vluchtelingenfonds en later het Europees Terugkeerfonds is voor de Nederlandse overheid meer financiële ruimte ontstaan voor andere vormen van terugkeer- en herintegratie-ondersteuning. Door IOM, gemeenten, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties zijn met nationale en Europese middelen verschillende projecten uitgevoerd waarin aan vreemdelingen «in natura» ondersteuning is geboden. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het bieden van een (vak)opleiding, het opstellen van een businessplan of het kopen en verschepen van materialen.

Op basis van de ervaringen die door deze partijen zijn opgedaan en de evaluatie van het migratie- en ontwikkelingsbeleid is besloten structureel middelen vrij te maken voor deze vorm van ondersteuning. Inmiddels zijn en worden door IOM en verschillende partijen in het maatschappelijk middenveld projecten uitgevoerd om de herintegratie in het land van herkomst te vergemakkelijken. Daarnaast zijn de betrokken ambtenaren van het Ministerie van Veiligheid en Justitie makkelijk toegankelijk en is er op diverse momenten contact over de voortgang of over nieuwe ideeën. Verder spreek ik regelmatig op formele en informele wijze met verschillende organisaties die werkzaam zijn in het vreemdelingendomein (zoals gemeenten, VluchtelingenWerk Nederland, IOM, verschillende NGO’s). Zij delen met mij hun ervaringen en ideeën op het gebied van terugkeer.

Voorts is in het kader van het programma Versterking Vreemdelingentoezicht en Handhaving (VVH) eind juli 2013 het project Lokale Samenwerking van start gegaan waarin door de vreemdelingenketen wordt samengewerkt met een aantal pilotgemeenten en maatschappelijke instellingen. Met dit project wordt beoogd om lokale problematiek met vreemdelingen op te lossen, illegaal verblijf tegen te gaan door zelfstandige terugkeer te stimuleren en voor de gemaakte keuzes maatschappelijk draagvlak te creëren. In dat verband is landelijk een aantal pilots ingericht, waarbij gemeente, IOM, IND, Politie, DT&V en maatschappelijke (hulpverlenings-) organisaties – elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid – samenwerken in de aanpak van zaken waarin een gedeelde problematiek wordt ervaren. Dit kunnen zaken zijn van bijvoorbeeld overlastgevende vreemdelingen of van vreemdelingen die kwetsbaar zijn. De betreffende gemeente heeft in deze pilots de regie.

Ook op Europees niveau leert Nederland graag van de praktijken van andere Europese (lid)staten ter bevordering en verbetering van vrijwillige of zelfstandige terugkeer van vreemdelingen. Om die reden hebben Nederland en België destijds het initiatief genomen voor een Europees samenwerkingsproject. Op dit moment werken zeven Europese landen samen in het European Reintegration Network (ERIN). Het voornaamste doel van ERIN is om operationele samenwerking tussen Europese lidstaten te bewerkstelligen op het gebied van herintegratie.

Hiervoor worden onder meer gezamenlijke herintegratieprojecten opgezet in ten minste zes landen van herkomst. Op deze wijze wordt op Europees niveau ingezet op een effectiever en efficiëntere terugkeer en herintegratie. Bovendien is binnen het Europees Migratienetwerk (EMN) in 2014 de Return Experts Group opgericht. Deze expert groep heeft als primair doel informatie-uitwisseling over vrijwillige of zelfstandige terugkeer en praktische samenwerking tussen Europese lidstaten op het gebied van terugkeerprogramma's te bevorderen.

Op Europees niveau wordt inmiddels ook serieus gesproken over meer coherentie en coördinatie tussen de interne en externe dimensie van het migratiebeleid, inclusief terugkeer. Ik heb daarvoor tijdens de JBZ-Raad in maart 2014 een pleidooi gehouden, omdat de migratieproblemen zo complex zijn geworden dat individuele Lidstaten die niet meer zelf kunnen oplossen. De EU heeft veel meer slagkracht. Er is een initiatief om met drie herkomstlanden een pilot op te starten om die integrale aanpak vorm te geven. Over de invulling daarvan heeft momenteel overleg plaats.

Voorts merk ik op dat ik het beleid ook regelmatig laat evalueren door onder andere het WODC. Het laatste rapport van het WODC1 heeft uw Kamer voor de zomer ontvangen. Maar ook een eerder rapport van het WODC «Kiezen tussen twee kwaden»2 heeft waardevolle inzichten gegeven op het terrein van terugkeer. Verder laat ik mij regelmatig adviseren door de Advies Commissie Vreemdelingenzaken (ACVZ). Momenteel is de ACVZ bezig met een evaluatie van de strategische landenbenadering terugkeer. Graag verwijs ik u ook naar de adviezen «geen land in zicht» en «verloren tijd». Samen met de collega’s van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ongeveer 2 keer per jaar met de diaspora en migrantenorganisaties gesproken waarbij ook terugkeer aan bod komt. Ongeveer één keer per jaar nodig ik wetenschappers uit op het departement om met mijn ambtenaren hun kennis te delen. De volgende bijeenkomst staat gepland voor 22 januari 2015. Ook op andere gelegenheden is er contact met academici. Zo hebben mijn ambtenaren deze zomer nog promovendi van de Universiteit van Maastricht presentaties gekregen van hun onderzoeken naar diverse aspecten van terugkeer.

Voorgaande maakt duidelijk dat ik mijn oor regelmatig te luisteren leg om na te gaan hoe de zelfstandige terugkeer verder kan worden gestimuleerd. Dit neemt niet weg dat terugkeer, zowel zelfstandig als gedwongen, zeer weerbarstig is. Er spelen hierin meerdere aspecten mee die niet door de overheid zijn te beïnvloeden. Duidelijk is dat terugkeer in de eerste plaats immers de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken vreemdeling betreft.

Daar waar mogelijk worden vreemdelingen, die het aangaat geholpen. Ik blijf mij inspannen om de terugkeer van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben op verblijf in Nederland te stimuleren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 29 344, nr. 120

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1349

Naar boven